Zechariah 13:2

7) de namen

Dat is, alle afgoderij, alzo dat zij niet meer onder ulieden zal genoemd worden; verg. Ps. 16:4; Hos. 2:16.

Ps 16.4 Ho 2.17

8) afgoden,

Van het woord afgoden zie 1 Sam. 31:9.

1Sa 31.9

9) de profeten,

Te weten, de valse profeten. Anders: [hunne] profeten, te weten der afgoden.

10) den onreinen geest

Dat is, de valse leraars, die een onreine leer drijven door ingeving van den bozen onreine geest, te weten, van den duivel. Verg. 1 Joh. 4:1,2,3.

1Jo 4.1,2,3

11) zal Ik uit het land wegdoen.

Hetzij door straffe uitroeiing, Deut. 13, of door overreding tot verloochening van denzelven.

Copyright information for DutKant