Song of Solomon 4:13

54) Uw scheuten

Of, uwe planten, of ranken, of plantsoenen; dat is, de gelovigen en ledematen der kerk zijn overvloediglijk met goede werken versierd en vervuld, gelijk een granaatappel vol korrels is. Zij zijn als vruchtbare bomen geplant bij een vers water, Ps. 1:3, en Ps. 92:13.

Ps 1.3 92.12

55) een paradijs

Of, lusthof, schone boomgaard. Het betekent eigenlijk ene plaats met bomen beplant, gelijk blijkt uit Pred. 2:5; het wordt ook somtijds genomen voor een bos of woud, Neh. 2:8.

Ec 2.5 Ne 2.8

56) edele vruchten,

Of, uitnemende, voortreffelijke vruchten. Versta hierdoor de goede werken der gelovigen, die God aangenaam zijn, gelijk granaatappelen en andere lieflijke vruchten den mensen zijn.

57) cyprus

Zie boven, Hoogl. 1:14. Hebreeuws, cyprussen met nardussen, of veel cyprus met veel nardus. Daarom wordt het woord nardus hier gesteld in het getal van velen, en Hoogl. 4:14; in het getal van een, omdat er verscheidene soorten van nardus zijn; of versta hier de bladeren van cyprus en nardus, die ook wŠl rieken.

So 1.14 4.14

1 Corinthians 12:5-6

13) der bedieningen,

Dat is, kerkelijke diensten, die verhaald worden 1 Cor. 12:28.

1Co 12.28

14) dezelfde Heere;

Namelijk Jezus Christus, die ze heeft ingesteld, en die den enen beroept tot dezen dienst, en den anderen tot een anderen, alzo het hem belieft. Zie Ef. 4:11.

Eph 4.11
15) der werkingen, doch

Dat is, der wonderbaarlijke gaven van gezondmakingen en andere mirakelen. Zie 1 Cor. 12:9,10.

1Co 12.9,10

16) dezefde God, die

Namelijk de Vader door zijn Zoon en Heiligen Geest, wien de werkingen dezer gaven mede toegeschreven worden; Joh. 5:19,21, en hier, 1 Cor. 12:11.

Joh 5.19,21 1Co 12.11

Galatians 5:22-23

79) de vrucht des Geestes

Dat is, de werken, die de Geest Gods in de wedergeborenen werkt; en uit welke de wedergeboorte bekend wordt.

80) blijdschap,

Namelijk door den Heiligen Geest, Rom. 14:17; ontstaande uit de verzekering, dat wij vrede met God hebben.

Ro 14.17

81) geloof,

Dat is, trouw in de belofte en bediening zijns ambts.

82) matigheid.

Of, kuisheid, onthouding van onbehoorlijk lusten.

83) de zodanigen

Dat is, die deze en dergelijke deugden in hun leven beoefenen en betonen.

84) is de wet niet.

Namelijk die hen zal verdoemen. Zie Gal. 5:18.

Ga 5.18

1 Peter 4:10

25) gelijk hij gave

Namelijk van God. Waaronder ook de verscheiden roeping tot gebruik dezer gaven wordt verstaan; gelijk Ef. 4:8.

Eph 4.8
Copyright information for DutKant