1 Corinthians 15:53-54

Onze arbeid is niet vergeefs in de Heer

1Ko 15:53. Er moet een grote verandering plaatsvinden, willen wij de hemel kunnen binnengaan en kunnen wonen waar God en de Heer Jezus wonen. Ons lichaam is, als gevolg van de zonde, vergankelijk en daarom moet het “onvergankelijkheid … aandoen”.

‘Vergankelijk’ wil zeggen dat het met ons lichaam steeds slechter gaat. Je kunt aan fitnesstraining doen en nog veel meer om je lichaam in een goede conditie te houden, maar een keer houdt het op. Als je al gezond blijft – op gezondheid kun je geen claim leggen –, dan zul je toch een keer gaan merken dat je niet meer alles kunt wat je vroeger wel kon. Daarin komt die vergankelijkheid tot uiting. Dat proces van achteruitgang is er niet meer wanneer ons lichaam in onvergankelijkheid is opgewekt en met onvergankelijkheid is bekleed.

Daarbij komt nog, dat ons huidige lichaam sterfelijk is. Dat past helemaal niet bij de hemel. Ons lichaam moet daarom “onsterfelijkheid … aandoen”. Op het lichaam dat we krijgen bij de komst van Christus, hebben het verouderingsproces en de dood geen enkele vat meer. Het is niet alleen een lichaam dat niet meer kan sterven en tot in alle eeuwigheid zal blijven bestaan, maar er is ook geen enkele kans dat de dood het ooit in zijn macht krijgt.

1Ko 15:54. Wanneer is het moment gekomen dat het woord “de dood is verslonden tot overwinning” in vervulling zal gaan? Dat is op het moment dat alle verlosten uit de graven zijn opgewekt. De opstanding zal namelijk in een paar fasen plaatsvinden.

De eerste fase gaat in vervulling bij de komst van de Heer Jezus voor de gemeente. Hij komt dan nog niet terug op de aarde. Hij zal alle gelovigen die ooit op aarde hebben geleefd, opwekken en tot Zich nemen in de lucht. Het bewijs hiervoor staat in 1 Thessalonicenzen 4 (1Th 4:17).

Toch zullen er na de opname van deze gelovigen nog gelovigen sterven. Dat zijn zij die na de opname tot geloof zijn gekomen. Velen van hen zullen de belijdenis van hun geloof met de dood moeten bekopen. Dat zal vooral zijn tijdens een grote verdrukking die enkele jaren na de eerste fase van de opstanding zal losbarsten. Over deze gelovigen lees je in Openbaring 6 en 13 (Op 6:9; Op 13:7; 15). Toch nemen zij deel aan de duizendjarige regering van Christus. Zo staat dat in Openbaring 20 waar zij met name worden genoemd (Op 20:4). Zij zijn opgewekt voordat Christus Zijn heerschappij aanvaardt. Dat is de tweede fase en daarmee is de eerste opstanding voltooid, zoals het volgende vers in Openbaring 20 zegt (Op 20:5).

Dan is er geen sprake meer van vergankelijkheid en sterfelijkheid. Ze zijn vervangen door onvergankelijkheid en onsterfelijkheid. De overwinning over de dood is volledig. Dat, als laatste vijand, de dood nog moet worden tenietgedaan, doet aan de overwinning niets af. Dat is slechts het voltrekken van het vonnis, zoals dat verderop in Openbaring 20 in sobere woorden wordt beschreven (Op 20:14). De dood kan zijn verschrikking niet meer uitoefenen. Nooit zal er meer een gelovige in een graf worden gelegd.

1Ko 15:55. De woorden van dit vers klinken dan ook als een triomfantelijke overwinningskreet waarbij de dood als het ware wordt uitgedaagd om zijn prikkel en zijn overwinning te tonen. Maar de dood heeft geen antwoord meer. Wanneer alle gelovigen aan het machtsgebied van de dood zijn ontrukt door de ‘metamorfose’ (= gedaanteverwisseling) van de levenden en de opstanding van de doden, is het met de dood gedaan. Zijn zeggenschap over de lichamen van de levende en gestorven gelovigen is hij voorgoed kwijt.

1Ko 15:56. De dood heeft een sterk wapen gehad waarmee hij de mensen heeft kunnen verslaan en dat is de zonde. De zonde wordt hier de prikkel van de dood genoemd. Tussen de dood en de zonde bestaat een duister verbond. Door de zonde is de dood in de wereld gekomen en de zonde sleept alle mensen mee in de dood.

De wet doet daar nog een schepje bovenop omdat daardoor de zondige, opstandige wil van de mens aan het licht komt. De wet houdt immers niets anders aan de mens voor dan een aantal geboden om aan te gehoorzamen. En wat blijkt? Dat de mens die geboden niet houdt, maar ze overtreedt. Hij is niet in staat de wet te houden omdat de zonde zo krachtig in hem werkt. De wet toont de kracht van de zonde aan. De brief aan de Romeinen maakt duidelijk dat er met de wet niets mis is. Het is mis met de mens.

1Ko 15:57. Gelukkig heeft God ons niet laten voorttobben in deze ongelijke strijd. Wij zijn de verliezers, maar de overwinning is ons door God gegeven in de gave van Zijn geliefde Zoon. Gegeven! Het is een geschenk, dat wij door genade hebben mogen aanpakken. We hebben er zelf niets voor hoeven doen. Alles wat wij hebben geprobeerd om te ontkomen aan de angst voor de dood en om te overwinnen in de strijd tegen de zonde, daarvan is het resultaat keer op keer een nederlaag geweest. God heeft de overwinning gegeven. Prijs Hem daarvoor!

Op het kruis van Golgotha heeft de Heer Jezus de zonde tenietgedaan; door uit het graf op te staan heeft Hij de dood tenietgedaan. Hoewel wij nu het volle resultaat daarvan nog niet zien, weten we in het geloof dat Hij een complete en eeuwige overwinning heeft behaald. God ziet het eindresultaat al en wij mogen dat in het geloof ook al zien. Wat kun je anders doen dan God daarvoor danken?

1Ko 15:58. Voor de toekomst is alles geregeld. Maar wat denk je van je verdere verblijf hier op aarde? Je leeft nog in een wereld waar de dood zijn macht uitoefent. De Heer Jezus is nog steeds niet gekomen om je lichaam te veranderen. Dat betekent dat je nog een opdracht hebt te vervullen.

Het laatste vers van dit hoofdstuk begint met “daarom” en slaat dan ook terug op de voorgaande verzen. Als je iets van die verzen hebt begrepen, zul je daarin een machtig motief kunnen vinden om je helemaal te geven “in het werk van de Heer”. Het uitzien naar die grote verandering is een flinke aansporing om je “overvloedig” in te zetten en niet slechts een klein beetje van je tijd en krachten te geven.

Je wordt opgeroepen “standvastig” en “onbeweeglijk” te zijn. Dat is nodig omdat er veel tegenwerking komt als je je voorneemt voor de Heer Jezus te leven. Reken er maar op dat er altijd stemmen zullen zijn die je vertellen dat het best wat minder kan. Die stem kan bij jezelf opkomen of anderen kunnen je vertellen dat je bijvoorbeeld toch ook je rust nodig hebt. Natuurlijk moet je niet roekeloos met je gezondheid omspringen, maar je inzet is van groot belang. Verder kan er veel vijandschap op je afkomen, waardoor je de moed zou kunnen laten zakken. Daarom: wees standvastig en onbeweeglijk; ga door en houd vol. Eén ding weet je in elk geval na al het voorgaande: je arbeid is niet tevergeefs in de Heer.

Het zou wel tevergeefs, of nutteloos, zijn als er geen opstanding zou zijn. Maar de opstanding is een feit, en als die plaatsvindt, wordt de beloning uitgereikt. Alles wat je doet of laat voor de Heer, zal Hij belonen.

Ik wil nog even op een misverstand wijzen. Sommigen denken dat iemand alleen ‘in het werk van de Heer’ is, als hij of zij geen baan meer heeft in de maatschappij en alle tijd kan wijden aan geestelijke zaken. Dat is een misverstand. Iedere christen wordt hier opgeroepen om bezig te zijn in het werk van de Heer. Ook je werk in de maatschappij of je gaan naar school of je bezig zijn in de huishouding valt daaronder. Je mag alles doen voor de Heer (Ko 3:17). Dat geeft glans aan de meest alledaagse bezigheden.

Het ‘overvloedig in het werk van de Heer’ bezig zijn betekent niet dat je moet verdrinken in allerlei aardse werkzaamheden, maar houdt in dat je ingesteld bent op het doen van de wil van de Heer, ook in de meest eenvoudige werkzaamheden.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 15:53-58.

Verwerking: Wat is de beste motivatie om altijd overvloedig in het werk van de Heer te zijn?

Copyright information for DutKingComments