1 Chronicles 2:6

De nakomelingen van Juda tot David

In de rest van dit hoofdstuk worden de nakomelingen van Juda genoemd. Het geslachtsregister van Juda wordt het eerst genoemd vanwege het koningschap dat aan deze stam verbonden is.

Als Er een grafsteen had gehad, zou daarop als het kenmerk van zijn leven dit opschrift hebben kunnen staan: hij “was slecht in de ogen van de HEERE; daarom doodde Hij hem” (1Kr 2:3). Het is een waarschuwing te leven en te wandelen voor Gods aangezicht met vrees, biddend en wakend, omdat er elk ogenblik iets door ons gezegd of gedaan kan worden wat ons leven verder zal kenmerken. Wat zal er op mijn grafsteen staan?

Er worden weinig vrouwen genoemd, maar de naam van Tamar laat een speciale genade van God zien (1Kr 2:4). Zij baart Perez als gevolg van een ontuchtige daad die zij met Juda heeft begaan (Gn 38:14-18; 27-30). De speciale genade van God is dat zij wordt genoemd in het boek Ruth (Ru 4:12) en in het geslachtsregister van de Heer Jezus (Mt 1:3).

Vier van de vijf zonen van Zerah, “Ethan, Heman, Chalcol en Dara”, zijn bekend om hun wijsheid (1Kr 2:6). Als de Heilige Geest de wijsheid van Salomo voorstelt, verklaart Hij Salomo wijzer dan deze vier mannen: “Ja, hij was wijzer dan alle mensen, dan Ethan, de Ezrahiet, Heman, Chalcol en Darda, de zonen van Mahol” (1Kn 4:31). Het is wel zeldzaam dat van vier broers een dergelijk getuigenis gegeven kan worden.

Ook kan nog worden vermeld dat zowel van Ethan als van Heman een psalm in de Heilige Schrift is opgenomen (Ps 88:1; Ps 89:1). Ze moeten niet worden verward met Heman en Ethan, de musici van David (1Kr 15:19), want die zijn van de stam Levi en niet van de stam Juda (vgl. 1Kr 6:33-44).

Het opschrift op de grafsteen van Achar, dat is Achan, luidt: “Die Israël in het ongeluk stortte, omdat hij ontrouw was met dat wat door de ban gewijd was” (1Kr 2:7). Zijn zonde wordt beschreven in het boek Jozua (Jz 7:1). We zien hier dat tot de beste families, hier Juda, personen kunnen behoren die een schande voor de familie zijn.

De genoemde namen in de 1Kr 2:9-12 zijn de directe voorouders van David, naar wie de kroniekschrijver in de geslachtsregisters toewerkt (vgl. Ru 4:19-22). Dat wil niet zeggen dat alle namen van de voorouders vanaf Ram zijn genoemd. Tussen Ram, de zoon van Hezron, en Nahesson, de zoon van Amminadab, zijn drie eeuwen verlopen. Nahesson is “de leider van de nakomelingen van Juda” in de dagen van Mozes in de woestijn (Nm 1:7; Nm 2:3). De zoon van Nahesson, Salmon, trouwt met Rachab, de hoer, na de val van Jericho (Mt 1:5).

Uit 1Kr 2:16 blijkt dat de drie mannen “Abisaï, Joab en Asaël”, die we kennen uit het leger van David, zonen van Davids zus en dus zijn neven zijn. Hetzelfde geldt voor Amasa, die de zoon van een andere zus is.

Copyright information for DutKingComments