Zechariah 11:16

68) een herder verwekken in dit land;

Anderen, herders, verstaande de Schriftgeleerden en Farize‰n, alsook andere kwade leraars, die ten tijde van Christus leven en het volk leren zouden. Anderen verstaan hierdoor herders die kwade regenten, die het Joodse land geregeerd hebben.

69) dat gereed is om afgesneden te worden,

Hebr. die afgesneden zijn; dat is, gereed om afgesneden te worden.

70) het jonge zal hij niet zoeken,

De jonge en tedere lammeren. Verg. dit vers met Ezech. 34:2, enz.

Eze 34.2

71) het verbrokene

Het beschadigde, het gekwetste.

72) het stilstaande

Te weten, de schapen, die staande blijven, omdat zij zo zwak zijn dat zij de anderen niet kunnen volgen. Anders: hetstaande; dat is, dat nog gezond en wel tepas is, op zijne benen overeind staande en gaande.

73) niet dragen;

Of, niet vatten, onderhouden, verzorgen, voeden.

74) het vette zal hij eten,

Het vette [land].

75) hun klauwen

Te weten, dergenen die staande blijven en niet kunnen voortgaan, dewijl zij zwak zijn.

76) zal hij verscheuren.

Te weten, door hard drijven door berg en dal, door bossen en steenklippen. Verg. Jer. 23:2; Ezech. 34:2,3,4.

Jer 23.2 Eze 34.2,3,4
Copyright information for DutKant