1 Corinthians 6:2

Rechtszaken en recht zoeken

1Ko 6:1. Ruzie maken. Het komt in de beste families voor. Maar dit gezegde mag niet als een excuus dienen dat het ook in de familie van God voorkomt. In de familie van God mogen geen ruzies voorkomen. En toch gebeurt het. Hoe komt dat? Misschien is het jou ook wel eens overkomen, dat een ander je tekort heeft gedaan.

Ik zal een voorbeeld geven. Stel je hebt een auto. Die leen je even aan een broeder uit. Je krijgt je eigendom weer netjes en onbeschadigd terug. Maar na verloop van enige tijd komt er een bekeuring wegens te hard rijden door de brievenbus. Je kunt je gelukkig herinneren dat op de bewuste datum waarop de bekeuring is gedateerd, jij je auto hebt uitgeleend. Jij gaat er mee naar je broeder. Laat die nu helemaal van niets weten, althans dat beweert hij. Maar jij weet zeker dat hij op die bewuste dag jouw auto heeft geleend. De zaak loopt zo hoog op, dat jij ermee naar de rechter stapt. Je laat het er toch niet bij zitten? Jij wilt dat de zaak tot op de bodem wordt uitgezocht! Het loopt erop uit dat twee broeders voor de rechter staan om hun gelijk te eisen. Wat een slechte zaak voor het getuigenis van God op aarde.

Zoiets heeft Paulus te horen gekregen van de gelovigen in Korinthe. Hij vindt dat een trieste vertoning. Hoe durven ze dat te doen? Gaan ze nota bene hun ruzies uitvechten bij de onrechtvaardigen! Er staat niet bij om wat voor soort zaak het gaat. Voor mijn voorbeeld kun je vele andere mogelijkheden invullen waarover ruzie tussen gelovigen kan ontstaan. Zoals gezegd, mag het niet voorkomen onder kinderen van God. Maar als het nu toch gebeurt, hoe ga je daar dan mee om? Dat is de vraag waarom het gaat. Paulus berispt hen dat ze met hun ruzies naar de wereldse rechter gaan en niet naar de heiligen, dat zijn de broeders en zusters.

1Ko 6:2. Weet je waarom hij dit zegt? Omdat de heiligen, de gelovigen, de wereld zullen oordelen. Wat zegt Paulus daar? Zullen wij de wereld oordelen? Ja, dat zegt hij. Oordelen moet je hier wel zien in de betekenis van regeren en niet van veroordelen. En als de heiligen de wereld zullen oordelen, zouden ze dan niet in staat zijn om in de meest onbeduidende rechtszaken een uitspraak te doen?

Laat dit eens goed tot je doordringen. Jij mag straks, als de Heer Jezus over de wereld zal regeren, met Hem mee regeren. Je zult dan precies weten hoe je in allerlei situaties het beste kunt handelen. Ben jij straks anders dan nu? Nee, je bent nog dezelfde. Er is maar één ding bij jou veranderd en dat is, dat je het vlees, je oude natuur, niet meer bij je hebt. En het is juist dat wat jou nu nog zo vaak in de weg staat om op een goede manier te reageren als een ander je tekortdoet.

1Ko 6:3. Een beter advies is er niet te geven dan wat Paulus hier geeft: Denk aan je toekomst! In de toekomst zul je zelfs engelen oordelen. Hier weer in de zin van: over engelen regeren, dat wil zeggen tegen hen zeggen wat ze moeten doen. Dat is even wat! Engelen zijn machtige wezens. Eén engel heeft eens in één nacht honderdvijfentachtigduizend vijandelijke soldaten gedood (Js 37:36). Engelen zijn wezens die nu door God gebruikt worden om de gelovigen te helpen en te beschermen (Hb 1:14). Straks mag jij aan de engelen vertellen waar ze naartoe moeten gaan en wat ze moeten doen.

Wat moeten deze machtige wezens er niet van denken als je je nu zo laat gaan in de dingen van dit leven die straks hun betekenis hebben verloren? Want daarom gaat het hier, het gaat om de dingen van het alledaagse leven, dingen die in zichzelf geen enkele waarde hebben voor de toekomst. De vraag is alleen hoe belangrijk ze voor jou zijn. Wil je, met alle geweld, het deel dat jou toekomt, en dat je niet hebt gekregen, opeisen? De engelen kijken hoe je reageert op zulke situaties. Je kunt de waarde van “de dingen van dit leven” het beste bepalen door ze te bekijken in het licht van de toekomst. Dat is wat Paulus hier doet. Als je dat doet, raak je de pijn van het verlies kwijt en je verheugt je in wat je straks zult ontvangen.

1Ko 6:4. Dit gedeelte is praktisch. Het gaat over de gewone dingen van het leven. Als er problemen tussen gelovigen ontstaan over alledaagse dingen, moeten andere gelovigen die problemen kunnen oplossen. Daar is geen speciale gave of een buitengewoon geestelijk inzicht voor nodig. De eenvoudigste gelovige is in staat om met de wijsheid van God in zulke situaties een uitspraak te doen.

1Ko 6:5. Paulus zegt dat ze zich moeten schamen. Beroemen zij zich niet op hun vele gaven? Ondanks die vele gaven spant de ene broeder tegen de andere broeder een rechtszaak aan. Op die manier hangen ze de vuile was van de gemeente buiten en wordt het bekend in de wereld. Wat een beschamende vertoning. Worden de mensen in de wereld jaloers gemaakt om ook christen te worden als ze zulke dingen horen? Ze spreken alleen maar minachtend en met leedvermaak over die ruziënde christenen.

Het bestaan van de vele verschillende kerken en groepen is al iets om je over te schamen. Het doet mij extra pijn als ik wel eens lees over zaken waaruit blijkt dat in die verschillende kerken en groepen de christenen ook in hun eigen kerk of groep met elkaar aan het ruziemaken zijn en elkaar voor het gerecht dagen. Daarbij doet het er voor mij niet toe om wat voor kerk of groepering het gaat.

Waar is die ene broeder die een uitspraak zou kunnen doen tussen zijn broeders? Er moet een grote gemeente geweest zijn in Korinthe, want de Heer zegt erover tegen Paulus: “Ik heb veel volk in deze stad” (Hd 18:10). Maar een groot aantal gelovigen in een plaatselijke gemeente is nog geen garantie voor een gezond geestelijk leven in die gemeente.

Als je vindt dat je een eenvoudige broeder of zuster bent, kun je gemakkelijk een beetje in de massa opgaan. En als je een bepaalde gave hebt ontvangen, kun je je gemakkelijk een beetje boven de massa verheven gaan voelen, of erboven verheven worden door andere gelovigen. Geen van beide is goed. In de gemeente heeft ieder zijn eigen plaats en taak. Paulus komt daar nog uitvoerig op terug in 1 Korinthiërs 12 (1Ko 12:4-30). Dat neemt niet weg dat ieder de verantwoordelijkheid heeft om erop toe te zien dat er geen dingen gebeuren waardoor de gemeente in opspraak komt.

1Ko 6:6. Ruzies in de gemeente moeten niet worden beslecht door een uitspraak van een wereldse rechter, maar in de gemeente. Daarom, hoe eenvoudig jij je ook voelt – je kunt jezelf trouwens nooit te eenvoudig vinden –, jij hebt de opdracht om ruzies in de gemeente over allerlei gewone dingen te helpen oplossen. Daar heb je niet in de eerste plaats een helder verstand of een scherp inzicht voor nodig, maar een dagelijkse omgang met de Heer Jezus. Dan krijg je de wijsheid die je in zulk soort gevallen nodig hebt.

Tip: Deze wijsheid zal je, wanneer je nog jong bent, ertoe brengen een bepaalde zaak eerst met oudere, wijze, broeders te bespreken.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 6:1-6.

Verwerking: Heb jij wel eens ruzie gehad met een broeder of zuster? Hoe is dat opgelost? Of heb je misschien op dit moment met iemand ruzie? Hoe denk je dat op te kunnen lossen? Of weet je van anderen dat ze ruzie hebben? Wat kan jouw taak daarin zijn?

Copyright information for DutKingComments