1 Corinthians 10:16

Eén brood, één lichaam

Hier begint een nieuw onderwerp. Tot nu toe heeft Paulus gesproken over de gemeente als een huis waarin God woont. Omdat God daarin woont, heeft Hij het recht om te bepalen hoe de gelovigen zich daarin moeten gedragen. Het is immers Zijn huis. Als er dingen gebeuren in de gemeente die Hij niet wil, dan geeft Hij aan wat daarmee gedaan moet worden. In 1 Korinthiërs 5 heb je daarvan een duidelijk voorbeeld gezien. Daar staat dat iemand die leeft in de zonde, moet worden weggedaan uit het midden van de gelovigen (1Ko 5:13b).

Het onderwerp waaraan Paulus nu begint, staat nog steeds in verbinding met de gemeente. Alleen wordt de gemeente nu niet meer voorgesteld als een huis, maar als een lichaam. In 1Ko 10:17 lees je over “één lichaam”. We zullen zo zien wat dat wil zeggen.

1Ko 10:14. Dit vers sluit aan op het voorgaande gedeelte. Het is een soort samenvatting van de vorige verzen, die hebben duidelijk gemaakt dat afgoderij iets is waardoor je oog van God en Christus wordt afgetrokken. Het is iets dat Hun plaats inneemt. Waaruit dat ‘iets’ bestaat, is voor ieder kind van God vaak weer anders. Waarschijnlijk weet jij voor jezelf welke dingen zo gemakkelijk tussen jou en God in komen te staan. Maar de oproep “ontvlucht!” is voor ieder kind van God hetzelfde. Wie zich door welke vorm van afgoderij dan ook laat meeslepen, kan niet delen in de zegeningen die het gevolg zijn van de gemeenschap van het bloed van Christus.

1Ko 10:15. Bij de Korinthiërs is het de neiging om weer naar de afgodstempels toe te gaan. Daarbij kunnen ze zichzelf, nu ze christen zijn geworden, ook nog wijsmaken dat een afgod niets is. Maar dat is een vergissing. Je kunt niet aan godsdienstige, afgodische plechtigheden deelnemen, zonder je positie als christen te verloochenen. Daar moeten de Korinthiërs maar eens goed over nadenken. Paulus spreekt hen aan als “verstandigen”, dat wil zeggen als mensen die in staat zijn te beoordelen wat ze doen.

1Ko 10:16. Het ongerijmde van hun deelname aan de afgodendienst komt het scherpst tot uiting door aan hen de gemeenschap voor te stellen die ze als christenen hebben. Als christenen vieren ze elke zondag het avondmaal. Daarbij gebruiken ze een drinkbeker en brood, zoals de Heer Jezus dat heeft gezegd. Je kunt over de instelling van het avondmaal door de Heer Jezus lezen in de evangeliën (Mt 26:26-28; Mk 14:22-24; Lk 22:19-20).

Ook in het volgende hoofdstuk van deze brief lees je daarover (1Ko 11:23-26). Daar gaat het er vooral om dat het avondmaal een gedachtenismaaltijd is. Als we van het brood eten en van de wijn drinken, denken we terug aan wat de Heer Jezus op aarde heeft gedaan. We denken aan Hem, we doen het tot Zijn gedachtenis. Bij de bespreking van 1 Korinthiërs 11 zal ik je meer over dit bijzondere gebeuren vertellen.

In 1 Korinthiërs 10, dat je nu voor je hebt, wordt een andere zijde belicht. Hier gaat het erom dat je door deel te nemen aan het avondmaal gemeenschap hebt aan het bloed en aan het lichaam van Christus. Ik weet uiteraard niet of jij al deelneemt aan het avondmaal. Mocht dat nog niet zo zijn dan hoop ik dat je het zult gaan doen. Natuurlijk niet ‘om er ook bij te horen’, maar uit liefde voor de Heer Jezus, omdat Hij het gevraagd heeft.

Het is wel belangrijk om te zien waar je dat moet doen. Daarvoor zul je moeten ontdekken of de plaats waar jij het avondmaal wilt gebruiken, een plaats is waar men rekening houdt met wat hier staat:

1. In de eerste plaats is dat: Zie je dat men daar samenkomt om uiting te geven aan de gemeenschap van Christus’ bloed en van Christus’ lichaam? Dat is wat je in 1Ko 10:16 ziet staan.

2. In de tweede plaats: Zie je dat men daar samenkomt als een eenheid, zoals dat in het ene brood tot uiting komt? Dat is wat je in 1Ko 10:17 ziet staan.

Misschien vind je dit wat moeilijk. Dat kan ik me voorstellen. Je moet er ook enige moeite voor doen om deze dingen in je op te nemen. Paulus zegt niet voor niets dat hij tot hen spreekt als tot verstandigen. Het zijn geen dingen waarover je met kleine kinderen spreekt. Kinderen aan het avondmaal is dan ook niet naar de gedachten van God. Iemand die aan het avondmaal deelneemt, moet enig besef hebben van wat hij doet.

Ik zal proberen dat nog een beetje toe te lichten. Het woord ‘gemeenschap’ dat in dit gedeelte zo vaak voorkomt, betekent ‘samen ergens deel aan hebben’. Je deelt iets met anderen. Toen je de Heer Jezus nog niet kende, deelde je met je vrienden de dingen van de wereld. Je deelde in hun plezier, je ging samen uit. Nu heb je andere mensen, je broeders en zusters, met wie je deelt in de zegeningen die ook jouw deel zijn geworden omdat je de Heer Jezus kent.

Die gemeenschap is tot stand gekomen door het bloed van Christus. Het is de gemeenschap van Zijn bloed. Door het bloed is er verzoening gekomen tussen jou en God. Je zonden zijn voor eeuwig weggedaan. Allen die schuilen achter het bloed (vgl. Ex 12:13), dat wil zeggen van wie de zonden bedekt zijn voor God door geloof in het bloed, delen in die gemeenschap. Allen die geen deel hebben aan het bloed van Christus, staan buiten die gemeenschap. Het bloed wordt hier het eerst genoemd omdat het de basis van de gemeenschap vormt.

Wanneer vervolgens over het brood wordt gesproken, zie je daar de gemeenschap van het lichaam van Christus. De uitdrukking “het lichaam van Christus” heeft twee betekenissen. De eerste betekenis is het lijfelijke lichaam van Christus, dat is Zijn lichaam waarin Hij op aarde is geweest en waarin Hij op het kruis onze zonden heeft gedragen. De tweede betekenis is het figuurlijke lichaam van Christus, dat is de gemeente, waartoe alle ware gelovigen behoren.

Bij het brood dat wij breken, denken we eerst aan Zijn lichaam dat Hij heeft overgegeven in de dood. Wij bewonderen gemeenschappelijk, dat is met elkaar of samen, dat kostbare lichaam waarmee Hij God verheerlijkt heeft, dat wil zeggen dat we Zijn Persoon bewonderen. Christus is gekomen in het lichaam dat God voor Hem bij Zijn komst in de wereld heeft klaargemaakt (Hb 10:5). Ook denken we eraan dat, doordat Hij Zijn lichaam heeft overgegeven in de dood, de gemeente als Zijn lichaam is ontstaan.

Een mooi beeld daarvan vind je bij de vorming van Eva door God (Gn 2:21-23). Adam wordt door God in een diepe slaap, als het ware een doodsslaap, gelegd. Dan neemt God een van de ribben van Adam en bouwt daaruit een vrouw voor hem. Als Hij Eva tot Adam brengt, zegt Adam: “Deze is ditmaal been van mijn beenderen en vlees van mijn vlees.”

Zo kun je in de gemeente het lichaam van Christus herkennen. Bij het breken van het brood denken we dan ook zowel aan het lichaam dat Christus heeft overgegeven in de dood als aan de gemeente die door Zijn dood is ontstaan.

1Ko 10:17. In dit vers gaat het duidelijk over de gemeente. Het gaat over “wij, de velen”. Allen die bij de gemeente horen, mogen dat laten zien door deel te nemen aan het ene brood. Het omvat alleen hen. Iedere persoon die niet bij de gemeente hoort, mag er geen deel aan nemen. Het is voor allen die door bekering nieuw leven en de Heilige Geest ontvangen hebben. Daardoor horen ze bij de gemeente. Aan het avondmaal van de Heer is geen plaats voor ongelovigen en voor gelovigen die in zonde leven of daarover geen tucht uitoefenen. Leven in de zonde en het avondmaal sluiten elkaar uit.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 10:14-17.

Verwerking: Neem jij al deel aan het ene brood?

Copyright information for DutKingComments