Song of Solomon 7:5

21) Karmel,

Zie van den berg Karmel, 1 Sam. 25:2,5, en 1 Kon. 18:19,20 tot 1 Kon. 18:42, en elders meer. Deze woorden nu, uw hoofd op u is als Karmel, kunnen betekenen dat de Bruid met wijsheid en verstand voortreffelijk begaafd is; gelijk de berg Karmel, zeer vruchtbaar zijnde, veel goede vruchten voortbracht. Anderen vertalen hier het woord Karmel door karmozijn, gelijk een gelijk woord, te weten Karmil, vertaald wordt, 2 Kron. 3:14.

1Sa 25.2,5 1Ki 18.19,20,42 2Ch 3.14

22) de haarband

Versta hier dien band, waarmede men den pronk of het sieraad des hoofds opbindt. Het Hebreeuwse woord dallath betekent eigenlijk dunnigheid, tederheid, properheid, zodat het hier ook kan beduiden dun of teder haar. Zie Hoogl. 4:1.

So 4.1

23) purper;

Deze kleur, alsook karmozijn, droegen eertijds koningen en prinsen, en was derhalve deze Bruid wel passende en betamende, die ene prinsendochter genoemd wordt, Hoogl. 7:1. En deze kleuren zijn afbeeldingen van het bloed van Jezus Christus.

So 7.1

24) de koning

Versta hier bij den koning den koning Salomo, zijnde een figuur van Christus. De zin is: Als de koning wil gaan over de galerij van de ene kamer naar de andere, en in het gaan u ziet, zo moet hij stilstaan om u te aanschouwen, niet anders dan of hij aan de galerij vastgebonden ware. Anders: De koning wordt [daarvan] gebonden aan de gangen.

25) op de galerijen.

Het Hebreeuwse woord Rehatim is Gen. 30:38,41, en Exod. 2:16, vertaald goten; maar een gelijk woord Hoogl. 1:17, is vertaald galerijen, gelijk het hier ook alzo moet genomen worden; en versta door het woord galerijen gebouwen langs de huizen gaande. En op, of in, de galerijen gebonden te zijn, betekent hier, dat Christus een vaste woning of verblijf heeft in het huis zijner kerk, waar deze gebonden is en gebonden blijft met de banden der liefde, die Hij zijn lieve Bruid, de kerk, is toedragende, Rom. 8:35. Zie ook Ps. 45:12; Jes. 62:4; Ezech. 37:25,26, en Ezech. 48:25; Hos. 2:19; Joh. 14:23; 2 Cor. 6:16; Openb. 22:3,5.

Ge 30.38,41 Ex 2.16 So 1.17 Ro 8.35 Ps 45.11 Isa 62.4 Eze 37.25,26 48.25 Ho 2.20 Joh 14.23 2Co 6.16 Re 22.3,5

Song of Solomon 7:9

37) uw gehemelte

Dat is, de leer der kerk is gelijk goede wijn om de bedroefde harten te laven en te verkwikken; Spreuk. 31:6. Zie ook deze gelijkenis van den wijn genomen, Jes. 55:1, en Spreuk. 9:5.

Pr 31.6 Isa 55.1 Pr 9.5

38) recht

Hebreeuws, naar de gerechtighende; dat is, recht toe recht aan, gelijk men gemeenlijk spreekt. Alzo ook Spreuk. 23:31. Anders: die naar de gerechtigheden tot mijn beminde gaat. Dat is, wiens woorden daartoe strekken om anderen tot Christus te brengen en alzo ter gerechtigheid, dat is tot alle goede werken, waarin Hij wil dat wij zullen wandelen.

Pr 23.31

39) tot mijn Beminde

Dat is tot elkeen van mijne ledematen.

40) doende

De mening is, gelijk de wijn de mensen spraakzaam maakt, Spreuk. 23:29, alzo maakt de Geest Gods dat degenen, die denzelven hebben rijkelijk in hen wonende, spreken van de verborgenheden Gods en vertellen de grote daden des Heeren, Hand. 2:4,11,13, enz.

Pr 23.29 Ac 2.4,11,13

41) der slapenden

Dat is dergenen, die nu uit den slaap der zonde gewekt zijn door de predikatie van het goddelijke Woord; Ef. 4:14.

Eph 4.14
Copyright information for DutKant