1 Chronicles 13:6-10

De ark op een nieuwe wagen

Het hele volk is het met David eens dat de ark moet worden opgehaald. Is dat door een eigen overtuiging of omdat ze in vergelijking met Saul in David de betere leider zien? Een leider wordt gevolgd, vooral als hij populair is (2Sm 15:13; 1Kn 1:5; Gl 2:11-13), maar op welke basis? Als door de tegenstanders van de Heer Jezus van Hem wordt gezegd: “De [hele] wereld is Hem achterna gelopen” (Jh 12:19), is dat ‘achterna lopen’ voor velen van hen niet meer dan nieuwsgierigheid.

Bij al de ijver van David lezen we niet dat hij het Woord van God raadpleegt. Waar dacht hij dat de draagbomen voor waren (Ex 25:14; Ex 40:20)? En waren de zonen van Kahath niet aangewezen om de ark te dragen (Nm 4:15a)? David schijnt het allemaal vergeten te zijn. Een nieuwe wagen lijkt hem een geschikt middel voor het transport van de ark. Davids nieuwe wagen is een eigen uitvinding, die afgekeken lijkt te zijn van de Filistijnen (1Sm 6:11a). Op dezelfde manier worden door christenen om Christus te eren de methoden van de (godsdienstige) wereld overgenomen, terwijl de voorschriften van Gods Woord worden genegeerd.

Over het transport van de ark heeft de HEERE heel eenvoudig gezegd dat hij moet worden gedragen (Nm 4:15a). David houdt in zijn ijver en vreugde om de ark terug te brengen niet voldoende rekening met de gedachten van God. Hij gaat op Filistijnse wijze te werk en vervoert net als zij de ark op een wagen. Dat de hele optocht gebeurt door enthousiaste mensen onder begeleiding van een groot muziekkorps, kan niet verbloemen dat er wordt gehandeld in ongehoorzaamheid aan Gods Woord. Het brengen van de ark naar Jeruzalem is op zich niet verkeerd. Het is ook niet verkeerd om dat met enthousiasme te doen. Ook het gebruik hierbij van muziekinstrumenten is niet verkeerd. Het is alleen allemaal verkeerd omdat er wordt gehandeld naar eigen inzicht, zonder de HEERE en Zijn Woord te raadplegen.

Vaak worden we ertoe verleid de aanbidding te beoordelen naar onze gevoelens, hoe wij ons erbij voelen. Maar als wij eraan denken dat aanbidding bedoeld is voor God, dan worden we naar Zijn Woord verwezen om te weten hoe Hij wil dat Hij aanbeden wordt (Jh 4:23-24). Als we deze geschiedenis lezen, zien we dat het een zaak is van vreugde, zingen, allerlei muziekinstrumenten, een nieuwe wagen en runderen. Wat we missen is de vermelding van een nederig hart dat zich bewust is van de heiligheid van die God Die door de ark vertegenwoordigd wordt.

Het gebruik van een wagen laat zien dat er een alternatief is gezocht voor de wijze waarop God had gezegd dat de ark moest worden vervoerd. De ark wordt ook door de wagen ‘hooggehouden’, net zoals dat gebeurt als hij op de schouders van de priesters wordt gedragen. Waarom dan niet op deze wijze, zo zou men kunnen redeneren?

Maar ‘het vervoer op een wagen’ ziet in de geestelijke toepassing op een manier van ‘dragen’ die losstaat van de geestelijke inspanningen van hen ‘die de ark moeten dragen’. En die inspanningen en oefeningen zijn kostbaar voor God, want deze vergroten bij de ‘dragers’ het werkelijke geestelijke inzicht in de Persoon van Christus, van Wie de ark, zoals we weten, een beeld is. Het gebruik van andere middelen verhindert dat dit plaatsvindt.

David had zeker kunnen zijn van Gods wil, als hij had gehandeld naar de koningswet, waarvan hij als koning een afschrift in zijn bezit zou moeten hebben (Dt 17:18-20). Daarom is de straf die hij krijgt zo groot. De Levieten en het hele volk hadden eveneens moeten weten hoe God wil dat de ark wordt vervoerd. De Levieten moesten immers ten aanhoren van het hele volk regelmatig de wet voorlezen (Dt 31:9-13).

Een en ander houdt ook een belangrijke les voor ons in. Het verlangen naar de plaats waar de Heer Jezus in het midden is, is één ding. Het is nog wat anders om dat verlangen op de goede wijze in praktijk te brengen. Al kennen we misschien precies Gods gedachten en de plaats waar Hij woont, wij blijven van Hem afhankelijk voor alle stappen die wij zetten. Goede bedoelingen, ijver, enthousiasme en blijdschap zijn niet genoeg. We moeten ook handelen naar de Schrift, ook als het gaat om het middelpunt en de wijze van samenkomen. Gehoorzaamheid is beter dan de offerande van ijver.

Anderen kunnen handelen naar het geloof dat zij hebben in een God Die ze niet persoonlijk kennen. Dat zien we bij de Filistijnen, die de ark terugsturen op een wagen. Het volk van God moet echter door Gods Woord worden geleid.

De dood van Uzza

Als de feeststoet bij “de dorsvloer van Chidon” komt, gebeurt wat niemand heeft voorzien of zelfs maar heeft verwacht. De dorsvloer is de plaats waar het koren wordt verzameld om het kaf van het koren te scheiden. In deze hele optocht is veel kaf en God gaat dat kaf wegblazen. De eigen gekozen methode voor het transport van de ark is kaf. Deze methode mag wel zekerder lijken dan de schouders van de Levieten, maar dat is slechts schijn.

We kunnen dit toepassen op allerlei door mensen uitgedachte vormen van godsdienst met de bedoeling om de eer van Christus te beschermen. Al die vormen zijn geen garantie gebleken voor het veiligstellen van die eer. Belijdenisgeschriften hebben de plaats van de Bijbel ingenomen en hebben het volk weggevoerd van de Schrift. Daardoor is de deur geopend voor gedachten over Christus en Zijn werk die tegen Gods gedachten zijn en die de christen naar de geestelijke dood leiden.

Over zulke methoden moet dan Gods oordeel komen, hoe goed gemeend de bedoelingen ook zijn. Methoden van het vlees passen niet bij geestelijke dingen. De goedbedoelde poging van Uzza om met zijn hand de ark te grijpen en hem daardoor voor vallen te bewaren, moet God oordelen. Het is een ongeoorloofde aanraking van de ark.

Voor wie niet geestelijk is, lijkt het tegenhouden van de ark door Uzza logisch en aan te bevelen. Maar wat tegen de Schrift ingaat, kan God niet behagen. “Wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God” (Lk 16:15). De verheerlijkte Christus mag niet worden aangeraakt door vreemde leringen en tradities van mensen.

Dit is het eerste oordeel tijdens Davids regering, al direct bij het begin ervan. We zien dit oordeel ook bij het begin van het priesterschap en bij het begin van de gemeente. Zoals Nadab en Abihu en Ananias en Saffira voor Gods aangezicht sterven (Lv 10:1-2; Hd 5:1-11), zo sterft hier Uzza voor Gods aangezicht.

Copyright information for DutKingComments