Song of Solomon 8:8
31) Wij hebben De kerk van het Oude Testament spreekt hier tot Christus van een nieuwe opgaande kerk, die uit de heidenen zou beroepen worden, die dikwijls beloofd was, gelijk Ps. 2:8, en Ps. 72:8; Jes. 11:10; welke zij hare zuster noemt, ten aanzien van de enigheid des geloofs. De Joodse kerk wordt de oudste dochter genoemd, omdat zij het eerst geroepen is tot de gemeenschap van het verbond. Zie Rom. 9:4,5. Ps 2.8 72.8 Isa 11.10 Ro 9.4,5 32) kleine zuster, Aldus wordt de kerk, uit de heidenen bestaande, genoemd, niet omdat zij klein is ten aanzien van het getal der gelovigen, maar omdat zij later tot de kennis van God in Christus geroepen is; te weten in de volheid des tijds, Ef. 1:10, en Ef. 2:6; want anders heeft deze kleinste of jongste zuster, die zolang onvruchtbaar geweest was, veel meer kinderen gebaard dan de oudste zuster. Eph 1.10 2.6 33) die nog geen Dat is, zij is nog niet manbaar: dat is, de tijd is nog niet gekomen dat de heidenen tot Christus zouden gebracht en aan Hem verhuwelijkt worden. 34) als men van haar Dat is, als hare bekering tot Christus gekomen zal zijn; wat zullen wij dan best doen tot haar hulp, aanwas en bevestiging in de waarheid en het geloof? Dit geeft te kennen en wijst aan het ambt en de liefde der ene particuliere kerk tot de andere, in het mededelen der gaven en in het bidden voor elkander. Zie Hand. 11:19,22,23. Anders: als men tegen haar spreken zal; gelijk Num. 21:5, de Hebreeuwse letter Beth genomen wordt, waar aldus staat: Het volk sprak tegen God en tegen Mozes; alzo Ps. 119:23: Vorsten spraken tegen mij. Zo haast als zich een volk tot den Heere bekeert, stellen zich de goddelozen daartegen met woorden en werken. Ac 11.19,22,23 Nu 21.5 Ps 119.23 Isaiah 49:19-20
86) [in] De zin is: De menigte dergenen, die zich tot de Christelijke gemeente begeven zullen, zal zo grote zijn dat de kerk, die tevoren als een woeste en eenzame plaats geweest is, zal vervuld, ja schier te eng worden om al de aankomende Christengelovigen uit de heidenen te bevatten, want de gelovigen zullen door de ganse wereld verspreid worden. 87) verstoord Het Joodse land is verstoord geworden, zo door de Babylonirs als door de Romeinen en andere natin. 88) nu zult gij Dat is, dan, of al haast. Zie de aantekening Hos. 10:3. Ho 10.3 89) benauwd Of, geprangd, geperst worden; te weten als de uitverkoren heidenen tot u zullen inkomen en zich tot de gemeente vervoegen zullen. 90) die u verslonden, Dat is, die u tevoren schenen te willen verslinden door hun tirannische vervolging en leer, als daar waren de schriftgeleerden, farizen en tirannen, enz. 91) de kinderen, Hebreeuws, de kinderen uwer kinderberoving; dat is, uwer onvruchtbaarheid, namelijk de heidenen, die wel eigenlijk uwe kinderen niet zijn, als van u lichamelijk niet gegenereerd zijnde, maar nu door het geloof kinderen der gemeente geworden zijn, nadat gij, Joden, vanwege de ongelovigheid en onboetvaardigheid als kinderloos en onvruchtbaar voor het meeste deel te achten zijt. Anderen vertalen Jes. 49:20 aldus: De kinderen, die gij krijgen zult, toen gij van uwe kinderen beroofd waart, zullen nog zeggen voor uwe oren; dat is dat gij het hoort. Isa 49.20 92) De plaats Dit betekent den groten aanwas der Christelijke kerk. 93) wijk van mij, Of, geef mij plaats. Isaiah 54:2
6) Maak de plaats Te weten opdat de bekeerden uit de heidenen plaats bij u vinden. Dit is gesproken naar de wijze der ouden in het land Kanan, die in tenten woonden, te kennen gevende dat de kerk van het Nieuwe Testament zeer vermeerderen en zich wijd uitbreiden zou, zich aan alle zijden vermenigvuldigende. Zie Jes. 49:19,20. Isa 49.19,20 7) woningen Of, tabernakelen. 8) verhinder het niet; Of, houdt ze niet terug, of houdt ze niet in. 9) koorden lang, Of touwen, of zelen, met welke de tenten gespannen worden. 10) steek uw Hebreeuws, versterk uwe pinnen. 11) pinnen Of, nagelen, aan welke de touwen vastgemaakt worden. Isaiah 65:1
1) gevonden Hebreeuws eigenlijk gezocht. Versta hierbij, en gevonden, gelijk er staat Rom. 10:20. Dit spreekt de Heere, en het is ene profetie van de beroeping der heidenen en de verwerping de Joden. Zie deze manier van spreken, te weten zoeken voor zoeken en vinden, Pred. 3:6, en vergelijk Gen. 12:15. Ro 10.20 Ec 3.6 Ge 12.15 2) die [naar Mij] Hebreeuws, die niet vraagden. 3) van degenen, Dat is, van de heidenen, die vreemd waren van het burgerschap van Isral, enz. Zie Ef. 2:12. Eph 2.12 4) het volk, Versta hier ook de heidenen, die eertijds Gods volk niet genaamd werden. Zie Rom. 9:24,25,26. Ro 9.24,25,26 5) Ziet, [hier] ben Ik, Dat is, ik bied mij tot uw bestaan, te weten in en door de predikatie van het heilig Evangelie. Ezekiel 36:10
24) mensen op u vermenigvuldigen, Hebreeuws, mens, en zo in Ezech. 36:11, mens en beest. Vergelijk onder Ezech. 36:37,38; Jer. 31:27, met de aantekening. Eze 36.11,37,38 Jer 31.27 25) ganse huis Israls, Mijn ganse kerk, het gehele lichaam, onder n hoofd, den Messias; zie Ef. 2:12,13,19,20,21,22; Col. 2:19, en vergelijk onder Ezech. 37:16,17,19,24, enz. Eph 2.12,13,19,20,21,22 Col 2.19 Eze 37.16,17,19,24 John 10:16
28) andere schapen, die Namelijk de uitverkorenen uit de heidenen. 29) stal niet zijn; Namelijk der Joodse gemeente; Joh. 11:51,52. Joh 11.51,52 30) stem horen; en Dat is, leer, van de apostelen en andere getrouwe dienaars des Woords hun voorgedragen. 31) kudde, [en] een Herder. Dat is, ene gemeente, bestaande beiden uit Joden en heidenen; Ef. 2:13,14. Eph 2.13,14
Copyright information for
DutKant