‏ 1 Corinthians 7

Man en vrouw in het huwelijk

1Ko 7:1. Dit hoofdstuk sluit direct aan op de laatste verzen van het vorige hoofdstuk. Daar is duidelijk gemaakt dat seksuele omgang buiten het huwelijk hoererij is. Maar hoe moet je dan wél met het huwelijk omgaan? Daarover hebben de Korinthiërs schriftelijk vragen gesteld aan de apostel Paulus. In dit hoofdstuk gaat hij daar uitvoerig op in.

Sommigen hebben er moeite mee dat Paulus als ongetrouwde man aanwijzingen voor het huwelijk geeft. Daar zou hij het recht niet toe hebben. Wie dat meent, begrijpt niets van de bijzondere plaats die Paulus van God heeft gekregen. Paulus is de man aan wie God een speciale dienst heeft toevertrouwd. Met name de eenheid die er is tussen Christus en de gemeente is iets dat hij heeft mogen doorgeven aan de gemeente. Deze eenheid wordt vergeleken met het huwelijk. De man behoort Christus voor te stellen en de vrouw behoort de gemeente voor te stellen. In Efeziërs 5 kun je daarover lezen (Ef 5:22-33).

De vergelijking met Christus en de gemeente in de verhouding tussen de man en zijn vrouw wordt in 1 Korinthiërs niet voorgesteld. Toch is het duidelijk dat juist Paulus over de omgang tussen man en vrouw praktische opmerkingen kan maken omdat hij zo goed de verhouding tussen Christus en de gemeente kent. Hij wil er dan ook voor zorgen dat in de huwelijken de omgang tussen de echtgenoten steeds meer gaat lijken op het grote voorbeeld.

Voordat hij hierover gaat schrijven, zegt hij eerst in 1Ko 7:1 dat het goed voor een mens is geen vrouw aan te raken. Door dit zo te zeggen lijkt het wel alsof hij tegen het huwelijk is.

1Ko 7:2. Als hij in dit vers zegt dat het vanwege de hoererijen goed is dat toch ieder zijn eigen vrouw heeft, lijkt dat niet een erg hoogstaand motief. Het lijkt net alsof het een noodzakelijk kwaad is. Als je het hele hoofdstuk doorleest, zie je dat hij niet op die manier over het huwelijk spreekt. Hij erkent het huwelijk ten volle en onderstreept hoe belangrijk huwelijkstrouw is.

Waarom uit hij zich dan zo? Omdat hij in dit hoofdstuk het huwelijk bekijkt als een tijdelijk iets. In de hemel wordt niet getrouwd en uitgehuwelijkt. Zo zegt de Heer Jezus dat in Mattheüs 22 (Mt 22:30). Het huwelijk heeft alleen geldigheid voor de tijd dat iemand op aarde leeft. Om het goed te beleven moet je niet alleen de voorrechten van het huwelijk kennen, maar ook de verantwoordelijkheden. Het is een hele verantwoordelijkheid om getrouwd te zijn. Als je getrouwd bent, wordt er door je wederhelft heel wat van je verwacht. Je moet tijd aan je huwelijk besteden. Als je niet getrouwd bent, kun je die tijd op een andere manier besteden. Niet voor jezelf natuurlijk, maar voor de Heer. Nou, van deze kant bekijkt Paulus het huwelijk hier.

Ik wil nog eens benadrukken dat het huwelijk een schitterende afbeelding is van Christus en de gemeente. God heeft het huwelijk ingesteld met dat in gedachten. Maar, zoals gezegd, de kant die in dit hoofdstuk naar voren komt, is de kant van tijdsbesteding. Paulus slaat hierin niet door. Je zult zien dat hij, ook als het gaat om de verantwoordelijkheden die het huwelijk met zich meebrengt, de zaken evenwichtig voorstelt.

Wanneer hij dan ook zegt dat het goed is voor een mens geen vrouw aan te raken, wil dat zeggen dat het goed is om ongetrouwd te blijven en wel met de bedoeling helemaal vrij te zijn om voor de Heer te werken (1Ko 7:26; 32). Hij bedoelt niet dat je een vrouw geen hand mag geven.

Toch is een waarschuwing tegen een al te intieme omgang met iemand van het andere geslacht op zijn plaats. Wees voorzichtig met het omhelzen en kussen van, of je laten omhelzen en kussen door, iemand van het andere geslacht (vgl. Sp 6:29). Daar kunnen huwelijksproblemen door ontstaan. Jaloersheid speelt al snel een rol in al te vriendschappelijke omgang. Trouwens, de apostel zegt hier zelf dat vanwege het gevaar van de hoererijen ieder zijn eigen vrouw heeft en omgekeerd iedere vrouw haar eigen man.

1Ko 7:3-4. Het huwelijk geeft verplichtingen aan de man ten opzichte van zijn vrouw en aan de vrouw ten opzichte van haar man. Het gaat om het voldoen aan wat verschuldigd is. In het huwelijk hebben man en vrouw zich aan elkaar uitgeleverd. Ze hebben geen van beiden meer iets te zeggen over het eigen lichaam. Het is geen kwestie van geven en nemen, maar van geven. Het verband maakt hier duidelijk dat het vooral gaat om het voldoen aan de seksuele behoeften van de ander.

Seksuele behoeften zijn geen schande of zondig; ze zijn door God in de schepping gelegd. Ze mogen echter alleen bevredigd worden op het terrein waarvoor God ze gegeven heeft en dat is binnen het huwelijk. In het huwelijk mogen man en vrouw genieten van elkaars lichaam. De geslachtsgemeenschap is daarvan de bekroning. God heeft de geslachtsgemeenschap ook gegeven met het oog op het verwekken van kinderen. Ze heeft dan ook een dubbele functie. Door het willekeurig gebruik van allerlei kunstmatige voorbehoedsmiddelen wordt er een scheiding in deze dubbele functie aangebracht.

In 1 Petrus 3 staat dat de man met verstand bij zijn vrouw moet wonen (1Pt 3:7). Dat omvat de totale omgang met de vrouw, inclusief de seksuele. Een man moet verstand van zijn vrouw krijgen. Ze is namelijk heel anders door God geschapen. Hoeveel verstand een man op dit gebied van zijn vrouw heeft, blijkt uit de mate van zelfbeheersing die hij bezit. Door het gemak waarmee bepaalde middelen te krijgen zijn, blijft er weinig over van een oefening in deze zelfbeheersing.

En dan nog wat. Als we de Heer in alle dingen van ons leven de leiding geven, zouden we Hem dan hierin niet de leiding toevertrouwen? Wie Zijn wil hierover wil leren kennen, zal Hij niet beschamen. Op meerdere plaatsen in de Bijbel staan Zijn aanwijzingen zoals ook in het hoofdstuk dat je nu voor je hebt.

1Ko 7:5. Moet een man of een vrouw zich altijd aan de ander geven? Nee. Onder drie voorwaarden is het toegestaan zich aan elkaar te onttrekken en wel als

1. ze het er beiden over eens zijn,

2. de tijd van onthouding niet al te lang duurt en

3. het doel is om zich te wijden aan het gebed.

Er kunnen dingen in het leven van gelovigen gebeuren waarmee ze geen weg weten. De enige weg die openblijft, is zich helemaal op God te richten en Hem te vragen om uitkomst. In zulke situaties is het goed om vrijwillig en voor een bepaalde tijd ‘nee’ te zeggen tegen de bevrediging van de lichamelijke behoeften. Nuchter zegt de apostel dat ze daarna weer samen moeten komen omdat anders de satan van de gelegenheid gebruikmaakt om hen alsnog tot hoererij te verleiden. De behoeften zijn namelijk wel aanwezig.

1Ko 7:6. Wat Paulus hier zegt, is geen bevel. Hij geeft het ons als het ware ter overweging. Het is niet goed om zonder meer, zonder erover na te denken en ervoor te bidden, ervan uit te gaan dat God onze weg wel zal besturen. Dan is er geen oefening meer in de tegenwoordigheid van de Heer om te weten wat we in bepaalde gevallen moeten doen. Je ziet hoe uiterst praktisch de aanwijzingen zijn.

1Ko 7:7. Paulus zou wel willen dat ze allen zouden zijn zoals hij, dat is ongetrouwd. Dat zegt hij omdat hij het vele werk ziet dat er voor de Heer te doen is. Tegelijk erkent hij dat er een speciale genadegave van God voor nodig is om ongetrouwd te blijven. Normaal zal het zo zijn dat een man een vrouw krijgt en een vrouw een man. God heeft immers Zelf gezegd: “Het is niet goed dat de mens alleen is” (Gn 2:18). En ook dat is een genadegave van God, want “ieder heeft zijn eigen genadegave van God, de een deze [om ongetrouwd te blijven], de ander die [om te trouwen].

Lees nog eens 1 Korinthiërs 7:1-7.

Verwerking: Ben je getrouwd? Ga na in hoeverre je huwelijk door deze verzen rijker kan worden.

Ben je ongetrouwd? Hoe is het met je verlangen naar een vrouw/man? Overheerst het alles? Of is het een gezond verlangen, dat je in gebed bij de Heer brengt, terwijl je de Heer van harte dient? Of denk je ongetrouwd te kunnen blijven om helemaal voor de Heer te kunnen leven zonder zorgen ten aanzien van een man/vrouw?

Drie groepen

In het gedeelte dat je zojuist hebt gelezen, komen drie groepen mensen voor je aandacht:

1. “de ongetrouwden en de weduwen” (1Ko 7:8),

2. “de getrouwden” (1Ko 7:10) en

3. “de overigen” (1Ko 7:12), dat zijn de gemengde huwelijken, waarvan alleen de man of de vrouw een gelovige is.

Voor elk van de drie groepen heeft Paulus een woord.

1Ko 7:8. “De ongetrouwden en de weduwen” kunnen het best ongetrouwd blijven, net zoals hij. Dan heb je niets te maken met de zorg voor een goedlopend huwelijk. De tijd die je daarin moet investeren, kun je dan gebruiken in de dienst van de Heer.

1Ko 7:9. Paulus heeft tegelijk wel degelijk oog voor de praktijk. Hij beseft goed dat er verlangens kunnen zijn die het niet toelaten dat iemand ongetrouwd blijft. Misschien loop jij wel met de vraag rond of de Heer wil dat jij trouwt of dat Hij wil dat je alleen blijft. Ik heb ook met die vraag gezeten. Het antwoord voor mij kwam toen iemand zei: ‘Als jij verlangt naar een levenspartner, kun je ervan uitgaan dat de Heer wil dat je trouwt. Hij heeft dat verlangen in je gelegd.’ Een simpel antwoord dat voor mij het einde van de vraag heeft betekend over wel of niet trouwen. Je hoeft daar, denk ik, niet krampachtig mee om te gaan.

Dan komt natuurlijk nog wel het probleem hoe je kunt weten met wie de Heer wil dat je trouwt. Daar kun je dan verder voor gaan bidden. Soms is het zo dat je, ondanks het verlangen naar een levenspartner, toch alleen blijft. Dat kan een hele strijd veroorzaken, zo hevig, dat je zelfs gaat twijfelen aan de liefde van God. Ik kan dat wel begrijpen, zeker als er door anderen ook nog zielig over wordt gedaan. Een hoofdstuk als dit kan je dan bemoedigen. Voor God heeft jouw leven Zijn doel niet gemist als er in jouw leven geen levenspartner verschijnt. Geef het gevoel van het gemis niet de kans je leven te vullen. Blijf je richten op Hem. Hij wil die ruimte in je leven vullen.

Ik wil hiermee niet de indruk wekken dit probleem met een paar zinnen af te doen. Dat zou goedkoop zijn. Ik wil alleen proberen een richting aan te geven, waarin draagkracht voor dit gemis te vinden is.

1Ko 7:10-11. Voor de tweede categorie, “de getrouwden”, geldt dat zij getrouwd zijn tot de dood scheiding brengt. Elke scheiding die eerder plaatsvindt dan de dood, is verboden. In Maleachi 2 staat dat God “het wegsturen … haat” (Ml 2:16). Er is geen reden te bedenken waarom man en vrouw elkaar zouden kunnen wegsturen, anders gezegd, zouden kunnen scheiden. Ja, je hoort wel van onhoudbare situaties van voortdurende ruzies, scheldpartijen, dronkenschap of een verhouding met een ander en overspel. En menselijk gesproken is het dan begrijpelijk dat er door de partij die dit alles moet ondergaan een echtscheidingsprocedure in gang wordt gezet. Maar de Heer Jezus heeft gezegd – en met de opmerking “niet ik, maar de Heer” verwijst Paulus daarnaar –: “Wat dan God heeft samengevoegd, laat een mens dat niet scheiden” (Mt 19:6). Hier staat een duidelijk bevel: niet scheiden.

Is het dan onder geen enkele voorwaarde mogelijk om te scheiden? Nee, want die voorwaarde is er niet. Sommigen menen in Mattheüs 19 de enige uitzondering te zien die de gevraagde voorwaarde geeft (Mt 19:9). Dat is in het geval dat er door een van de partners is gehoereerd. De reden is, zo zegt men, dat door de partner die hoereert in feite de huwelijksband verbroken is door te hoereren, dat wil zeggen door met een ander geslachtsgemeenschap te hebben (1Ko 6:16). Die redenering gaat echter niet op, want geslachtsgemeenschap buiten het huwelijk verbreekt geen wettig huwelijk, net zomin als door geslachtsgemeenschap buiten het huwelijk een huwelijk ontstaat.

Mocht iemand Mattheüs 19:9 toch als uitzondering zien en menen aan dat vers het recht tot echtscheiding te kunnen ontlenen, dan mag hij of zij zich wel afvragen of er van dit recht gebruik moet worden gemaakt. Wanneer het opgebracht kan worden – ik wil me hierin zo voorzichtig mogelijk uitdrukken – van dit recht af te zien, zou het een overwinning van de genade zijn om zelf toch trouw te blijven aan de huwelijksband waarin zij beiden verbonden zijn en die tot de dood onverbrekelijk is.

In een bepaald geval van echtscheiding wordt wel eens als excuus aangevoerd dat het in dat bepaalde geval zou gaan om een huwelijk waarin man en vrouw niet door God zijn samengevoegd. Er zijn inderdaad huwelijken genoeg die tot stand zijn gekomen zonder dat men daarin naar de wil van God heeft gevraagd. Als dat zo is, moet dat als zonde beleden worden, maar het mag nooit als een excuus dienen om te gaan scheiden. Als er staat ‘wat God heeft samengevoegd’ – en niet ‘wie God heeft samengevoegd –, ziet dat op de instelling van het huwelijk als zodanig. De twee mensen, man en vrouw, die door de band van het huwelijk zijn samengevoegd, kunnen zich nooit van die band ontdoen. Het is een band die God om hen beiden heen gelegd heeft en die nooit verbroken mag worden. Denk daar ook eens aan, als je over trouwen nadenkt.

Mocht het toch gebeurd zijn dat er echtscheiding heeft plaatsgevonden, dan is de opdracht ook duidelijk: ongetrouwd blijven of zich met elkaar verzoenen.

1Ko 7:12-13. “De overigen.” Wie zouden dat zijn? Uit het vervolg kun je opmaken dat het hier gaat om gemengde huwelijken, dat zijn huwelijken waarin een van de partners tot geloof gekomen is en de ander nog ongelovig is. Het gaat hier wel om iemand die tot geloof gekomen is nadat zij getrouwd zijn. Het gaat niet om iemand die de Heer Jezus kent en met een ongelovige gaat trouwen. Dat is duidelijk in strijd met de Bijbel (2Ko 6:14). Daar kan geen zegen op rusten.

Je kunt je voorstellen dat in zo’n heidense stad als Korinthe, waar het evangelie aangenomen is, in veel gezinnen door het geloof een scheiding gekomen is tussen de gelovige en de ongelovige familieleden. Hoe moet men daar nu mee omgaan? Hier spreekt Paulus als apostel, zonder zich te beroepen op een uitspraak van de Heer Jezus Zelf. Daarom zegt hij: “Zeg ik, niet de Heer.” Dit betekent natuurlijk niet dat je wat Paulus hier zegt, aan je laars kunt lappen. Hij is nog altijd apostel, die gezag van God heeft gekregen om in allerlei situaties te vertellen hoe er gehandeld moet worden. In de gevallen van de gemengde huwelijken moet degene die tot geloof is gekomen nooit het initiatief tot scheiding nemen.

Als je Ezra 10 en Nehemia 13 over gemengde huwelijken leest, zou je de gedachte kunnen krijgen dat in die gevallen de ongelovige moet worden weggestuurd (Ea 10:1-4; 10-16; Ne 13:23-27). In die gedeelten gaat het om huwelijken tussen leden van Gods aardse volk en heidenen. Die huwelijken zijn door God bij wet verboden. Ondanks dat hebben de Israëlieten zich verbonden met de heidenvolken om hen heen. Daardoor hebben ze zich verontreinigd en schuldig gemaakt aan de overtreding van de wet (Dt 7:1-6). De enige manier om zich van die zonde te ontdoen is belijdenis en het wegsturen van de vreemde vrouwen en de kinderen die uit hen geboren zijn. Zo heeft God het bepaald voor de tijd dat Zijn volk onder de wet staat.

1Ko 7:14. In de tijd waarin wij leven, zijn wij niet onder de wet, maar onder de genade (Rm 6:14b). Als nu in een ongelovig gezin een van de ouders tot bekering en geloof komt, heeft dat een uitwerking op het hele gezin. De ongelovige man of vrouw is door de gelovige geheiligd. Dit geheiligd zijn heeft niets te maken met hun verhouding tot God. Daaraan is voor de ongelovige niets veranderd. Zonder bekering blijft hij verloren. Het heeft te maken met zijn plaats in deze wereld. Door de verbinding met de gelovige is de ongelovige nu op een aparte plaats in de wereld terechtgekomen. De ongelovige is onder de directe invloed van het christendom gekomen.

Vóór de bekering van de man of de vrouw is dat hele gezin in de duisternis van het heidendom. Nu is er door de bekering van de man of de vrouw licht gekomen in het gezin. Of de ongelovige het wil of niet, hij of zij komt daar nu dagelijks mee in aanraking. En de hele omgeving weet het: in dat gezin is de invloed van het christelijk geloof aanwezig. Of de ongelovige het nu prettig vindt of niet: hij of zij is vanaf het moment van de bekering van zijn of haar partner verbonden aan iemand die niet meer meegaat in de heidense leefwijze. Hetzelfde geldt voor de kinderen.

Je ziet hoe er door het evangelie een zegen binnenkomt in de gezinnen. Niet alleen voor de bekeerde zelf, maar ook voor zijn of haar huisgenoten.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 7:8-14.

Verwerking: Welke redenen kun je aanvoeren om niet aan een verbinding met een ongelovige te beginnen?

God heeft ons geroepen in vrede

1Ko 7:15. Wanneer in een huwelijk een van beiden tot bekering komt, ontstaat er op hetzelfde moment een enorme kloof tussen man en vrouw. De gelovige wil vanaf dat moment rekening houden met de wil van God, terwijl de ongelovige daar geen rekening mee houdt. Dat zal spanningen in het huwelijk teweegbrengen. Die kunnen zo hoog oplopen, dat de ongelovige wil scheiden. In zulke gevallen hoeft de gelovige niet uit alle macht te proberen om de ongelovige partner bij zich te houden.

De gelovige zal in zulke situaties vaak denken dat hij/zij gefaald heeft in zijn/haar getuigenis. Wie kan zeggen dat hij/zij altijd volmaakt geweest is in zijn/haar getuigenis? Ik zeg dit niet om onze verantwoordelijkheid kleiner te maken. Als er fouten zijn gemaakt, moeten die beleden worden, ook als de fouten gemaakt zijn tegenover de ongelovige. Als ondanks een oprechte belijdenis van de verkeerde dingen de ongelovige toch wil scheiden, laat hij scheiden. Het enige wat de gelovige overblijft, is aanhoudend voor de ongelovige te bidden.

Hoe moet de gelovige nu verder leven? Paulus zegt hier dat de broeder of zuster vrij is. Zou dat kunnen betekenen dat een ander huwelijk mogelijk is? In dat geval is de weg van hereniging wel afgesloten, indien de ongelovige alsnog behouden zou worden. Daarom staat er nog iets: “God heeft ons geroepen in vrede.” Door de bekering van een van de gezinsleden kan deze vrede uit het gezin weg zijn. Zo spreekt de Heer Jezus daarover als Hij zegt dat Hij niet gekomen is om vrede te brengen, maar verdeeldheid (Lk 12:51-53).

1Ko 7:16. Wanneer in een gezin een van de gezinsleden de Heer Jezus aanneemt, is er verdeeldheid ontstaan tussen de gelovige en de andere, ongelovige leden. Zoals ik aan het begin van dit stukje heb gezegd, kan dit in bepaalde situaties spanningen veroorzaken, waarbij het in de verhouding tussen man en vrouw zover kan komen, dat de ongelovige wil scheiden. Laat hij dan scheiden, want God heeft ons geroepen in vrede. De gelovige hoeft niet zijn/haar best te doen de ander ten koste van de vrede vast te houden. Er is immers niet met zekerheid te zeggen of hij of zij tot bekering zal komen.

1Ko 7:17. Ik denk dat er in dit vers rust te vinden is voor iedereen die door zijn bekering in zulke omstandigheden is terechtgekomen. Dit vers maakt het je gemakkelijker om je in de situatie te schikken en niet in opstand te komen. Je vindt daar twee redenen voor. De eerste reden heeft te maken met de omstandigheden van je leven. De situatie waarin jij je bevindt, is voor God geen verrassing. Toen jij de Heer Jezus aannam, wist Hij van de situatie waarin jij verkeerde. Wat Hij nu graag wil, is dat jij in jouw eigen omgeving de verandering laat zien die Hij in je leven heeft bewerkt.

De tweede reden heeft te maken met jou persoonlijk. God heeft je geroepen zoals jij bent. Wat dat wil zeggen, wordt toegelicht in de volgende verzen. Voordat die toelichting komt, staat er eerst nog iets belangrijks: “En zo verorden ik in alle gemeenten.” Alles wat Paulus hier te zeggen heeft over het huwelijk, kan niet iedereen naar eigen believen gaan toepassen. Het is ook niet tijdgebonden. Het geldt niet alleen voor de Korinthiërs, maar voor alle gemeenten en voor alle tijden. Het is goed dat te bedenken, juist in onze tijd, waarin de huwelijksmoraal steeds verder wegzakt en waarin echtscheiding volledig geaccepteerd wordt.

1Ko 7:18-19. Maar nu de vraag hoe iemand geroepen kan worden. Dat wil zeggen: hoe staat het er met iemand persoonlijk voor op het moment dat hij door God geroepen wordt om het evangelie aan te nemen? Iemand kan besneden zijn of onbesneden; hij kan ook als slaaf geroepen zijn of als een vrije, dat wil zeggen niet als slaaf.

Maakt het voor God enig verschil of iemand besneden of onbesneden is? Vroeger wel. Toen was de besnijdenis het uiterlijke teken van het verbond dat God met Zijn volk gesloten had. Maar sinds de kruisdood van de Heer Jezus heeft een uiterlijk teken geen extra waarde voor God. Het ontbreken van zo’n uiterlijk kenmerk maakt iemand ook niet minder voor God. De uiterlijke dingen hebben – als basis van de verhouding tot God – hun betekenis verloren. De uiterlijke dingen bepalen niet meer de verhouding tot God.

Waar het nu om gaat, is de “onderhouding van Gods geboden”. Het komt aan op de gezindheid van je hart. Je liefde tot God zal blijken uit gehoorzaamheid aan wat God heeft gezegd. Dan wil je graag je hele leven inrichten naar Zijn wil. En als God ook over uiterlijke dingen Zijn geboden geeft, zul je ook daaraan uit liefde tot Hem graag willen voldoen.

Misschien kan de ‘besnedene’ en de ‘onbesnedene’ naar ons toe het best op de volgende manier worden vergeleken en toegepast. De besnedene is iemand die uiterlijk tot Israël, het aardse volk van God, behoort. Om echt bij God te kunnen horen moet hij zich wel bekeren. Zo kun jij misschien in een christelijk gezin opgevoed zijn. Om echt bij God te kunnen horen heb jij je wel moeten bekeren. De roepstem van God is tot je gekomen en jij hebt je bekeerd. In die zin ben jij als een besnedene geroepen.

De onbesnedene hoort niet tot het aardse volk van God. Toch kan hij door bekering bij God gaan horen. Zo ben jij misschien iemand die niet met de Bijbel is opgevoed. Maar de roepstem van God is tot je gekomen, jij hebt je bekeerd en nu hoor jij ook bij God. In die zin ben jij als een onbesnedene geroepen.

1Ko 7:20. Het is niet Gods bedoeling dat je gaat proberen daar verandering in aan te brengen. Ik hoor wel eens dat het een nadeel zou zijn wanneer je in een christelijk gezin bent opgevoed. Je zou dan niet zo goed weten wat de wereld en de zonde zijn. Eigenlijk zou je eens, zo wordt er dan gezegd, een poosje in de zonde moeten leven en je christelijke opvoeding even vergeten. Maar zo ligt het niet. Paulus is bijvoorbeeld zelf een man die een uitermate godsdienstige opvoeding heeft gehad. Hij heeft niet wat je noemt ‘in de wereld’ geleefd. Toch noemt hij zich, als hij tot bekering is gekomen, op een gegeven moment “de voornaamste” van alle zondaars (1Tm 1:15).

Zo wordt ook bij jou het zondebesef steeds groter als je met God je weg gaat. Het is dan niet meer belangrijk vanuit welke achtergrond je tot bekering bent gekomen. In je omgang met Hem zal Hij je laten zien Wie Hij is én wie jij bent. Het komt er maar op aan of jij bereid bent Gods geboden te onderhouden. Het gaat niet om je afkomst, maar om je instelling, je gehoorzaamheid aan God.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 7:15-20.

Verwerking: Wat vind jij de voordelen van een christelijke opvoeding of van een niet-christelijke opvoeding? En wat zijn volgens jou de nadelen ervan?

Bij God blijven

1Ko 7:21. Bij het besneden-zijn of onbesneden-zijn gaat het om de al dan niet godsdienstige achtergrond van je bekering (1Ko 7:19). Er is nog een aspect dat bij de bekering een rol speelt en dat is je maatschappelijke achtergrond. In Paulus’ tijd is slavernij een gewone zaak. Hoe de slaaf zich daarbij voelt, hangt af van de baas die hij heeft, maar in het algemeen is het een zeer minderwaardige positie. Er kan volkomen willekeurig met hem worden gehandeld. Hij is niet meer dan een stuk gereedschap. In enkele van de brieven die Paulus heeft geschreven, spreekt hij ook de slaven toe.

Op het eerste gezicht bevinden zij zich in een allesbehalve benijdenswaardige positie. Daarom vermeldt de geschiedenis ook veel slavenopstanden. Een christenslaaf heeft een bijzondere gelegenheid om van zijn Heer en Heiland te getuigen. Dat ontdek je als je eens nagaat wat Paulus tegen de slaven te zeggen heeft in zijn verschillende brieven. Lees bijvoorbeeld maar eens wat hij daarover aan Titus schrijft (Tt 2:9-10).

De christenslaaf kan door zijn gedrag laten zien dat hij een volgeling is van de Heer Jezus, Die ook Slaaf geworden is. Daarom hoeft hij zich er niet om te bekommeren dat hij als slaaf geroepen is. Het gaat er maar om, dat hij zich als een christen gedraagt en niet (meer) meedoet met het in opstand komen tegen zijn baas. Jozef is een prachtig voorbeeld van een trouwe slaaf. Je leest een paar keer dat God met hem is (Gn 39:2; 21). Is dat niet bemoedigend als je je in een ondergeschikte positie bevindt?

Dan zegt Paulus ook nog iets over de mogelijkheid om vrij te worden. Als die mogelijkheid er is, mag een slaaf daar gebruik van maken. Hij heeft hier voor ogen dat iemand die vrij is, andere mogelijkheden heeft om de Heer te dienen.

1Ko 7:22. Hoe het ook zij, zowel de christenslaaf als de christenvrije kan niet zijn eigen leven invullen. Hij die als slaaf geroepen is, is “in [de] Heer” geroepen en daardoor vrij van de macht van de zonde. Maar let op: hij is een vrijgelatene van de Heer. Zo is ook hij die als vrije geroepen is, een slaaf van Christus. Christus heeft voor hen beiden de losprijs betaald. En wat voor een prijs! De prijs van Zijn leven heeft Hij betaald om hen vrij te kopen uit de macht van de satan. Ze behoren nu aan Hem toe. Hij heeft recht op hun hele leven gekregen.

1Ko 7:23. Daarom moeten ze geen rekening meer houden met wat mensen graag willen. Dat wil niet zeggen dat ze niet naar hun bazen moeten luisteren, maar dat ze weten dat ze boven alles gehoorzaam moeten zijn aan God.

1Ko 7:24. Paulus besluit dit stukje met iets wat voor al het voorgaande geldt. Het gaat erom dat ieder bij God moet blijven in de staat of toestand of positie waarin hij geroepen is. Ook voor jou is dat iets wat je jezelf moet afvragen. Een verandering is alleen toegestaan als je voor je bekering bezig bent geweest met werk of zaken die niet goed zijn. Een duidelijk voorbeeld heb je als een hoer tot bekering komt. Het spreekt vanzelf dat zij na haar bekering niet ‘bij God’ kan blijven in haar vroegere ‘werk’. Maar in het algemeen is het Gods bedoeling dat iemand na zijn bekering niet van baan of zaak verandert, maar juist in zijn oude leefwereld laat zien dat hij veranderd is.

In Lukas 3 vind je voorbeelden van mensen die berouwvol tot Johannes de doper komen en hem vragen wat ze moeten doen (Lk 3:10-14). Dan zegt hij niet tegen de tollenaars en soldaten dat ze ontslag moeten nemen, maar dat ze hun werk moeten gaan doen zoals het hoort. Zij kunnen in hun werk laten zien dat ze veranderd zijn. In de maatschappij waarin wij leven, is het in sommige bedrijfstakken bijna normaal dat de werknemers meer uren schrijven en uitbetaald krijgen dan ze werkelijk hebben gewerkt. Wie de Heer Jezus als Heiland en Heer heeft aangenomen, zal niet meer met zulke praktijken willen meedoen.

1Ko 7:25. In het gedeelte van de 1Ko 7:25-39 gaat Paulus nu uitvoeriger in op wat hij in de 1Ko 7:8-9 al heeft aangestipt. Voor de ongetrouwden en de weduwen ziet hij een belangrijke taak weggelegd. Als je het hele gedeelte leest, merk je dat hij zowel de ongetrouwde man als de ongetrouwde vrouw aanspreekt. Zijn advies aan de ongetrouwde is, om alleen te blijven. Dat doet hij niet zomaar, omdat het zo gemakkelijk is, lekker vrij, zonder verplichtingen. Nee, hij doet dat vanuit een bepaalde gezichtshoek, namelijk met het oog op de tegenwoordige nood. Hoe groot die nood is, zie je in de wereld om je heen. Paulus heeft daar oog voor en wil dat anderen daar ook oog voor hebben.

Het kan je aangrijpen als je eraan denkt hoeveel mensen om je heen het niet meer zien zitten en geen uitweg voor hun problemen weten. Zelfmoordgedachten en zelfmoordpogingen zijn geen uitzondering meer. De statistieken bewijzen dat met harde cijfers. Als je bedenkt dat een op de vijf jongeren wel eens aan zelfmoord heeft gedacht, dan gaat er toch wel wat door je heen. En om nu zoveel mogelijk mensen, misschien wel vooral jonge mensen, nog van de Heer Jezus te kunnen vertellen, benadert Paulus het ongetrouwd zijn vanuit deze gezichtshoek. Hij doet dat niet omdat hij daartoe een bevel van de Heer heeft ontvangen, maar hij geeft zijn mening “als iemand die barmhartigheid van [de] Heer gekregen heeft om trouw te zijn”.

Als je oppervlakkig leest, lijkt dit alleen maar een eigen mening van Paulus te zijn, waarvan je je daarom niet al te veel hoeft aan te trekken. Hij zegt immers dat hij geen bevel van de Heer heeft ontvangen? Van andere dingen zegt hij wel, dat hij ze rechtstreeks van de Heer heeft ontvangen. Zoiets lees je bijvoorbeeld met betrekking tot het avondmaal (1Ko 11:23). Maar al staat dat er niet bij, dan wil dat niet zeggen dat we de zaak met een korreltje zout kunnen nemen. Paulus is een man die zich laat leiden door de Heilige Geest.

Zeker als het gaat om de brieven die hij heeft geschreven en die we in de Bijbel hebben, is het goed eraan te denken dat de Geest het hem op deze manier heeft laten opschrijven. Zo is dat ook hier, in het geval van de ongetrouwde. Tegelijk zie je ook hoe voorzichtig hij zich opstelt. Hij is zich ervan bewust dat hij zelf barmhartigheid heeft gekregen om trouw te zijn aan de roeping van de Heer. Om alleen te blijven met het doel je leven toe te wijden aan de Heer en je dienst trouw te vervullen, daar heb je de barmhartigheid van de Heer voor nodig, want het is niet eenvoudig. In eigen kracht lukt dat niet.

1Ko 7:26-27. Het is dan ook goed om ongetrouwd te blijven met het speciale doel je helemaal te kunnen inzetten voor de Heer. Wie verbonden is aan een man of vrouw, dat wil zeggen wie getrouwd is, moet daar geen verandering in aanbrengen. En wie niet verbonden is aan een man of vrouw moet daar ook geen verandering in aanbrengen.

1Ko 7:28. “Maar”, voegt Paulus er direct aan toe, “ook al trouwt u, u zondigt niet; en al trouwt de maagd, zij zondigt niet”. Hij waakt er steeds voor geen smet op het huwelijk te werpen, alsof het iets zondigs zou zijn. Hij is zich ervan bewust dat door zijn voorstelling van zaken iemand zich schuldig zou kunnen gaan voelen als hij of zij gaat trouwen. Dat is absoluut zijn bedoeling niet.

Wat hij wil, is de ongetrouwden iets besparen en dat is de “verdrukking in het vlees”. ‘Verdrukking in het vlees’ wil zeggen dat het huwelijk je verplicht om bezig te zijn met je man of vrouw, je gezin, waardoor die tijd niet gebruikt kan worden voor de directe verkondiging van het evangelie. Natuurlijk geeft de Heer ook als je getrouwd bent gelegenheden om Hem te dienen. Maar, zoals ik al heb gezegd, Paulus beziet alles hier met het oog op de tegenwoordige nood.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 7:21-28.

Verwerking: Waarin herken jij om je heen ‘de tegenwoordige nood’? Zeg dat tegen God en vraag Hem hoe Hij jou daarin wil gebruiken.

De tijd is kort

1Ko 7:29. De tijd dringt. Elk moment kan de Heer Jezus terugkomen en dan zijn alle mogelijkheden om het evangelie te prediken voorbij. Dan valt, om zo te zeggen, het doek voor de miljoenen en gaan zij voor eeuwig verloren. Als Paulus nu een paar situaties naar voren brengt, doet hij dat tegen deze achtergrond. Het gaat om zaken waar niets verkeerds mee aan de hand is, maar die ertoe kunnen leiden dat het werk van de Heer niet meer gedaan wordt.

Als hij zegt “laten zij die vrouwen hebben, zijn als hadden zij ze niet”, bedoelt hij hiermee niets ten nadele van het huwelijk te zeggen. Ook begrijp je ondertussen dat dit niet wil zeggen dat iemand zijn vrouw maar in de steek moet laten. In 1Ko 7:3 heeft hij al gezegd dat man en vrouw aan elkaar moeten voldoen wat ze aan elkaar verschuldigd zijn. Nee, het gaat er hier om dat vrouw en kinderen niet de eerste plaats mogen krijgen ten koste van het werk voor de Heer. Ook als je getrouwd bent, zal het werk van de Heer de eerste plaats moeten innemen. Het is nodig hieraan herinnerd te worden. Veelbelovende jonge gelovigen zijn, nadat zij getrouwd zijn, onbruikbaar geworden voor de Heer omdat zij helemaal zijn opgegaan in hun man of vrouw.

1Ko 7:30. Verdriet en vreugde zijn gevoelsuitingen die God je heeft gegeven. Ze komen door verschillende omstandigheden of gebeurtenissen in je leven bij je naar boven. Ze horen bij het leven op aarde en je mag daaraan uiting geven. Wel kunnen gevoelens van verdriet of vreugde je zo in beslag gaan nemen, dat je het werk van de Heer daardoor vergeet.

Wanneer je in de gelukkige omstandigheid bent dat je een eigen inkomen hebt, kun je dingen gaan kopen. Daardoor word je eigenaar van het gekochte. Maar je moet ervoor waken dat je je hart er niet op zet. Heb je een smartphone, een computer of een auto gekocht, dan kan het gemakkelijk gebeuren dat te veel van je vrije tijd daaraan besteed wordt – hoeveel tijd steek je bijvoorbeeld in het gebruik van allerlei sociale media? –, terwijl het werk voor de Heer blijft liggen. Anderen zijn gevoelig voor leuke kleren en zijn daar voor een te groot gedeelte van hun vrije tijd mee bezig. Het werk voor de Heer blijft ook dan liggen. Je komt er bijvoorbeeld niet toe om evangelielectuur te kopen en die te verspreiden of je op te geven om mee te doen met een evangelisatieactie of kampwerk.

1Ko 7:31. Hetzelfde geldt ook voor “de wereld”. Alles wat er in de wereld is, mag je gebruiken. Het gaat natuurlijk ook hier weer om een geoorloofd gebruik. Als je geld hebt, kun je daar van alles mee doen, bijvoorbeeld jezelf trakteren op een leuke vakantie. Je kunt ook allerlei zeldzame spullen verzamelen die je leuk vindt om te hebben. Als je daarbij blijft bedenken dat het uiterlijke dingen zijn, die voorbijgaan, zul je bruikbaar blijven voor de Heer en Zijn werk.

1Ko 7:32. Paulus schrijft deze dingen omdat hij wil dat je zonder zorgen bent. Uit wat volgt, blijkt dat hij hiermee bedoelt: zonder zorg te hoeven besteden aan een man of vrouw. De ongetrouwde kan zich helemaal wijden aan de dingen van de Heer, om Hem te behagen. Wie ongetrouwd is, heeft daar gewoon meer tijd voor. Sommigen hebben geen zin om te trouwen, alleen om geen verplichtingen te hebben tegenover een ander. Ze willen vrij blijven om te kunnen doen en laten wat ze zelf willen. Dat mag geen motief zijn om ongetrouwd te blijven. Wie ongetrouwd is, mag zijn leven op een geweldige manier vullen. Je leven is niet pas compleet als je getrouwd bent. Je leven is pas compleet als je ziet welke taak de Heer je geeft.

1Ko 7:33. Dit geldt natuurlijk ook voor de getrouwde, maar toch komt daar een andere zorg bij, namelijk hoe hij zijn vrouw zal behagen. Zij heeft tijd, aandacht en zorg nodig. Het is niet best als de getrouwde man zich aan zijn verantwoordelijkheden onttrekt. De gevolgen daarvan zijn rampzalig voor het huwelijk én voor het werk van de Heer.

1Ko 7:34. In de 1Ko 7:32-33 wordt het onderscheid naar voren gebracht dat er is tussen de ongetrouwde en getrouwde man. Datzelfde onderscheid wordt in 1Ko 7:34 naar voren gebracht tussen de ongetrouwde en getrouwde vrouw. Er is bij Paulus geen sprake van discriminatie. Bij de ongetrouwde vrouw gaat hij zelfs nog iets uitvoeriger in op de mogelijkheden om de Heer te dienen dan bij de ongetrouwde man. De zorg voor de dingen van de Heer mag in haar leven tot uiting komen door zowel naar het lichaam als naar de geest de Heer heilig te zijn. Zij kan zich uitsluitend op de Heer richten.

Een vrouw heeft een bijzondere mogelijkheid om door haar lichaam te laten zien dat zij heilig – dat wil zeggen: afgezonderd van de wereld en toegewijd aan de Heer – leeft. Door de eenvoud van haar kleding (1Tm 2:9) en door haar lange haar (1Ko 11:15) heeft zij iets heel eigens waardoor zij het onderscheid met de vrouwen van de wereld kan laten zien.

Het is voor de christin geen gemakkelijke zaak om dit in praktijk te brengen. Het onderscheid vervaagt steeds meer. Dit onderscheid moet natuurlijk niet een louter uitwendige aangelegenheid zijn. Daarom wordt “naar de geest” ermee verbonden. Je moet een duidelijk motief hebben om “naar het lichaam” de Heer heilig te kunnen leven. Wie dat niet heeft, vervalt in een verkeerde soort heiligheid. Die soort heiligheid is alleen maar vormelijk, zonder inhoud en zal geen kracht geven om tegen de stroom te kunnen ingaan. Als iemand ook ‘naar de geest’ de Heer heilig wil zijn, betekent dit, dat zo iemand erover heeft nagedacht om te doen wat de Heer fijn vindt, dat er met overleg te werk wordt gegaan en niet omdat anderen het zeggen.

Je ziet hier het evenwicht tussen het uiterlijk en het innerlijk. Uiterlijk leven zoals de Heer het graag ziet – in de Bijbel kun je lezen hoe Hij het graag ziet –, heeft alleen waarde voor Hem als het een weerspiegeling is van innerlijke toewijding. Uiteraard geldt dit heilig zijn naar het lichaam en de geest niet alleen voor de ongetrouwde vrouwen. Ook de getrouwde vrouwen hebben deze gelegenheid.

Je zou dit kunnen vergelijken met de voorwaarden die in 1 Timotheüs 3 genoemd worden voor iemand die opziener wil zijn. Deze voorwaarden gelden speciaal voor de opziener, maar je kunt natuurlijk niet zeggen dat wie geen opziener is of wil zijn, er daarom geen rekening mee hoeft te houden. Iedere christen behoort ernaar te streven om de kwaliteiten die daar genoemd worden in zijn leven te laten zien (1Tm 3:1-7). Omdat het in 1 Korinthiërs 7 direct betrokken wordt op de ongetrouwde vrouw, heeft zij juist omdat zij ongetrouwd is, een bijzondere gelegenheid een leven te leven dat naar het lichaam en de geest toegewijd is aan de Heer.

1Ko 7:35. Paulus voelt best aan welke reacties het voorgaande kan oproepen. Daarom voegt hij eraan toe dat hij deze dingen zegt tot “nut” van de Korinthiërs. Hij wil niet moeilijk doen of valstrikken leggen. Hij wil geen valse tegenstelling scheppen tussen het huwelijk en het bezig zijn in de dingen van de Heer. Wat hij wil, is dat zij, en wij, over deze dingen nadenken.

Hij plaatst het getrouwd zijn en het ongetrouwd zijn in het licht van de Heer en het werk voor Hem. Dan is het ongetrouwd zijn niet iets minderwaardigs, maar geeft het juist de mogelijkheid om alle tijd en aandacht aan de Heer en de dienst voor Hem te schenken.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 7:29-35.

Verwerking: Noem een paar ‘dingen van de Heer’ en noem een paar ‘dingen van de wereld’.

Trouwen, maar wel in de Heer

Het gaat nog steeds over het huwelijk. In dit hoofdstuk wordt dit belangrijke onderwerp niet naar voren gebracht vanuit het gezichtspunt dat God in gedachten heeft gehad bij de instelling van het huwelijk, namelijk als beeld van Christus en de gemeente. Het gaat in dit hoofdstuk om het gezichtspunt van de christen, hoe hij er tegenaan kijkt, namelijk in verbinding met het vele werk dat er voor de Heer te doen is. Dit betekent dat je in deze zaak een eigen beslissing mag nemen. Je mag hierin een eigen keus maken.

Natuurlijk zul je deze keus maken in overleg met de Heer, maar het gaat hier om een eigen verantwoordelijkheid die je in deze zaak hebt. Het maken van een keus is alleen een échte keus wanneer je van een bepaalde zaak de voors en tegens hebt afgewogen. Deze voors en tegens zijn in dit hoofdstuk door Paulus – onder de leiding van de Heilige Geest, vergeet dat niet! – aan je voorgehouden. In de 1Ko 7:36-37 worden de twee mogelijkheden nog eens concreet en reëel voorgesteld, terwijl in 1Ko 7:38 de conclusie wordt gegeven.

1Ko 7:36. Dit vers is wat moeilijk te vertalen, maar wat erin staat, is wel duidelijk. De inhoud komt erop neer dat iemand die meent dat hij beter kan trouwen dan ongetrouwd te blijven, de vrijheid heeft om dat te doen. Je ziet aan het woord “meent”, dat dit een keus is na erover te hebben nagedacht. Dat er volle vrijheid voor deze beslissing is, kun je opmaken uit de zin: “Laat hij doen wat hij wil.” Er hoeft ook geen enkel schuldgevoel te zijn, want van zonde is geen sprake.

Wie dit onderwerp serieus neemt, zal hier natuurlijk een gebedszaak van maken, dat spreekt vanzelf. Hij zal zijn overwegingen die tot een bepaalde keus leiden in de tegenwoordigheid van de Heer hebben.

1Ko 7:37. Wat voor 1Ko 7:36 geldt, geldt ook voor 1Ko 7:37 en wel in nog sterkere mate. Daar lees je vier voorwaarden waaraan je moet voldoen om ongetrouwd te blijven. Je moet

1. in je hart vaststaan;

2. niet genoodzaakt worden;

3. over je eigen wil macht hebben;

4. in je hart hebben besloten om ongetrouwd te blijven.

Het is niet zo dat Paulus je maar even naar de beslissing om ongetrouwd te blijven toe praat. Hij geeft zonder enige terughoudendheid de voorwaarden ervoor. Als je een ervan naast je neerlegt, zul je een foute beslissing nemen. Twee keer wordt het ‘hart’ genoemd, een keer aan het begin en een keer aan het eind. Daartussen wordt iets gezegd over je gevoelens (punt 2) en over je wil (punt 3).

Het begint ermee dat je in je hart moet vaststaan. Je moet niet gemakkelijk tot een andere gedachte zijn over te halen. In de tweede plaats moet er geen noodzaak zijn. Dat ziet op de 1Ko 7:2; 9. Als er het – niet verkeerde – verlangen is naar een levenspartner, is er een noodzaak aanwezig om te trouwen. Het is beter te trouwen dan van begeerte te branden. Vervolgens is de vraag aan de orde of je macht hebt over je eigen wil. Wil jij echt helemaal voor de Heer leven zonder je te hoeven bezighouden met de – weer: niet verkeerde – dingen van de wereld? Als je deze dingen zorgvuldig hebt overwogen, kun je een verantwoord besluit in je hart nemen om ongetrouwd te blijven.

1Ko 7:38. Als een soort conclusie herhaalt Paulus de alternatieven. Hij doet dat niet met woorden als goed en verkeerd. Die tegenstelling is hier niet aanwezig. Het gaat in beide gevallen om iets dat goed is. Alleen is een van de twee gevallen beter.

1Ko 7:39. Het huwelijk is een levenslange verbinding. Het huwelijk wordt een verbinding voor het leven genoemd (Rm 7:2). Het enige waardoor een huwelijk wordt ontbonden, is de dood. Alleen dan is iemand vrij om met een ander te trouwen. Deze vrijheid werkt naar twee kanten. Aan de ene kant is er vrijheid door het ontslapen van de levenspartner. Door de dood is de huwelijksverbinding immers niet meer aanwezig. Het is nu mogelijk om met iemand anders een nieuwe verbintenis aan te gaan. Aan de andere kant is er vrijheid in de keuze van een andere levenspartner.

Er staat: “Met wie zij wil.” Maar er volgt een belangrijke toevoeging: “Mits in de Heer.” Dat kan een beperking van de vrijheid lijken, maar dat is het niet. De toevoeging geeft de goede richting aan waarin de vrijheid om te ‘trouwen met wie men wil’ gezocht moet worden. Wie in zijn leven de rechten van de Heer wil erkennen, zal niets anders willen dan met iemand trouwen die dat ook wil.

Nu gaat het in dit vers in de eerste plaats om iemand die getrouwd is geweest en door de dood van haar man weduwe is geworden. Maar de toevoeging “in de Heer” is te belangrijk om alleen van toepassing te zijn op hertrouw van een weduwe. Ieder die meent dat hij moet trouwen, doet er goed aan zijn verlangens af te stemmen op dit ‘in de Heer’. Het ‘in de Heer’ gaat verder dan alleen dat beiden gelovigen zijn. Het is vanzelfsprekend onmogelijk om ‘in de Heer’ te trouwen met een ongelovige. Maar ook als de ander een gelovige is, is het belangrijk van elkaar te weten dat je allebei de wil van de Heer in alle dingen wilt doen.

Voor de beleving van je geloof is het van wezenlijk belang dat je de samenkomsten van de gelovigen bezoekt. Voor de groei van je geloof is het eveneens van wezenlijk belang dat je omgaat met gelovigen die ook in overeenstemming met de Bijbel leven en samenkomen. Als je in je huwelijk in dit opzicht een gescheiden weg zou gaan, vraag je om moeilijkheden. Het mag dan geen ongelijk juk zijn als je zou trouwen met iemand die naar een andere kerk of groep gaat dan jij, maar het is wel een schrijnend juk. Als jij voor jezelf zeker weet op die plaats te zijn waar God je hebben wil, waar het gaat zoals jij dat in Zijn Woord hebt ontdekt – dat wil zeggen, waar men ernaar verlangt het zo te doen –, zal dat een belangrijke rol spelen in de keus van je huwelijkspartner.

Misschien denk je dat het op grond van afspraken die je met elkaar maakt, best goed kan gaan. Als je allebei echt meeleeft met de geloofsgemeenschap waar je bent, zul je toch merken dat je in twee verschillende ‘werelden’ leeft. Deze moeilijkheid zal zeker sterker gevoeld worden als er kinderen zijn of komen. Het zal niet gemakkelijk zijn de kinderen duidelijk te maken dat beide overtuigingen goed zijn. Je praten over bijvoorbeeld de eenheid van de gelovigen zal door je eigen huwelijk niet bepaald bewezen worden. Juist kinderen zijn gevoelig voor een leven dat aansluit bij wat de ouders zeggen.

In de praktijk zijn er nogal wat gevallen dat er in dergelijke situaties van de kinderen geestelijk niet veel terechtkomt. Je ziet dat de vraag over de geloofsgemeenschap geen bijzaak is, maar dat dit een hoofdzaak moet zijn. Het is belangrijk dat je het hierover met elkaar van harte eens bent.

1Ko 7:40. In het slotvers van dit hoofdstuk geeft Paulus nog eens zijn mening. Hij doet dat niet vanuit de hoogte, met een beroep op zijn gezag als apostel. Hij doet dat als iemand die weet dat hij door de Geest van God geleid wordt in zijn uiteenzetting over dit bijzondere onderwerp. Hij praat als iemand die zijn eigen oefeningen in dit opzicht heeft gehad.

Het is niet slechts een theoretische uiteenzetting, zonder enig gevoel van zijn kant. Hij is uit op het geluk van de weduwe. Volgens hem is ze gelukkiger als ze ongetrouwd blijft dan wanneer ze weer trouwt. Zij heeft in het wegvallen van haar man de hulp en steun van de Heer ervaren. Daarmee kan ze anderen weer tot troost zijn die ook verliezen hebben geleden. Op die manier kan ze op betekenisvolle wijze invulling geven aan het gemis van haar man.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 7:36-40.

Verwerking: Hoe belangrijk vind jij het dat je samen met je (toekomstige) partner naar een geloofsgemeenschap gaat waar men samenkomt overeenkomstig de Bijbel?

Copyright information for DutKingComments