1 Corinthians 14:26-37

Wanneer u samenkomt

1Ko 14:26. Nu gaat Paulus vertellen hoe het er in de samenkomst van de gelovigen aan toe moet gaan. Hij begint met de vraag: “Hoe is het dan?” Het is goed als je jezelf regelmatig deze vraag stelt en luistert naar het antwoord dat in de volgende verzen staat. Hoe belangrijk deze verzen voor jou zijn, wordt natuurlijk bepaald door je eigen instelling bij het gaan naar de samenkomst. Hoe en waarom ga jij naar de samenkomst: ga je omdat het moet, of ga je omdat je er graag bent? Het kan zijn dat je de ene keer meer zin hebt dan de andere keer. Maar als je de Heer Jezus liefhebt, zul je graag samen zijn met anderen die ook veel van Hem houden. Dan komt de vraag waar ons vers mee begint: ”Hoe is het dan?”

Als er verder staat, “heeft ieder een …”, geldt dat evengoed voor jou. Het gaat erom dat je met ‘iets’ naar de samenkomst toe gaat en dat je niet met lege handen ofwel met een leeg hart daar komt. Het is daarom zaak je op de samenkomsten voor te bereiden. Die voorbereiding is niet even snel voordat je erheen gaat een lied opzoeken, of een stukje uit de Bijbel lezen. Het is een zaak van je leven met de Heer zoals je dat elke dag beleeft. Je hele leven is een voorbereiding op de samenkomst. Samenkomsten zijn hoogtepunten in het leven van een gelovige.

In Deuteronomium 26 heb je een mooi voorbeeld hoe God wil dat de Israëlieten, Zijn aardse volk, bij Hem komen op de plaats waar Hij woont. Als de Israëlieten in het land zullen wonen en de oogst van het land hebben binnengehaald, wil Hij graag van de oogst de eerstelingen ontvangen (Dt 26:1-11). In geestelijk opzicht is dat ook zo. Als jij in je dagelijkse omgang met de Heer Jezus steeds meer gaat zien van alles wat Hij je heeft gegeven, dan wil Hij graag als Eerste uit jouw mond horen waar jij zo van hebt genoten. Telkens als je iets hebt gelezen, mag je Hem daarvoor danken.

Hij vindt het fijn om van je te horen wat jou heeft aangesproken in Zijn Woord. Maak er maar een gewoonte van om Hem te vertellen wat je hebt ontdekt in de Bijbel. Wanneer je dan naar de samenkomst gaat, zul je merken dat je hart vol is van Hem. Zo wil God je graag ontmoeten, samen met de andere gelovigen, die, als het goed is, zich ook op die manier met de Heer Jezus hebben beziggehouden.

In Deuteronomium 16 staat de aanwijzing dat Gods volk niet met lege handen voor Hem mag verschijnen (Dt 16:16). Wil dat nu zeggen dat je maar niet naar de samenkomst moet gaan als je bijvoorbeeld door veel werk, of door ziekte eens niet zo met de dingen van de Heer Jezus bent bezig geweest? Nee, dat zeker niet. Het overkomt mij ook wel eens dat ik me wat ‘leeg’ voel. Wat is het dan fijn als er andere broeders en zusters zijn die uit de volheid van hun hart de Heer loven en prijzen. Dan word ik daar als het ware door ‘meegenomen’ en kom ik toch tot bewondering voor de Heer Jezus. Maar goed, de bedoeling is dat ieder iets heeft.

Toch wil, als ieder iets heeft, dat nog niet zeggen dat de samenkomst ook verloopt zoals God het graag wil. In Korinthe hebben ze allemaal wel wat. Nu lijkt het er in de samenkomsten daar nogal wanordelijk aan toe te zijn gegaan, want Paulus geeft aanwijzingen om orde in het geheel te brengen. Als iedereen iets heeft en iedereen wil dat ook graag naar voren brengen, is het gevaar groot dat het een janboel wordt.

Ook al heeft ieder iets, dan wil dat nog niet zeggen dat ieder dat dan ook maar hoorbaar moet laten merken. De vraag of iets tot opbouwing is, is in alle samenkomsten van belang. Het gaat steeds om de opbouw van de ander. Als in “een psalm”, “een leer”, “een openbaring”, enzovoort het belang van de ander wordt gezocht, is het duidelijk dat de Heilige Geest aan het werk is (1Ko 12:7-10). Dan wordt er niet door elkaar gepraat, wil niemand zichzelf laten horen, maar wacht ieder op zijn beurt.

1Ko 14:27-28. Aan het spreken in talen wordt een grens gesteld: het mogen er hooguit drie zijn. Deze beperking is voor de Korinthiërs, die het prachtig vinden om in talen te spreken, wel even slikken. Tevens wordt aan het spreken in talen in de gemeente de voorwaarde verbonden dat het alleen mag gebeuren als er een uitlegger is. Wanneer er geen uitlegger is, moet er gezwegen worden. Naast de vraag of het spreken in talen nog voorkomt en de vraag waar het spreken in talen in feite voor is gegeven, heb je hier, mocht het ergens gebeuren, een paar voorwaarden waaraan je kunt toetsen of er op een goede manier met het spreken in talen wordt omgegaan.

1Ko 14:29. Bij de profeten geldt, wat de grens betreft, hetzelfde: nadat de derde profeet heeft gesproken, mag een vierde niet meer opstaan. Het belang van deze gave is uitvoerig aan de orde geweest. Nu wordt er iets gezegd tegen de luisteraars. Zij moeten beoordelen wat er door de profeet wordt gezegd (1Ko 14:29b). In 1 Thessalonicenzen 5 lees je eenzelfde opdracht: “Veracht [de] profetieën niet, maar beproeft alles” (1Th 5:20-21). In beide gevallen moet beoordeeld worden of de boodschap die wordt doorgegeven, overeenstemt met de Bijbel, en niet of je de boodschap prettig vindt of niet, ook niet of de spreker je aanstaat of niet, ook niet of hij het mooi kan zeggen of minder fraai spreekt.

1Ko 14:30. Van de profeet wordt ook iets verwacht. Hij moet ervoor openstaan dat de Geest van God ook een ander wil gebruiken om nog iets door te geven. Wie een woord van profetie doorgeeft in de gemeente, moet niet denken dat hij de tijd vol moet praten.

1Ko 14:31. Wie kunnen er profeteren? Is dat maar aan een select groepje voorbehouden? Met de gave van profeet is het net als met de gave van evangelist. Niet iedereen heeft de gave van evangelist. In Efeziërs 4 staat dat de Heer Jezus “sommigen” heeft gegeven “als evangelisten” (Ef 4:11). Toch wordt iedereen ertoe opgeroepen om het werk van een evangelist te doen (2Tm 4:5). Zo is het ook met de gave van profeet. De gave om te profeteren is niet aan allen gegeven, maar toch kunnen allen profeteren.

Weet je nog wat profeteren is? Spreken voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting (1Ko 14:3). Nou, dat is iets waarvoor iedere broeder open dient te staan. Iedere broeder die met de Heer leeft en Zijn Woord liefheeft, kan gebruikt worden om een woord van troost of vermaning door te geven, hoewel er zeker uitzonderingen kunnen zijn. Een eerste keer zal dat best moeilijk zijn. De toespraak hoeft ook geen uur te duren. Paulus heeft het in 1Ko 14:19 van dit hoofdstuk over vijf woorden. Die zijn vlug uitgesproken. Dat is natuurlijk maar bij wijze van spreken.

Ik denk dat te veel broeders deze dienst aan anderen overlaten omdat ze menen dat die anderen het (veel) beter kunnen. Om in het openbaar te spreken moet er vaak een zekere schroom worden overwonnen, dat is zo. Aan de andere kant is het niet de bedoeling dat iemand de gemeente gaat toespreken, terwijl hij nog maar pas bekeerd is. Dan moet er nog een leven met de Heer opgebouwd worden. Dat wil echter niet zeggen dat je moet wachten tot je volleerd bent. Dan kun je lang wachten, want hier op aarde raken we nooit uitgeleerd. Ik hoop dat je aanvoelt wat ik bedoel. Stel je open voor de Heer en je zult zien dat de Heer je gaat gebruiken.

1Ko 14:32. Er is nog een aspect van belang in deze dienst en dat is zelfbeheersing. Denk niet dat je iedere gedachte die in de samenkomst bij je opkomt direct moet uiten. Je kunt je echt niet verschuilen achter: ‘Maar de Geest drong mij ertoe.’ Er staat: “En [de] geesten van [de] profeten zijn aan [de] profeten onderworpen.” Dit betekent dat iedereen die een woord in de samenkomst meent te moeten doorgeven, dat bewust doet, met overleg en niet naar aanleiding van een innerlijke aandrang waarover hij geen controle zou hebben. Zo werkt de Geest van God niet.

Je moet bijvoorbeeld denken aan een stukje uit de Bijbel. Hoe kun je nu weten of de Heer wil dat je daar iets over zegt? De belangrijke vraag die je jezelf hierbij kunt stellen, is deze: Wil ik echt de gemeente opbouwen en de Heer Jezus groot maken of zoek ik toch een beetje mijn eigen eer?

1Ko 14:33. Als we allemaal zo in de samenkomst zitten, terwijl ook de zusters bidden of de Heer de juiste broeder en het juiste gedeelte uit Zijn Woord wil aanwijzen, zal er geen wanorde, maar vrede zijn. God is de God van de vrede en deze vrede behoort in alle gemeenten merkbaar te zijn. De samenkomsten van de gelovigen zullen op die manier een oase zijn te midden van een woelige wereld.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 14:26-33.

Verwerking: Hoe bereid jij je op de samenkomst voor?

Welvoeglijk en met orde

1Ko 14:34. Het gaat er in Korinthe wanordelijk aan toe. Dit kun je concluderen uit alles wat Paulus al aan hen heeft geschreven. Hij heeft heel wat moeten corrigeren. Een van die wanordelijkheden is dat vrouwen in de samenkomsten van de gemeente het woord voeren.

Een vrouw heeft veel capaciteiten. Daarmee mag zij de Heer dienen. In de Bijbel staan veel voorbeelden van vrouwen die de Heer hebben gediend, soms met meer toewijding en inzicht dan mannen. De Heer merkt dat op en waardeert het.

Mannen én vrouwen hebben gezondigd en staan zonder onderscheid schuldig voor God. Voor hun redding is er ook geen onderscheid: ieder mens, man of vrouw, kan gered worden. Als ze eenmaal gered zijn, is er voor God ook geen onderscheid. In Christus zijn man en vrouw gelijk (Gl 3:28). Maar dat wil nog niet zeggen dat vrouwen in de samenkomsten van de gemeente dezelfde plaats hebben als mannen. Er staat hier duidelijk dat ze niet mogen spreken in de samenkomst van de gemeente.

Er is wel eens gezegd dat het hier zou gaan om hun geklets met elkaar. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn, want kletsen is voor mannen net zo verkeerd. Het spreken waarover het hier gaat, is het spreken als profeet in de samenkomst en dat past niet voor een vrouw. De reden staat erachter: het past niet bij de onderdanige houding die zij tegenover de man behoort in te nemen.

Deze onderdanigheid is geen uitvinding van Paulus. Al helemaal in het begin van de Bijbel heeft God Zelf de vrouw deze plaats gegeven. De uitdrukking “zoals ook de wet zegt”, wijst terug naar wat in Genesis 3 wordt verhaald. Je leest daar over de zondeval. Door het eigenmachtige optreden van de vrouw is de zonde in de wereld gekomen.

Deze gebeurtenis is voor God aanleiding de plaats van de man en de vrouw duidelijk vast te leggen. De man is het hoofd en de vrouw moet hem in die plaats erkennen, want hij zal over haar heersen (Gn 3:16). Dit wil niet zeggen dat Adam geen schuld heeft. Zijn schuld is in feite groter omdat hij het verbod om van die boom te eten rechtstreeks van God Zelf heeft gehoord. Voor hem heeft de zonde ook gevolgen (Gn 3:17-19). Geen excuses voor Adam dus.

Omdat Eva los van Adam met de duivel in discussie is gegaan en daardoor de zonde in de wereld is gekomen, heeft God bepaald dat zij onder het gezag van de man staat. En deze verhouding geldt nog steeds. Kijk maar wat er staat in 1 Timotheüs 2 (1Tm 2:11-14). Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de man de vrouw moet uitbuiten. Hij moet haar met respect behandelen. Deze opdracht staat duidelijk omschreven in 1 Petrus 3 (1Pt 3:7). Verder maakt het de verantwoordelijkheid van de man des te groter om op een goede manier leiding te geven aan de vrouw, zodat zij niet in verleiding komt om er weer los van de man op uit te gaan.

1Ko 14:35. Welnu, als deze dingen algemeen gelden, dan toch zeker als de gemeente samenkomt. Het is zelfs een schande voor een vrouw als zij daar spreekt, al is het alleen maar om een vraag te stellen. Als zij een antwoord op een vraag over een onderwerp of een vers uit de Bijbel wil hebben, moet zij daar thuis haar eigen man naar vragen. Dit houdt in dat van de man wordt verwacht dat hij op de vragen van zijn vrouw antwoord kan geven.

Nu is er niemand die altijd op alle vragen het juiste antwoord weet. Een man heeft zelf ook vragen. Maar ik denk dat sommige mannen te gemakkelijk deze verantwoordelijkheid van zich afschuiven door te zeggen dat ze het niet kunnen. Ieder die zich deze taak bewust is, zal zijn best ervoor willen doen een antwoord te vinden. Er zijn heel wat hulpmiddelen in de vorm van boeken over de Bijbel die daarbij nuttig zijn. Er zal wel eens moeite voor moeten worden gedaan. Maar wie heeft dat niet voor zijn vrouw over? Het is een grote zegen om samen met je vrouw over de Bijbel te spreken.

Tal van zaken in de huiselijke sfeer zul je willen bekijken aan de hand van de Bijbel. Daarbij kun je bijvoorbeeld denken aan geldbesteding of beslissingen ten aanzien van de kinderen. Dit zijn trouwens onderwerpen die ook in de samenkomst van de gemeente aan de orde kunnen komen. Door wat daarover gezegd wordt, kunnen nieuwe vragen worden opgeroepen. Daarover kan dan thuis verder worden gesproken.

Dan is er nog de vraag: ‘Maar als iemand geen man heeft of de man is een ongelovige, wat dan?’ Het is te goedkoop om te zeggen dat zij de antwoorden uit boeken over de Bijbel kan halen. Als het gaat om de uitleg van een bepaald vers, zal dat wel gaan. De meeste vragen hebben echter te maken met de praktijk van het leven, hoe je moet omgaan met een bepaalde situatie. Daar zijn geen standaardantwoorden voor. Een mogelijkheid is dat zij naar een echtpaar gaat waarvan zij weet dat de broeder een open oor heeft voor zijn vrouw en ook zijn best doet om de vragen van zijn vrouw te beantwoorden.

Wie het voorgaande in deze tijd hardop durft te verkondigen, maakt zich niet geliefd bij hen die vinden dat dit soort verzen achterhaald en uit de tijd is. Zulke mensen zijn er heel wat en hun aantal groeit hard. Steeds meer christenen worden een prooi van het denken van de wereld, waarin het onderscheid tussen mannen en vrouwen uitgewist wordt. Het zijn niet alleen de mensen van de wereld, de ongelovigen, die dat doen. Van hen kun je niet anders verwachten. Het gevaarlijkst zijn de mensen die zich uitgeven voor christen en je voorhouden dat je het allemaal wat anders moet zien, meer in overeenstemming met de tijd waarin we leven. Laat je niet misleiden! Houd je vast aan het betrouwbare Woord van God.

1Ko 14:36. Paulus zegt tegen de Korinthiërs: “Of is het Woord van God van u uitgegaan?” Hij wil daarmee zeggen: ‘Het Woord van God is toch van God Zelf uitgegaan en niet van jullie? Jullie kunnen toch niet bepalen wat er moet gebeuren in de gemeente, alsof God Zelf daarover niet het nodige heeft gezegd?’ Als God spreekt, kun je niet beter doen dan je daar onvoorwaardelijk aan overgeven, ook al zou dat betekenen dat je dingen doet, waarin je de massa niet mee hebt of zelfs tegen je hebt.

Daar komt nog wat bij. De Korinthiërs zijn niet de enigen tot wie het Woord van God is gekomen. Wat God te zeggen heeft, spreekt Hij tot al de gemeenten. Ze kunnen om zich heen kijken en zien hoe het in andere gemeenten toegaat die wel rekening houden met wat God heeft gezegd. Daar kunnen ze dan een voorbeeld aan nemen.

1Ko 14:37. Wat Paulus heeft geschreven over de orde in de gemeente, heeft hij niet zelf uitgevonden. Het is ook niet een vriendelijk verzoek om het zo te gaan doen. Het is “een gebod van [de] Heer”. Ook dit gebod wordt in de christenheid, bewust of onbewust, met voeten getreden. Wie meent een profeet te zijn, iemand die een boodschap doorgeeft die hij van God heeft ontvangen, of wie meent geestelijk te zijn, iemand die zich door de Geest van God laat leiden, zal met dit gebod geen moeite hebben.

1Ko 14:38. Wie zich niets van dit gebod aantrekt, moet zijn eigen gang maar gaan. Het is verspilde energie zo iemand van dit gebod te overtuigen.

1Ko 14:39. Paulus rondt zijn uiteenzetting over het profeteren en het spreken in talen af met een soort samenvatting. Hij spoort de gelovigen in Korinthe aan ernaar te streven om te profeteren; je hebt gezien dat in dit hoofdstuk alle nadruk op deze gave ligt. Hij zegt ook dat ze het spreken in talen niet hoeven te verhinderen; je hebt gezien in welke gevallen deze gave in de gemeente kan worden uitgeoefend.

1Ko 14:40. Je merkt in de bewoordingen die Paulus hier gebruikt hetzelfde als in het hele hoofdstuk: profeteren, daar gaat het om, terwijl het spreken in talen van ondergeschikt belang is. In elk geval moet alles, wat er ook in de gemeente gebeurt, gebeuren in de juiste vorm en in de juiste orde. Daarvoor hoef je het verloop van de dienst van de gemeente niet van tevoren vast te leggen, zoals zoveel in de christenheid gebeurt. Als we ons in de samenkomst laten leiden door de Heilige Geest, zal Hij vormgeven aan het samenzijn en de orde bewaren.

Het valt op dat er in dit hoofdstuk niet wordt gesproken over de leiding van de Heilige Geest in de samenkomst. Hier staat namelijk voorop dat iedere gelovige in de samenkomst een eigen verantwoordelijkheid heeft. Je wordt daar niet ineens door een bepaald gevoel overvallen. God gaat ervan uit dat je bewust aanwezig bent en je eigen, bewuste deel aan het samenzijn hebt. Je zult je ervoor moeten inzetten om het zo te beleven. En daarvoor wil de Heilige Geest je de kracht geven (vgl. Fp 3:3).

Lees nog eens 1 Korinthiërs 14:34-40.

Verwerking: Waarop slaat ‘het gebod van de Heer’ (1Ko 14:37)?

Copyright information for DutKingComments