1 Corinthians 4:8-13

Dwaas om Christus’ wil

1Ko 4:8. De gelovigen in Korinthe hebben het zich gemakkelijk gemaakt. Korinthe is in die tijd een welvarende handelsstad. Van deze welvaart profiteren de gelovigen ook. Ze zijn verzadigd en rijk. Ze komen niets tekort. Ze hebben zelfs politieke invloed uitgeoefend, want Paulus zegt dat ze hebben geregeerd. Het lijkt natuurlijk voordeel op te leveren als je een stem in de stadsregering hebt. Dan kun je tenminste een beetje voor je eigen belangen, je eigen welvaart opkomen.

‘Maar’, zegt Paulus, ‘jullie hebben “zonder ons” geregeerd.’ Daarmee wil hij zeggen dat ze te vroeg zijn met regeren. Daar is het de tijd nog niet voor. De gelovigen zullen mogen regeren als de Heer Jezus terugkomt om het duizendjarig vrederijk op te richten. Paulus ziet daarnaar uit. Hij zou wel willen dat die tijd al gekomen zou zijn. Dan zouden hij en de andere apostelen, samen met de Korinthiërs, met de Heer Jezus mogen meeregeren.

1Ko 4:9. Nu is het nog niet zover. De Heer Jezus is nog steeds een verworpen Heiland. Voor allen die bij Hem horen, betekent dit dat ook dat zij verworpen zijn. Hij heeft het gezegd: “Als zij Mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Jh 15:20). Paulus en de andere apostelen zijn consequent. Ze willen straks met Christus regeren, maar ze willen dan nu op aarde ook met Christus lijden (vgl. Rm 8:17b). Dat is misschien niet zo leuk, maar het hoort bij het christen-zijn.

Je kunt dat ontlopen, zoals de Korinthiërs dat hebben gedaan. Je kunt je gemak ervan nemen, niet al te duidelijk laten zien dat je bij de Heer Jezus hoort, maar dan loop je niet in de voetsporen van Paulus, die vlak achter de Heer Jezus aan loopt. Hij en de andere apostelen hebben gekozen voor Christus. Dat betekent voor het leven op aarde smaad en verwerping. Zij, die zo’n hoge plaats in de gemeente hebben ontvangen – een apostel is immers de hoogste gave –, zijn door God in de wereld als de laatsten geplaatst, helemaal achteraan. In deze wereld hebben ze niets meer van het leven te verwachten; ze zijn als ten dode gedoemden. Ze aanvaarden deze plaats omdat God hun die heeft gegeven.

Ze zijn “een schouwspel geworden”. Denk je eens even in. Een schouwspel is tot vermaak van de kijkers. Vele duizenden hebben vroeger de tribunes van de Romeinse arena’s gevuld om te zien hoe de ten dode gedoemden in een ongelijk gevecht het onderspit delfden. Onder keizer Nero zijn christenen in de arena geworpen waar hongerige leeuwen hen hebben verscheurd, terwijl de tribunes vol zaten met op sensatie beluste mensen.

In het Oude Testament staat een geschiedenis die een illustratie van een schouwspel is. Het gaat om de geschiedenis van Simson. Je hebt vast wel eens van hem gehoord, die reusachtig sterke kerel. Hij heeft veel overwinningen behaald op de Filistijnen, de aartsvijanden van het volk Israël. Helaas verraadt hij het geheim van zijn kracht, waardoor hij zijn kracht kwijtraakt en gevangengenomen kan worden (Ri 16:15-21). Dan moet hij op een feest van de Filistijnen komen om hen te vermaken (Ri 16:25). Ze kunnen hem heerlijk bespotten.

Nu is het bij Simson zijn eigen schuld dat hij een schouwspel wordt, maar het geeft wel aan hoe weinig iemand in tel is die bij het volk van God hoort. Ik heb eens gehoord van een jonge christen uit een ander land die op school voor de klas is geroepen. De medeleerlingen zijn door de leraar aangemoedigd hem, vanwege zijn geloof, uit te jouwen. Zo’n jongen is een schouwspel geworden, waar anderen met leedvermaak naar hebben gekeken. Ben jij wel eens in een situatie geweest dat jij je een schouwspel hebt gevoeld?

1Ko 4:10. Dwaas zijn om Christus’ wil is niet gemakkelijk. Zeker niet als je ziet dat andere christenen sommige dingen gemakkelijk nemen. Paulus maakt een vergelijking tussen het leven van de apostelen en dat van de Korinthiërs. Hij doet dat, om hun te laten voelen dat ze afstand hebben genomen van het ware christelijke leven. Hij noemt zichzelf dwaas om Christus’ wil. Hij noemt hen wijs en sterk. Zij hebben immers geregeerd? Als je regeert, neem je de plaats van een sterke in, een plaats boven anderen. Ook hebben ze eer ontvangen van mensen. De apostelen worden echter veracht. De apostelen willen graag dicht bij de Heer Jezus zijn. Hoe Hij in deze wereld is geweest, kun je lezen in Jesaja 53 (Js 53:1-12).

1Ko 4:11. Om hun voor te houden wat het christelijk leven inhoudt, beschrijft hij iets van het lijden dat zij hebben meegemaakt. Wat hij hun en jou en mij daarin voorhoudt, is niet direct iets om jaloers op te worden. Het is niet maar eens een keertje gebeurd, zo per ongeluk. Nee, hij schrijft dat zij “tot op dit ogenblik” die dingen meemaken. Hun hele leven door hebben ze ermee te maken.

Zonder eten, zonder drinken, zonder kleding. Dit moet de weldoorvoede, goedgeklede Korinthiërs wel tot nadenken brengen. Zij hebben het zo goed en de dienaren van God hebben het zo slecht. Hoe komt dat? Delen zij wel van hun welvaart uit aan anderen die het veel minder hebben?

Er kan wel een vraag bij ons opkomen: Is het mogelijk dat een dienaar van God, die toch een zorgende Vader in de hemel heeft, zulke dingen moet meemaken? Ja, dat is inderdaad mogelijk. Wanneer je dicht bij de Heer Jezus leeft, wil dat niet zeggen dat je weelderig zult kunnen leven. Soms ervaar je juist het tegendeel. De zorg van onze Vader blijkt juist in de grootste nood. Op Zijn tijd geeft Hij weer precies wat je nodig hebt. Zulke ervaringen maken dat je dankbaarheid des te meer uitgaat naar de Gever.

Ook lichamelijk lijden hoort voor de apostelen bij het christen-zijn. Paulus weet wat het is om afgetuigd te worden. Hij zegt hier dat ze “met vuisten geslagen” worden. In zijn tweede brief aan de Korinthiërs somt hij een hele lijst op met allerlei vormen van lijden die hij heeft ondergaan (2Ko 11:23-33). Dan heb je toch wel wat voor je Heer en Heiland over!

Een vaste woonplaats hebben ze niet. Ze zijn in letterlijke zin pelgrims, doortrekkers. Wij mogen dan wel in letterlijke zin een woonplaats hebben, maar laten we wel beseffen dat we niet op aarde thuishoren.

1Ko 4:12-13. Ze zijn ook niet te beroerd of te geestelijk om de handen uit de mouwen te steken, en niet zo’n klein beetje ook. Ze werken zo hard, dat ze er moe van worden. Bij het volgen van Christus hoort ook dat we ijverig zijn in ons dagelijkse werk. In je dagelijkse bezigheden kun je laten zien wat het betekent om christen te zijn.

Kijk nu eens naar de opstelling van de apostelen tegenover de smaad en het kwaad die hun worden aangedaan. Zie je geen treffende overeenkomst met de reactie van de Heer Jezus op de smaad en het kwaad die Hem zijn aangedaan? Wij reageren meestal anders. Dat komt dan omdat we toch nog niet begrijpen welke positie wij in de wereld hebben. Het is een positie van “uitschot” en “uitvaagsel”. Waardeloos materiaal, niets mee te beginnen, kun je beter weggooien. Dat is wel even een streep door de hoge idealen om het in de wereld te kunnen maken. Maar ja, bij Wie hoor je nu eigenlijk?

Lees nog eens 1 Korinthiërs 4:8-13.

Verwerking: Wat is het verschil in het schouwspel zoals Simson dat was en zoals de apostelen dat waren? Zie ook 1Pt 4:14-16.

Copyright information for DutKingComments