1 Chronicles 29:17

Gebed voor het volk en voor Salomo

David weet dat het bij God, Die hij “mijn God” noemt, om het hart gaat (1Kr 29:17). Vanuit zijn persoonlijke relatie met God weet hij dat God “een oprecht hart” bij hem ziet. Hij spreekt voor God zijn vreugde uit over de vrijwilligheid van het volk. Dat is een belangrijke aanwijzing voor ons om vooral ook de Heer te danken voor wat Hij in anderen bewerkt. Tegelijk moeten we dan bidden, zoals David doet, dat een dergelijke gezindheid altijd in het hart van de ander zal blijven (1Kr 29:18). Het zal ook nodig zijn dat voor onszelf te bidden. Het is van belang ervoor te bidden dat het hart op de Heer Jezus wordt gericht, zoals David voor het volk doet.

Het gaat hier telkens om het hart. Ook voor zijn zoon bidt David dat de HEERE hem een “volkomen hart” zal geven om te doen wat Hij zegt (1Kr 29:19). Hij bidt niet voor zijn zoon dat God hem rijk, of geleerd, of groot zal maken. Zijn gebed is dat zijn hart voor altijd volkomen aan de HEERE zal zijn toegewijd.

Dat zal zich uiten in

1. gehoorzaamheid aan Gods geboden en vervolgens in

2. het volbrengen van de taak die hem is opgedragen.

We zien hier een belangrijke volgorde. Eerst wordt gehoorzaamheid genoemd en dan de werken. Gehoorzaamheid is een gezindheid. Als de goede gezindheid er is, kan er ook goed gewerkt worden. Laten we dit gebed van David voor zijn zoon ook voor onze kinderen bidden.

Copyright information for DutKingComments