Song of Solomon 8:11

50) Salomo

Men kan deze woorden nemen als van Christus gesproken te zijn, of van de Bruid. Indien het de woorden van Christus zijn, zo is het ene gelijkenis tussen Salomo met zijnen wijngaard en tussen Christus met den zijnen. Salomo kon zelf geen acht hebben op zijne wijngaarden, [gelijk ook David niet had kunnen doen; 1 Kron. 27:27] maar hij stelde ambtlieden om op dezelve te passen, die hem een jaarlijksen penning daarvoor gaven, en zelf genoten zij enig voordeel voor hunne moeite; maar Christus, die altijd bij zijne kerk is, Matth. 28:20; Openb. 2:1, slaat zelf zijn wijngaard gade, en derhalve komen al de vruchten daarvan Hem alleen toe. Indien dit de woorden der Bruid zijn, zo betekenen zij een grotere zorg en naarstigheid in haar nu dan in vorige tijden, toen zij bekende dat zij den wijnstok, dien zij had, dat is die haar toevertrouwd was, niet genoegzaam gehoed of in acht genomen had; Hoogl. 1:6. Van de wijngaarden van Salomo, zie Pred. 2:4.

1Ch 27.27 Mt 28.20 Re 2.1 So 1.6 Ec 2.4

51) te Baal-hamon;

Anders: in een vruchtbare plaats. Hebreeuws, een meester of heer der menigte; dat is, een plaats, die vele vruchten draagt, verstaande hierbij •f de wereld, onder de veelheid van welker volkeren Christus de zijnen heeft, Ps. 87:4, •f de kerk wordt aldus genoemd, ten aanzien van de menigvuldige vruchten, die zij God geeft, of behoorde te geven, zijnde gesteld in een vruchtbare plaats, over welke God zijnen zegen gestort had. Zie Jes. 5:1.

Ps 87.4 Isa 5.1

52) hij gaf dezen

Dat is, hij verhuurde, of verpachtte dezen wijngaard aan de pachters of wachters, opdat zij denzelven zouden bouwen, opdat hij vele vruchten zou voortbrengen.

53) de hoeders,

Door de hoeders of wachters moet men verstaan de profeten des Ouden en de apostelen mitsgaders hunne navolgers in het Nieuwe Testament; zie Matth. 21:33; 1 Cor. 3:9.

Mt 21.33 1Co 3.9

54) duizend

Duizend zilverlingen [of duizend zilveren sikkels], hierbij betekenende de grote vruchtbaarheid van dezen wijngaard, die zoveel voor den eigenaar opbracht, behalve het voordeel of de winst van den pachter of van den huurder. Zie ook Jes. 7:23.

Isa 7.23

55) zilverlingen.

Van den prijs of waardij van den zilverling, zie Gen. 20:16, en Gen. 23:15.

Ge 20.16 23.15
Copyright information for DutKant