Zechariah 4:2-3

4) daarop;

Of, die daar bovenop waren; te weten op den kandelaar, of daarin; verg. Exod. 25:31.

Ex 25.31

5) pijpen,

Of, kranen, of buisjes, door welke de olie kwam uit de oliekruik in de zeven lampen, op elke lamp een pijp passende.

6) zijn hoofd waren;

Te weten, van den kandelaar; hoofd, dat is hoogte.

7) daarnevens,

Of, daarbij; of daarop.

Zechariah 4:14

33) de twee

Versta, den Heere Christus, de fontijn aller geestelijke gaven, hier afgebeeld door deze twee getrouwe dienaars des Heeren, te weten Zerubbabel en Jozua, ten aanzien van zijn koninklijk en zijn hogepriesterlijk ambt.

34) olietakken,

Hebr. zonen der olie, [welke manier van spreken ook gebruikt wordt in Gen. 49:22]; dat is, gezalfde, omdat de koningen en hogepriesterlijk plachten geolied of gezalfd te worden, Exod. 29:29, en Exod. 30:30; Lev. 8:12; 1 Sam. 10:1, en 1 Sam. 24:7. Hiermede beantwoordt de engel den profeet zijne vraag, zie Zach. 4:12. Verg. deze plaats met Openb. 11:4.

Ge 49.22 Ex 29.29 30.30 Le 8.12 1Sa 10.1 24.6 Zec 4.12 Re 11.4
Copyright information for DutKant