1 Corinthians 3:10-11
Bouwen op het fundament
1Ko 3:8. Iedere gelovige, jij ook, is een dienaar. Een dienaar is iemand die zijn opdrachten van hogerhand krijgt. Er is iemand die boven hem staat. God staat boven al Zijn dienaren en Hij zegt tegen ieder wat hij moet doen. Het gaat om Zijn werk en alle dienaren moeten zich daarvan bewust zijn. Als iedereen zijn eigen gang gaat, komt er van Gods werk niets terecht. De dienaren moeten een zijn. Ze moeten elkaar niet tegenwerken, niet ieder een eigen publiek erop nahouden, maar juist met elkaar meewerken, samenwerken. 1Ko 3:9. De eenheid in de dienst voor God is belangrijk. God zal weten te belonen hoe ieder zich daarin heeft gedragen. Als er staat dat wij “Gods” medearbeiders zijn, wil dat zeggen dat wij medearbeiders zijn van elkaar en dat wij samen dienaren zijn van God. Het wil niet zeggen dat jij samen met God een bepaald werk doet. Nee, Hij staat boven jou en samen met anderen mag jij voor Hem bezig zijn. Dit betekent dat jij je niet moet richten op wat mensen of partijen van jou verwachten of jou opdragen. In dat geval zoek je niet de belangen van God en Zijn werk, maar de belangen van mensen en kom je in conflict met je medearbeiders. De eenheid is op die manier binnen de kortste keren zoek.In dit vers lees je vlak naast elkaar over een “akker” en een “gebouw”. Dat zijn toch twee heel verschillende dingen die je niet met elkaar kunt verwisselen? Ja, dat is zo, maar Paulus gaat hier van het ene beeld over op het andere beeld. Beide beelden stellen namelijk een terrein voor waarop of waarin Gods medearbeiders werken. Een ‘akker’ is een terrein waarop de arbeider bezig is met het doel om daar vrucht van te krijgen. God wil graag vrucht ontvangen. Wat Paulus hier nu zegt, is dat de gelovigen in Korinthe samen die akker zijn. Dat geldt ook voor alle plaatsen waar gelovigen samenkomen – denk nog maar eens aan de eerste verzen van deze brief (1Ko 1:1-2). God wil graag uit het leven van alle gelovigen samen de eer ontvangen die Hij waard is.Bij Gods ‘gebouw’ gaat het ook om de gelovigen als geheel. Zij vormen samen Gods gebouw. Als je aan een gebouw denkt, denk je aan wonen. God woont in de gemeente. Verderop in dit hoofdstuk wordt dat zo gezegd (1Ko 3:16). Ook andere zaken die met een gebouw te maken hebben, worden genoemd. Zo heb je een fundament nodig. Ook zijn er bouwmaterialen en bouwers nodig. 1Ko 3:10-11. Eerst het fundament. Dat is door Paulus gelegd. Hij beroemt zich daar niet op. Hij zegt dat hij dat fundament heeft gelegd “naar de genade die mij gegeven is”. De eer hiervan gaat naar God. Het fundament is dan ook niet iets wat hijzelf heeft uitgevonden. Het fundament “is Jezus Christus”. Als “een wijs bouwmeester” heeft Paulus Hem en niets anders in de prediking aan de Korinthiërs voorgesteld. Een ander fundament is er niet. 1Ko 3:12. Nu moet er gebouwd worden. ‘Maar’, zo waarschuwt Paulus, ‘kijk wel uit met wat voor soort materiaal je bouwt.’ De zes bouwstoffen die hij noemt, vallen in twee groepen uiteen. De eerste groep bevat drie edele materialen. Zij kunnen een vuurproef doorstaan. De tweede groep bevat drie materialen die door het vuur worden verteerd en daarom voor een goed gebouw waardeloos zijn. Het hangt van de instelling van de bouwer af met welk materiaal hij tevreden is. Ik heb al gezegd: het is beeldspraak. Deze dingen stellen iets voor waar een geestelijke les uit te trekken valt. Zoals je weet, vormen de gelovigen samen de gemeente van God. De gemeente van God wordt in de Bijbel vergeleken met een bruid, een lichaam en ook met een huis. Over bruid en lichaam zullen we het nog hebben. Hier gaat het om de gemeente als huis. Dat is een iets moeilijker beeld dan lichaam of bruid omdat je de gemeente als huis vanuit twee gezichtshoeken kunt bekijken. Je leest namelijk in de Bijbel over de gemeente als een huis dat door God wordt gebouwd en als een huis dat door mensen wordt gebouwd. Wanneer het gaat om een huis dat door God wordt gebouwd, denk je dan dat God materialen gebruikt die door vuur zullen vergaan? Dat is onmogelijk. Als God aan het huis bouwt, gebruikt Hij alleen goed materiaal. Over de gemeente als een huis dat Gód bouwt, wordt in andere gedeelten van Gods Woord gesproken (Mt 16:18; Ef 2:20-22; 1Pt 2:4-5). Je leest in de Bijbel ook over de gemeente als een huis dat door mensen wordt gebouwd. Zo wordt het hier naar voren gebracht: “Laat ieder uitkijken hoe hij erop bouwt.” En dan is het mogelijk dat er verkeerd materiaal wordt gebruikt, materiaal dat in het vuur geen stand houdt. Misschien voel je al een beetje aan wat het materiaal voorstelt. Goud, zilver en kostbare stenen stellen gelovigen voor, en hout, hooi en stro stellen ongelovigen voor. Hoe moet je je de bouw nu voorstellen? Je kunt dat als volgt doen. Het evangelie wordt verkondigd. Mensen worden aangesproken. Er zijn mensen die hun schuld voor God erkennen. De prediker is ervan overtuigd dat ze oprecht zijn en aanvaardt hen als christen. Hij doopt hen. Daardoor belijden zij dat zij de wereld uitstappen – de doop is een begrafenis –, terwijl ze vervolgens de christenheid binnenstappen. Door de doophandeling komen ze op het terrein van het huis van God waar de christenheid ook mee wordt vergeleken. Op die manier bouwt de evangelist/doper aan het huis van God. Hij kan zich echter vergissen, iets wat bij God niet mogelijk is. Daarom moet hij uitkijken hoe hij bouwt. Ik besef dat ik het allemaal nogal kort heb uitgelegd, maar ik hoop dat de algemene indruk en ook het belang van dit gedeelte je duidelijk zijn. Er is nog een manier waarop kan worden gebouwd en dat is de manier waarop iemand iets uit de Bijbel doorgeeft. Die manier kan goed of verkeerd zijn. Geeft hij Góds gedachten door of geeft hij zijn éigen gedachten door? Dit is ook iets wat direct voor mij geldt, door dit allemaal aan je te schrijven. Ik moet me steeds afvragen of ik Gods Woord op de juiste manier aan jou uitleg. Hetzelfde geldt voor onze manier van leven. Welk voorbeeld geven we? Gaan we voor ons gedrag ook in de Bijbel kijken hoe God wil dat we ons gedragen en er uitzien? Als we ons in alle dingen aan het Woord van God willen houden, zullen we het gebouw van God sterker maken. Waar we dat niet doen, verzwakken we het. 1Ko 3:13-15. Er komt een dag dat alles wat we geleerd en gedaan hebben, openbaar zal worden. Jouw en mijn werk zullen in het vuur beproefd worden. Dat wil zeggen dat Gods heiligheid alles zal toetsen wat we gedaan en gezegd hebben. En Hij vergist zich niet in Zijn beoordeling. Wat blijft, zal Hij belonen. Wat verbrandt, is tot onze schade en kan niet beloond worden. Gelukkig zullen we zelf behouden worden. Ons werk kan verkeerd zijn, maar onze behoudenis ligt vast in Christus. Laten we ons inzetten om bouwers te zijn die met goed materiaal bezig zijn bij de bouw van het huis van God. Lees nog eens 1 Korinthiërs 3:8-15.Verwerking: Op welke manier ben jij aan het bouwen?