Zechariah 14:21

83) in Jeruzalem en in Juda

Dat is, die te Jeruzalem zullen zijn.

84) heilig zijn,

Hebr. heiligheid zijn; dat is, den Heere geheiligd zijn.

85) koken;

Te weten, hunne offeranden. Zie 1 Sam. 2:13.

1Sa 2.13

86) geen Kana„niet meer zijn,

Dat is, geen onrein en goddeloos mens. Verg. Openb. 21:27. Zie ook Jes. 35:8, en Joel 3:17. Versta hierbij, maar die in het huis des Heeren zullen zijn en verkeren, die zullen van zonden gereinigd en wedergeboren zijn, Ef. 5:27. Anderen verstaan het aldus: Ten tijde van den Messias zal er geen volk noch natie van den godsdienst of uit den tempel gesloten worden, want die nati‰n, die tevoren onrein geweest zijn, zullen alsdan heilig en zuiver zijn voor de Heere.

Re 21.27 Isa 35.8 Joe 3.17 Eph 5.27

Matthew 7:23

17) openlijk aanzeggen:

Grieks, belijden.

18) gekend;

Namelijk voor de mijnen. Zie Joh. 10:14, en 2 Tim. 2:19.

Joh 10.14 2Ti 2.19

Matthew 13:30

27) Laat ze beide tezamen opgewassen tot de oogst,

Hiermede wil Christus niet wegnemen het ambt der overheid in het straffen der boze, Rom. 13:4; noch der kerk in oefenen der tucht, 1 Cor. 5:7, maar geeft te kennen dat men daarin voorzichtigheid moet gebruiken, en dat de huichelaars en de boze niet geheel kunnen geweerd worden, overmits zij van de ware gelovigen somwijlen niet wel kunnen onderscheiden worden, gelijk het brandkoren van het goede koren, als het eerst opkomt, kwalijk kan onderscheiden worden.

Ro 13.4 1Co 5.7

Matthew 25:32

25) vergaderd worden,

Namelijk door den dienst der engelen. Zie Matth. 13:41.

Mt 13.41

Matthew 25:46

37) pijn;

Of, straf, pijniging, gelijk 1 Joh. 4:18.

1Jo 4.18

Revelation of John 21:27

54) ontreinigt, en

Of onreinheid bedrijft, gelijk Paulus ook verklaart, 1 Cor. 6:9.

1Co 6.9

55) het boek des

Dat is, die van eeuwigheid uit genade daartoe zijn verkoren, en in den tijd daartoe krachtig zijn geroepen en gebracht. Zie Rom. 8:29,30, en Openb. 13:8.

Ro 8.29,30 Re 13.8
Copyright information for DutKant