1 Corinthians 5:7

Doet de boze uit uw midden weg

Het is duidelijk niet goed in Korinthe. Toch is Paulus deze brief begonnen met hen aan te spreken als “de gemeente van God die in Korinthe is”. Omdat ze dat zijn, kan en moet Paulus hen op hun fouten wijzen. Pas als ze niet luisteren naar wat hij hun schrijft, pas dan zijn ze niet meer een gemeente van God. Dat geldt nu nog steeds. Alleen wanneer een groep gelovigen luistert naar wat Paulus, onder de leiding van Gods Geest, in zijn brieven heeft geschreven, kun je zo’n groep erkennen als een ‘gemeente’ van God.

Je begrijpt natuurlijk wel dat we naar de hele Bijbel moeten luisteren omdat de hele Bijbel het Woord van God is. Toch zijn het vooral de brieven van Paulus waarvan veel christenen zijn afgeweken. En onder de brieven van Paulus is het vooral de eerste brief aan de Korinthiërs waaraan veel christenen een eigen uitleg hebben gegeven. Daardoor zijn er zoveel verschillende kerken en groeperingen ontstaan. Als je wilt weten hoe gemeente-zijn in onze tijd moet plaatsvinden, vind je dat in de brief die je nu aan het lezen bent.

1Ko 5:6. Zoals gezegd, is het in de gemeente in Korinthe verre van ideaal. Zij roemen in hun zegeningen, terwijl het grofste kwaad onder hen gebeurt, zonder dat zij zich er iets van aantrekken. Hierover wijst Paulus hen in de 1Ko 5:1-5 op duidelijke wijze terecht.

In 1Ko 5:6 maakt hij hun nog iets belangrijks duidelijk. Hij vergelijkt het kwaad, de zonde, met zuurdeeg. Om te begrijpen waarom hij deze vergelijking maakt, moet je weten wat zuurdeeg is. Zuurdeeg is een stukje deeg dat van een klomp brooddeeg wordt afgenomen en apart wordt gelegd. Langzamerhand verzuurt dat stukje helemaal. Wanneer dit kleine stukje verzuurd deeg nu in nieuw brooddeeg wordt gedaan, doortrekt dit stukje het hele deeg, waardoor het brooddeeg helemaal verzuurt. Dit beeld van de verzurende werking van een klein stukje zuurdeeg wordt hier door Paulus gebruikt. Er wordt trouwens vaker in de Bijbel over zuurdeeg gesproken. En overal waar je over zuurdeeg in de Bijbel leest, is het een voorstelling van het verkeerde, van de zonde.

Zoals uit het voorbeeld van het zuurdeeg blijkt, is de zonde niet alleen iets waarmee de persoon die zondigt te maken heeft. Zonde is ook iets waardoor anderen aangetast worden. Wanneer de zonde niet uit het midden van de gemeente wordt weggedaan, ziet God die hele gemeente als zondig. Het hoeft helemaal niet te betekenen dat de anderen in dezelfde zonde gaan leven. Paulus zegt niet dat allen in Korinthe nu hoereerders zijn geworden, maar omdat ze niets doen met de zonde die onder hen wordt gevonden, moet hij tegen hen zeggen dat ze zich eenmaken met de zonde.

1Ko 5:7. Wat moeten ze nu doen? Wat moeten wij doen als er zonde openbaar geworden is? De opdracht is: “Zuivert het oude zuurdeeg uit.” Dat wil zeggen dat de zonde moet worden weggedaan. Als de persoon die de zonde heeft begaan, die zonde niet wil belijden, moet die persoon worden weggedaan. Als dat gebeurt, is de gemeente weer een nieuw deeg. De gemeente is immers een ongezuurd deeg? Dat wil zeggen: de gemeente bestaat toch uit gelovigen die weten dat God hun zonden heeft weggedaan, geoordeeld in het werk van de Heer Jezus?

De Heer Jezus wordt hier voorgesteld als “ons Pascha”. Paulus herinnert de Korinthiërs hiermee aan Exodus 12. Daar kunnen zij, en kun jij, lezen dat het Pascha het feest is dat de Israëlieten vieren vlak voordat zij uit Egypte worden bevrijd (Ex 12:1-14). De vader van het gezin neemt een lam en slacht het. Het bloed van dat lam wordt gestreken aan de deurposten en de bovendorpel van de huizen waarin ze wonen. Dat gebeurt op voorschrift van God. God heeft namelijk gezegd dat Hij een engel door het hele land zal laten gaan om alle eerstgeborenen te doden. Maar wanneer hij het bloed aan de deurposten ziet, dan gaat hij voorbij. Daar is als het ware de dood al geweest. Het lam is gestorven in de plaats van de eerstgeborene. Zo mogen wij weten dat “ook ons Pascha, Christus, is geslacht”.

Paulus blijft daar niet bij staan. Hij herinnert de Korinthiërs ook aan het Feest van de ongezuurde broden dat onmiddellijk op het Pascha volgt (Ex 12:15-20). Het is er onlosmakelijk aan verbonden. Het is een feest dat zeven dagen duurt. In die zeven dagen wordt het hele leven voorgesteld. Begrijp je het verband al een beetje? Bij Israël is het zo, dat na het Pascha het Feest van de ongezuurde broden komt; bij ons, de gemeente, is het zo, dat na de dood van Christus voor ons er in heel ons leven geen ruimte meer gegeven mag worden aan de zonde.

Als er toch weer iets van zonde in het leven van een gelovige binnenkomt, moet hij daar direct mee handelen en het uitzuiveren, of wegdoen. Dit betekent dat de zonde moet worden beleden voor God en waar nodig voor mensen en moet worden nagelaten. Dan pas spoort zijn praktijk weer met zijn positie. Wat ik je heb proberen duidelijk te maken, is in een paar woorden samen te vatten: Christus en de zonde kunnen niet samengaan.

En als een plaatselijke gemeente hier nu eens niet naar handelt en het kwaad niet uitzuivert? Dan staat in 2 Timotheüs 2 de opdracht voor iedere gelovige van die plaatselijke gemeente die naar de wil van God wil handelen. Daar staat dat zo iemand daar dan zelf moet weggaan. Hij moet ‘zichzelf uitzuiveren’. Vervolgens moet hij op zoek gaan naar anderen die dat ook hebben gedaan, om samen met hen de Heer aan te roepen uit een rein hart (2Tm 2:19-22).

1Ko 5:8. Na alles wat moet worden weggedaan en uitgezuiverd, komt in dit vers de oproep om feest te vieren. Met dit feestvieren wordt niet bedoeld wat ik wel eens op T-shirtjes heb zien staan: een paar grote, schuimende potten bier en daaronder de woorden: Het leven is één groot feest. Dat feestvieren hoort bij het oude zuurdeeg. Echt feestvieren doen we als we leven voor de Heer Jezus. Hij is het echte ongezuurde brood. In Zijn leven op aarde en Zijn leven in de hemel nu is niets van zonde aanwezig. Hij leeft in alles voor Zijn Vader en dat is Zijn vreugde.

1Ko 5:9-10. In de wereld om ons heen leven heel wat mensen in de afschuwelijkste zonden. Het is onmogelijk om die contacten te vermijden als je midden in het leven staat. Je hebt met hen te maken op school, op je werk, in de buurt waar je woont. Als Paulus zegt dat we geen omgang met hoereerders mogen hebben, bedoelt hij daarmee dan ook niet de mensen in de wereld om ons heen.

1Ko 5:11. Nee, het gaat hem om “iemand die broeder genoemd wordt”, terwijl zo iemand in de zonde leeft. Hij geeft zich uit voor een gelovige, en misschien is hij het ook, maar in zijn leven laat hij dat niet zien. Integendeel, zijn leven is in strijd met de Bijbel. (Tussen haakjes, de lijst van zonden die in dit vers staat, is niet bedoeld om een compleet overzicht te geven van mogelijke zonden waarmee de gemeente zou moeten handelen. In deze lijst vind je bijvoorbeeld niet de moordenaar en de dief.)

Met “iemand die broeder genoemd wordt”, maar in de zonde leeft, mogen we geen omgang hebben. We mogen er zelfs niet gewoon mee gaan eten. Het is dan ook ondenkbaar dat zo iemand nog zou kunnen deelnemen aan het avondmaal van de Heer.

1Ko 5:12-13. Met de mensen van de wereld hebben wij in dit opzicht niets te maken. Die mensen zullen door God op Zijn tijd worden geoordeeld en wij mogen hun nu nog het evangelie verkondigen om aan dat oordeel te ontkomen. Maar de gemeente heeft wel de verantwoordelijkheid om te oordelen hen die tot de gemeente behoren. De boze, hij die in de zonde leeft, moet door de gemeente uit haar midden worden weggedaan.

Er wordt wel eens gezegd dat de gemeente geen tucht moet uitoefenen. Als bewijs daarvoor wordt dan gewezen op een paar verzen uit een gelijkenis in Mattheüs 13, die van het onkruid onder de tarwe (Mt 13:28-30). Wanneer je het gedeelte waarin deze verzen staan (Mt 13:24-30), goed leest, zie je dat het daar niet gaat om de gemeente, maar om het koninkrijk der hemelen. Je hoeft je daar dan ook niet door van de wijs te laten brengen.

Als er echte liefde voor de Heer Jezus én voor Zijn gemeente is, zullen we in de gemeente niets willen toelaten dat Hem oneer aandoet. Waarop het aankomt, is of wij de kant van God kiezen tegenover de zonde.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 5:6-13.

Verwerking: Waarom is het zo belangrijk dat de boze uit het midden van de gemeente wordt weggedaan?

Copyright information for DutKingComments