1 Corinthians 13:4

De liefde

Het lijkt wel of dit hoofdstuk wat verdwaald is. Het staat zomaar tussen 1 Korinthiërs 12 en 1 Korinthiërs 14 in, waarin Paulus het over het ene lichaam en de gaven heeft. Maar er is niets in de Bijbel wat niet op zijn juiste plaats staat. Dat kan natuurlijk ook niet anders omdat de Heilige Geest de Auteur van de Bijbel is. En wanneer je je gaat afvragen waarom zo’n gedeelte, dat op het eerste gezicht op een verkeerde plaats lijkt te staan, toch op die plaats staat, dan wordt je geloof in de inspiratie van de Bijbel alleen maar groter. Zo is dat ook hier.

In 1 Korinthiërs 12 heeft Paulus het verschil in de gaven laten zien. In 1 Korinthiërs 14 laat hij zien hoe deze gaven in de praktijk moeten werken. In 1 Korinthiërs 13 zien we de liefde, die als het ware de as is waar 1 Korinthiërs 12 en 1 Korinthiërs 14 omheen draaien. Wil je namelijk je gave op de juiste manier en met de juiste uitwerking uitoefenen, dan kan dat alleen gebeuren als liefde het motief is.

De liefde gaat boven elke gave uit. Daarom is het de “uitnemender weg”, zoals dat in het laatste vers van het vorige hoofdstuk staat (1Ko 12:31b). De liefde die hier bedoeld wordt, is niet een of ander gevoel van genegenheid. Nog minder is het de goedkope liefde die in de wereld wordt gevonden, waar liefde in feite eigenliefde is. Nee, het gaat hier om de natuur van God Zelf. “God is liefde” (1Jh 4:8; 16).

Het grote kenmerk van de Goddelijke liefde, waaraan je Goddelijke liefde kunt herkennen, is dat het een volkomen onbaatzuchtige liefde is. Het is een gevende liefde die zich op de ander richt. Dat is toch ook het doel van de gave? De gave is toch op de ander gericht, om de ander tot nut te kunnen zijn? De liefde geeft je daarvoor de kracht, want je hebt de Goddelijke natuur ontvangen. Lees maar na in 2 Petrus 1 (2Pt 1:4).

In het leven van de Heer Jezus, Die Zelf God is, is alles wat in ons hoofdstuk over de liefde wordt gezegd, op volmaakte wijze te zien. Je kunt dit hoofdstuk bij wijze van spreken zo naast de evangeliën leggen en je zult de uitwerking op elke bladzijde tegenkomen. Dan zul je ook zien dat Goddelijke liefde veel verder gaat dan sympathie of menselijke genegenheid. Tegenover een broeder of zuster die jou wel ligt, zul je het niet zo moeilijk vinden om je gave uit te oefenen. Maar de liefde gaat veel verder.

Liefde, zoals die hier naar voren komt, gaat aan het werk, ook als er helemaal niets aantrekkelijks in die ander te vinden is. Misschien erger je je wel eens aan een broeder of zuster. Weet je, de Goddelijke, onbaatzuchtige liefde ergert zich niet. Liefde gaat aan het werk omdat het liefde is. Hoe de ander is of daarop reageert, maakt voor de liefde niets uit.

Het grote voorbeeld is God. Ik heb er al op gewezen: God is liefde. Nou, in 1 Johannes 4 staat hoe God dat heeft laten zien. Hij heeft Zijn eniggeboren Zoon gegeven (1Jh 4:9-10). God wist wel dat de mensen Hem niet wilden. Hij wist wat ze met Zijn Zoon zouden doen en toch heeft Hij Hem gegeven! Dat is liefde. Het is diezelfde liefde die nodig is om je gave uit te oefenen. Zonder deze liefde is alles waardeloos. Dingen waarmee je indruk zou kunnen maken op anderen, hebben zonder de liefde geen enkele betekenis.

1Ko 13:1. Paulus past veel in dit hoofdstuk op zichzelf toe, hij gebruikt vaak het woord ‘ik’. Als jij dit stukje leest, moet je het ook maar op jezelf toepassen. Hij begint met het ‘spreken in talen’. Dat staat in hoog aanzien bij de Korinthiërs, ze zijn trots op die gave. Denk je eens in dat je alle talen van de hele wereld kunt spreken zonder dat je ze geleerd hebt, en dat je ook de talen van de engelen spreekt. Dat zou even wat zijn! Maar als je je niet door de liefde laat leiden in het gebruik ervan, zijn het holle klanken die na korte tijd wegsterven zonder enig blijvend resultaat.

1Ko 13:2. Met de andere gaven is het net zo.

1. Al zou je aan de hand van de Bijbel alles kunnen vertellen over de toekomst, je kent de “profetie”,

2. en dat je ingewijd bent in de “verborgenheden”, je weet de geheimen van God,

3. en dat je de hele Bijbel uit je hoofd kent, je hebt “alle kennis”,

4. en dat je geweldige geloofsdaden kunt verrichten, je hebt “al het geloof”,

dan zou je nog niets zijn, nul komma niks, als de liefde niet je innerlijke drijfveer zou zijn om die gaven uit te oefenen.

1Ko 13:3. En wat te denken van het uitdelen van je bezittingen om de armen een beter leven te geven. Dat is toch een nobel streven. Toch zou het totaal nutteloos zijn als liefde jou er niet toe zou aanzetten. Mensen kunnen al hun bezittingen weggeven om hun geweten te sussen. Veel van hun bezittingen kunnen ze op een oneerlijke manier verkregen hebben. Door alles weg te geven denken ze een schoon geweten te krijgen. Maar het zal hun niets baten omdat de liefde ontbreekt.

Ook zijn er mensen geweest die zelfs hun lichaam hebben overgegeven om verbrand te worden – zo kan “om mij te beroemen” ook vertaald worden. Ze hebben zichzelf overgoten met benzine en in brand gestoken om de aandacht van mensen te richten op de zaak waarvoor zij zichzelf opofferen. Misschien is het hun gelukt om de pers te halen, maar hunzelf baat het niets omdat de Goddelijke liefde niet aanwezig is in hun overgave. Voor God heeft het geen enkele waarde.

1Ko 13:4. Dan volgt er in de 1Ko 13:4-7 een beschrijving van de manier waarop de liefde zich openbaart. Er staat trouwens meer over wat de liefde niet is, dan over wat de liefde wel is. Dat is net als bij de beschrijving van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde in Openbaring 21, waar je leest over dingen die daar niet meer zullen zijn (Op 21:4). Je leeft in een wereld waar je op alle mogelijke manieren te maken hebt met de gevolgen van de zonde. De Goddelijke liefde laat zich daardoor niet remmen, maar ziet dat juist als een gelegenheid om zich te bewijzen. Dat is volmaakt te zien in het leven van de Heer Jezus. Dit hoofdstuk is, zoals ik al heb opgemerkt, dan ook een beschrijving van Hem.

Omdat jij de zonde nog in je hebt, kun jij het beste bewijs van de liefde leveren door vooral een aantal dingen niet te doen. De eerste twee die genoemd worden, hebben echter een positieve uitstraling. “Lankmoedig” ofwel geduldig zijn is voor de wereld waarin wij leven geen eigenschap die het doet. Het betekent dat je jezelf kunt beheersen als je dingen ziet die niet goed zijn, of als je zelf tekort wordt gedaan. In plaats van je rechten op te eisen heb je geduld met de ander. Je gaat zelfs verder. Je bent “goedertieren”, vol van goedheid, voor de mensen om je heen. Is dat niet wat de Heer Jezus is geweest?

Dan komen de eigenschappen die niet in de Goddelijke liefde aanwezig zijn. Wie is er nooit “jaloers”? “Praalt niet” kun je vergelijken met ‘niet de showbink uithangen’ of laten zien hoe mooi je bent, of niet pronken en te koop lopen met je nieuwste aanwinst, wat dat dan ook mag zijn. “Opgeblazen” zijn is meer willen lijken dan je bent. Ben jij altijd nederig geweest?

1Ko 13:5. Heb je nooit “onwelvoeglijk” gehandeld? Dat wil zeggen: ben je nooit eens over iemands gevoelens heen gedenderd? Ben je altijd alleen op het belang van de ander uit geweest, zonder aan jezelf te denken en je “eigen [belang]” te zoeken? Ben je soms verbitterd op iemand of over iets wat die ander je heeft aangedaan? En dat kwaad dat je is aangedaan, kun je daarvan afzien en de ander dat ‘kwade niet toerekenen’? Is het niet vaak zo dat je eerder geneigd bent om kwaad met kwaad te vergelden? Een ander het kwade toewensen gaat ons beter af dan het hem niet toe te rekenen.

1Ko 13:6. Zijn er gevallen waarvan je nog wel weet hoe fijn je het vond toen je zag dat anderen in de fout gingen? Dat was natuurlijk om je eigen geweten te sussen. Je vond het toen niet fijn om de waarheid te horen, terwijl de liefde dat nu juist wel fijn vindt.

Al deze dingen zijn nooit bij de Heer Jezus aanwezig geweest. Ze zijn ook niet te vinden in de liefde, in de Goddelijke natuur, het nieuwe leven dat je hebt ontvangen, want dat is het leven van de Heer Jezus. Wanneer jij de liefde de voorrang geeft, zul je ondervinden dat bij jou dezelfde verkeerde dingen ontbreken en dezelfde goede dingen gevonden worden als bij de Heer Jezus.

1Ko 13:7. Een paar van die goede dingen volgen in dit vers. “Alles verdraagt zij.” Dat gaat ver. Alles maar over je kant laten gaan, over je heen laten lopen? Als de liefde dat vraagt: Ja!

“Alles gelooft zij.” Dat betekent niet die onnozele goedgelovigheid die alles wat gezegd wordt voor waar aanneemt. Het betekent dat de liefde niet achterdochtig is. Je kunt het zo zeggen, dat ze de ander vertrouwt tot het tegendeel blijkt.

“Alles hoopt zij.” De liefde weet dat het kwaad nooit het laatste woord zal hebben en blijft hopen – en het bijbelse hopen is zeker weten – op de overwinning van het goede.

“Alles verduurt zij.” De liefde kan tegen een stootje. Ze blijft werkzaam, dwars door alle beproevingen heen.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 13:1-7.

Verwerking: Welke eigenschappen tref je hier van de liefde aan en welke eigenschappen horen niet bij de liefde? Wat zijn bij jou de zwakke kanten? Hoe kun je daarin verandering brengen?

Copyright information for DutKingComments