Zechariah 3:2
8) de HEERE zeide tot den satan: Te weten, de Zoon Gods, dien Hij tevoren den engel des Heeren genoemd heeft. 9) De HEERE Dat is, God de Vader. 10) schelde u, Dat is, drijve u terug met uw valse aanklacht, Hij make u te schande, verstote en verdoeme u, en rechtvaardige zijn getrouwen dienaar Jozua. Zie Richt. 1:9. Jud 1.9 11) verkiest; Zie Zach. 1:17, en Zach. 2:12. Zec 1.17 2.12 12) deze niet Te weten, de hogepriester Jozua. 13) een vuurbrand Zie Jes. 7:4. Anders: [als] een vuurbrand, uit het vuur gered? Isa 7.4 14) uit het vuur gerukt? Dat is, uit de Babylonische gevangenschap; of uit den algemenen ondergang gered, opdat Ik mijne genade aan hem bewijzen zou? Waarom begeert gij dan, dat Ik hem zou te schande maken? Zie Amos 4:11. Am 4.11
Copyright information for
DutKant