1 Chronicles 17:14

Wat God voor David is

De heilige begeerte van David om een huis voor de heerlijkheid van God te bouwen wordt de gelegenheid dat God gaat vertellen over wat Hij met David heeft gedaan (1Kr 17:7-8) en wat Hij met hem zal gaan doen (1Kr 17:9-14). 1Kr 17:9 zal ten volle verwerkelijkt worden in het vrederijk. In dit vers en de volgende verzen zien we een verwijzing naar de Messias. 1Kr 17:10 wordt in 1 Kronieken 18-20 uitgewerkt als een voorafschaduwing van de oordelen die aan het vrederijk voorafgaan.

God noemt niet een bepaalde zoon, maar Hij spreekt in algemene zin over “[een] van uw zonen” (1Kr 17:11). Dat past in dit bijbelboek. “[Een] van uw zonen” ziet op de Messias en niet op Salomo als lijfelijke zoon. Het gaat om de Heer Jezus, de Zoon van God (Ps 2:7; Hb 1:5; Hd 13:33; Hb 5:5), voor Wie God tot een Vader zal zijn en Die Hem tot een Zoon zal zijn (1Kr 17:13; 1Kr 22:10; 1Kr 28:6).

De Zoon zal een huis bouwen voor de HEERE. De regering en het koningschap van de Zoon zullen ‘zonder einde’ zijn (1Kr 17:12b; 1Kr 17:14; Lk 1:32-33; Dn 2:44). Er wordt ook duidelijk gezegd dat het koningschap van de Zoon het koningschap van de HEERE is: “Mijn koningschap”.

Als een trouwe gezant, die niets achterhoudt van de hele raad van God, brengt Nathan al de woorden van de HEERE aan David over (1Kr 17:15). Hij is daarin net zo trouw als Paulus later is, die tegen de oudsten van Efeze zegt: “Want ik heb niet nagelaten u de hele raad van God te verkondigen” (Hd 20:27).

Copyright information for DutKingComments