1 Chronicles 9:28-32

Levieten, poortwachters en zangers

De poortwachters (1Kr 9:17) moeten ervoor zorgen dat niets Gods huis binnenkomt wat er niet hoort. Het is de opdracht van iedere gelovige met betrekking tot de huidige tempel, de gemeente van God, om daarvoor te waken (vgl. Mk 13:34). Het houdt bijvoorbeeld in dat we opletten wat wordt geleerd, welk evangelie wordt gebracht, hoe aanbidding plaatsvindt. De norm van beoordeling is, dat “alles … tot opbouwing” gebeurt (1Ko 14:26b).

Hoewel alle gelovigen de taak hebben erop toe te zien dat wat in de gemeente gebeurt in overeenstemming met Gods wil is, rust deze taak speciaal op de schouders van oudsten of opzieners. Behalve dat de functie van poortwachter van belang is voor de gemeente, is de waakzaamheid van de poortwachter ook van belang voor ons lichaam, dat ook een tempel van de Heilige Geest is (1Ko 6:19). Wij moeten erop letten wat via onze ogen en oren ons hart binnenkomt.

“De koningspoort” (1Kr 9:18; 2Kn 16:18) is de poort waardoor de koning van zijn paleis naar de tempel gaat. Deze poort zal altijd gesloten zijn geweest en alleen zijn opengegaan als de koning erdoor naar de tempel gaat en vanuit de tempel weer naar zijn paleis gaat (Ez 44:2-3). Hoewel er geen koning in Israël is als het overblijfsel is teruggekeerd in Israël, wordt deze poort toch in ere gehouden, waarschijnlijk in de hoop dat de scepter vroeg of laat weer naar het huis van David terugkeert.

Kan, wat van Pinehas wordt gezegd, ook van ons worden gezegd? “De HEERE was met hem” (1Kr 9:20). Dat kan van hem worden gezegd omdat hij voor de eer van de HEERE heeft gewaakt en daarvoor is opgekomen op het moment dat Zijn eer in het geding was (Nm 25:6-15).

Er wordt hier iets van Samuel gezegd wat we nergens anders van hem lezen (1Kr 9:22). Hier blijkt dat hij niet alleen als profeet het Woord van God tot het geweten van het volk heeft gesproken, maar ook zijn bijdrage heeft geleverd aan de dienst in het huis van God. Hij is tenslotte ook in de directe omgeving van de tabernakel opgegroeid en daardoor volkomen vertrouwd geraakt met de dienst daarin. Het is geen vergeten aspect van zijn dienst, maar de Heilige Geest heeft het goed gedacht dat pas hier te vermelden. Het doet ons eraan denken dat de dienst in het huis van God volledig in overeenstemming moet zijn met het Woord van God.

Zij die in het huis van God dienen, brengen vlak daarbij ook de nacht door (1Kr 9:27). Daardoor kunnen zij, zodra ze wakker zijn, beginnen met hun dienst. Het is goed voor dienaren dicht bij hun werk, bij het huis van God, te zijn om zich daar volledig aan toe te wijden. Voor ons betekent het dat wij ons voortdurend bewust zijn dat we ons in Gods huis bevinden en dat ons hele dagelijkse leven zich daar afspeelt, terwijl het nacht is in de wereld om ons heen.

Er is verscheidenheid en eenheid in de dienst van de Levieten (1Kr 9:28-32). We kunnen daaruit leren dat ook in de gemeente ieder een eigen taak te verrichten heeft en dat die taak tegelijk in eenheid met anderen gebeurt.

De zangers zijn nooit vrij (1Kr 9:33). Zij zijn niet bij, maar in de vertrekken en prijzen voortdurend God, “dag en nacht”, zoals Hem, Die altijd goed doet, toekomt. Hier is de tempel een beeld van de hemel, van wat daar gebeurt (Op 4:8). “Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen, zij loven U voortdurend” (Ps 84:5; Hb 13:15).

Copyright information for DutKingComments