Titus 1:10-11

30) ongeregelden,

Dat is, die zich aan gene orde willen onderwerpen. Zie 1 Tim. 1:9.

1Ti 1.9

31) ijdelheidsprekers

Zie van dit woord 1 Tim. 1:6.

1Ti 1.6

32) die uit de besnijdenis

Dat is, die Joden zijn, Hand. 11:2; Rom. 3:30; Gal. 2:12; Col. 4:11, die allerhardst dreven op de onderhouding der wet, en deze met het Evangelie vermengden. Dat in Kreta veel Joden waren, blijkt uit Hand. 2:11.

Ac 11.2 Ro 3.30 Ga 2.12 Col 4.11 Ac 2.11
33) den mond stoppen,

Namelijk met wederlegging van hunne valse leringen en lasteringen. Zie Tit. 1:9, en Matth. 22:34.

Tit 1.9 Mt 22.34

34) huizen

Dat is,

35) verkeren,

Of, omkeren; dat is, van het rechte geloof afkeren en in het verderf geloof afkeren en in het verderf brengen.

Hebrews 13:9

12) Wordt niet omgevoerd

Dat is, zo wordt dan niet. Want het is een besluit uit de vermaningen der twee voorgaande verzen, Hebr. 13:7,8, getrokken.

Heb 13.7,8

13) door genade,

Dat is, door de zaak zelve, die door de ceremoni‰n van het Oude Testament was betekend, en niet door deze ceremoni‰ele schaduwen, waarvan hij een soort verhaalt, namelijk het onderscheid der spijzen, de andere daaronder verstaande. Zie dergelijke betekenis van het woord genade, Joh. 1:17; Hand. 15:10,11.

Joh 1.17 Ac 15.10,11

14) geen nuttigheid bekomen hebben,

Namelijk voor de ziel, en in zichzelf aangezien. Want het koninkrijk der hemelen is noch spijs noch drank, maar rechtvaardigheid en vrede en vreugde door den Heiligen Geest; Rom. 14:17.

Ro 14.17

2 Peter 2:1

1) er zijn ook

Dat is, gelijk er onder Gods volk oprechte profeten zijn geweest, aan wier schriften wij ons moeten houden, 2 Petr. 1:19; zo zijn er ook valse geweest, die men mijden moest; Deut. 13:1.

2Pe 1.19 De 13.1

2) het volk geweest,

Namelijk Gods, of het Joodse volk.

3) onder u valse

Namelijk de christenen. Zodat de staat der gemeente dit aangaande niet gelukkiger zal zijn in het Nieuwe Testament dan ze geweest is in het Oude.

4) verderfelijke

Grieks ketterijen des verderfs, Hebr.

5) ketterijen bedektelijk

Van dit woord, zie de aantekeningen op Hand. 5:17. En uit het volgende blijkt, dat hij hier spreekt van ketterijen, die niet alleen het geloof, maar ook de leer des christelijken levens aangaan.

Ac 5.17

6) de leer des christelijken levens aangaan.

Of van bezijden, of, daarenboven; namelijk boven en tegen de gezonde leer.

7) invoeren zullen, ook

Namelijk in de gemeente of onder de christenen.

8) den Heere,

Grieks despoten; van welk woord zie Hand. 4:24; Jud.:4.

Ac 4.24

9) Die hen gekocht heeft,

Deze worden hier gezegd van den Heere gekocht te zijn, ten aanzien dat zijzich voor zodanigen uitgeven, en van anderen naar de liefde daarvoor gehouden zijn, zolang zij in de gemeenschap der Kerk waren. Zie dergelijke wijze van spreken Joh. 15:2; Openb. 22:19. Want Christus heeft door Zijn bloed waarlijk en inderdaad alleen Zijn gemeente gekocht; Hand. 20:28; Ef. 5:25. Dat is, alleen de ware gelovigen, die altijd bij Christus blijven, en Hem niet verloochenen. Zie 1 Joh. 2:19; Openb. 14:3,4.

Joh 15.2 Re 22.19 Ac 20.28 Eph 5.25 1Jo 2.19 Re 14.3,4

10) verloochende,

Namelijk metterdaad, en met hunne valse leer en kwaad leven, hoewel zij met den mond Hem zouden mogen belijden. Zie Tit. 1:16; Jud.:4.

Tit 1.16

2 Peter 2:12

47) deze, als onredelijke

Namelijk valse leraars.

48) de natuur volgen,

Grieks natuurlijke; dat is, volgende het ingeven en de lusten van hun natuur, die den valsen leraars gelijk zijn, omdat zij zo ook de lusten van hun verdorven natuur volgen.

49) voortgebracht zijn

Grieks geteeld of geboren; dat is, gelijk de onredelijke dieren anders niet hebben te verwachten dan van de mensen gevangen en gedood te worden, zo hebben ook deze valse leraars anders niet te verwachten, dan van God met een eeuwig verderf gestraft te worden, gelijk in het volgende verklaard wordt.

50) om gevangen en gedood

Grieks tot vang en verderf.

51) verdorven worden;

Dat is, verloren gaan; of in hun verderf verloren gaan.

Copyright information for DutKant