Zechariah 14:7

27) een enige dag zijn,

Dat is, een dag die eeuwig duren zal.

28) die den HEERE bekend zal zijn;

De Heere alleen weet wanneer deze dag beginnen zal; Matth. 24:36.

Mt 24.36

29) dag,

Te weten, zulk een dag, die met de zon voortkomt.

30) nacht zijn;

Te weten, zulk een nacht, als nu door het wegblijven der zon komt.

31) des avonds,

Versta hier door avond den gehelen nacht, of ten tijde van den avond; dat is, als het placht avond te worden. Zie Jes. 60:20; Openb. 21:23.

Isa 60.20 Re 21.23
Copyright information for DutKant