Zechariah 1:8-9

18) een Man rijdende

Dit was de Zoon Gods in de gedaante van een man. Doch anderen menen dat het een geschapen engel geweest is. Christus heeft meermalen voor een korten tijd de gedaante van een man aangenomen, gelijk Ezech. 1:26, en Ezech. 40:3; Dan. 7:13.

Eze 1.26 40.3 Da 7.13

19) op een rood paard,

Hiermede wordt aangewezen dat de Zoon Gods als een vuur zijne vijanden verteert; of, gelijk het anderen verstaan, de zonden van zijn volk; zie Jes. 63:1,2,3.

Isa 63.1,2,3

20) Hij stond tussen de mirten,

Of, hij hield stil onder de mirten. Door de mirten worden afgebeeld de gelovigen, die voor God groenen en een lieflijken reuk geven, gelijk de mirtebomen; en door het stilstaan van dezen man wordt betekent de gerede en altijd-tegenwoordige hulp en bijstand des Heeren.

21) die in de diepte waren;

Dat is, in een diepe, vochtige plaats; waarmede afgebeeld wordt de toestand van het Joodse volk, hetwelk te dien tijde ten dele nog in de Babylonische gevangenschap was, ten dele in het land, in grote onrust.

22) achter Hem waren

Te weten, achter dien man, die op het rode paard zat.

23) rode, bruine en witte paarden.

Rode, bruine, witte paarden, op welke engelen zaten, die den Heere Christus dienden, Zach. 1:10. En dit betekent allerlei dienaars des Heeren, die Hem dienen om zijne oordelen uit te voeren, hetzij om zijne kinderen te verlossen, of om hunne vijanden te straffen.

Zec 1.10
24) wat zijn deze?

Of, wie zijn deze? Te weten, die achter u zijn. De zin is: Wat heeft het te beduiden dat dezen te paard achter u staan?

25) met mij sprak:

Anders: in mij, gelijk eigenlijk de Hebr. woorden luiden, betekenende een inwendige openbaring der dingen, die hij uitwendig gezien had. Alzo onder Zach. 1:13,14, en Zach. 2:3, en Zach. 4:1,4,5, en Zach. 5:5,10, en Zach. 6:4. Zie ook Num. 12:2; en 2 Sam. 23:2, en Hos. 1:2, enz.

Zec 1.13,14 2.3 4.1,4,5 5.5,10 6.4 Nu 12.2 2Sa 23.2 Ho 1.2

26) wat deze zijn.

Of, wie dezen zijn; dat is, wat zij voorhebben.

Copyright information for DutKant