1 Corinthians 8:5-6

De liefde bouwt op

1Ko 8:1-2. Een nieuw onderwerp: de afgodenoffers. De Korinthiërs hebben daar Paulus kennelijk naar gevraagd, want hij begint met: “Wat nu de afgodenoffers betreft.” Nu heb jij in letterlijke zin niet met afgodenoffers te maken. Toch kun jij uit dit gedeelte veel leren omdat het gaat over je omgang met je medebroeders en -zusters met wie je wel te maken hebt.

Een van de dingen die een christen mag weten, is dat een afgod – dat is een afgodsbeeld – op zichzelf niets voorstelt. Dat “weten” is gewoon ‘kennis’, iets wat je weet met je verstand. Maar het gevaar van kennis, ook van kennis van bijbelse waarheden, is dat je je daarop gaat verheffen. Wie iets weet, ergens kennis van heeft, kan zo gemakkelijk aan een ander voorbijgaan die van die bepaalde zaak niets weet. Dan wordt er een verkeerd gebruik van kennis gemaakt.

Door geen rekening met die ander te houden, aan hem voorbij te gaan, doe je die ander tekort. Kennis staat dan tegenover de liefde, want de liefde houdt juist wel rekening met de ander. Daarom moet kennis in dienst staan van de liefde. Als jij je kennis in dienst van de liefde stelt, zul je niet hoog van je kennis opgeven. Want wat weet je nu eigenlijk? In 1 Korinthiërs 13 staat dat al ons kennen slechts “ten dele” is (1Ko 13:9; 12), dat wil zeggen dat het uit stukjes en beetjes bestaat. Wij kunnen het totaal niet in één keer overzien.

1Ko 8:3. Als jij God liefhebt, gaat jouw hart naar Hem uit. Als jouw hart naar Hem uitgaat, leef je bewust in Zijn tegenwoordigheid. En in Zijn tegenwoordigheid zijn betekent, dat jij door Hem gekend bent. Hij kijkt dwars door je heen. In Psalm 139 staat: “HEERE, U doorgrondt en kent mij” (Ps 139:1). Dit is geen angstige gedachte, maar geeft juist een gevoel van geborgenheid. Als je dicht bij Hem bent, geef je niet hoog meer op van je eigen kennis, maar kom je onder de indruk van de kennis die Hij van jou heeft. Je wordt klein voor Hem. In die houding kun je nu verdergaan met te luisteren naar wat Paulus nog meer te vertellen heeft over die afgoden en afgodenoffers.

1Ko 8:4. Je mag weten dat een afgod waardeloos is, hij betekent helemaal niets. Het is immers niet meer dan een stuk hout of steen. Verder weet je dat er geen God is dan Eén. Dat wil niet alleen zeggen dat er maar één God is en niemand anders. In het boek Deuteronomium heeft God Zich als de ene, ware God aan Israël bekendgemaakt. Daar staat dat “de HEERE God is, niemand anders dan Hij alleen!” (Dt 4:35). In het Oude Testament is nog niet bekendgemaakt dat God een drie-enig God is: Vader, Zoon en Heilige Geest. Dat is pas in het Nieuwe Testament door de komst van de Heer Jezus bekend geworden. Omdat de Vader God is en de Zoon God is en de Heilige Geest God is, is God Eén. Het zijn geen drie Goden. “Dat er geen God is dan Eén” wil zeggen dat, hoewel er drie Personen in de Godheid zijn, Zij samen toch één God zijn. Dit is niet met je menselijk verstand te begrijpen, maar je mag dat in eenvoudig geloof aannemen.

1Ko 8:5. In de wereld zijn er vele goden en vele heren door de mensen bedacht. Zo zijn er volken die de zon of de maan aanbidden. Andere volken aanbidden bomen of dieren. Het hindoeïsme bijvoorbeeld kent talloze afgoden. Al die goden zijn voor heel verschillende bedoelingen bedacht. De ene afgod is een stuk steen die voor de gezondheid moet zorgen, de andere, een stuk hout, is er voor het weer, een derde is een hemellichaam dat er is er voor overwinning op de vijanden.

Het is natuurlijk onzin dat zulke dingen op zichzelf iets voor een mens kunnen doen in goede of in kwade zin. Later, in 1 Korinthiërs 10, gaat Paulus nog verder in op deze kwestie van de afgoden en laat hij zien dat achter deze afgoden demonen, boze geesten, zitten (1Ko 10:20).

1Ko 8:6. Voor de christen is er maar één God, en dat is de Vader. Je hebt God leren kennen als Iemand tot Wie je in een persoonlijke relatie staat. Hij is je Vader. Je kent Hem zoals een kind zijn vader kent. Je weet je in Hem geborgen.

Jij kent die Vader ook als Iemand uit Wie alle dingen zijn. Je weet dat alles wat je om je heen ziet en alles wat in de toekomst nog zal gebeuren uit Hem is voortgekomen en zal voortkomen. Hij is de bron van de hele schepping en van alle gebeurtenissen. Hij is er als het ware de Architect, de Bedenker van.

Ik heb het nu niet over de mens en wat hij door de zonde van de schepping heeft gemaakt. Dat komt dadelijk aan de orde. Het gaat erom dat de schepping en wat ermee gaat gebeuren niet van toevalligheden aan elkaar hangt. De Vader heeft geweldige plannen uitgedacht. De schepping is een onderdeel van de plannen van God en moet dienen als het terrein waarop de andere en ook hogere plannen van God worden uitgevoerd.

Wat voor dit grote geheel geldt, geldt ook voor jou als enkeling. Jij bent geen product van tijd en toeval. Jij bent er volgens een speciaal plan van de Vader. In dat plan ben jij besloten en daarin heb jij een bijzondere plaats gekregen. Jij bent er namelijk voor Hém, voor God, de Vader! Dat jij deze plaats voor Hem hebt gekregen, is een vreugde voor Zijn hart. En omdat God de eeuwige God is, heb je die plaats niet voor een poosje, maar voor altijd. Je mag tot in alle eeuwigheid in het huis van de Vader zijn. Is dat even wat!

Er moesten echter niet alleen plannen worden gemaakt, er moest niet alleen een architect zijn, de plannen moesten ook worden uitgevoerd. Er moest, met eerbied gezegd, een aannemer en uitvoerder zijn. Dat is wat je ziet in de Heer Jezus. Hij is die ene Heer, “door Wie alle dingen zijn, en wij door Hem”.

Lees maar wat er in Johannes 1 staat: “Alle dingen zijn door Hem geworden, en zonder Hem is niet één ding geworden dat geworden is” (Jh 1:3). Iets dergelijks lees je ook in Kolossenzen 1 (Ko 1:16-17). De hele schepping is het werk van de Zoon. Maar al vlug nadat de Heer Jezus alles geschapen heeft, gebeurt er iets waardoor het lijkt alsof alle plannen van de Vader niet kunnen doorgaan. Je weet wat er met de schepping en met de mens is gebeurd: de zonde is in de wereld gekomen. Daarna is de Heer Jezus nog een keer aan het werk gegaan. Dat is een heel ander werk dan in de schepping.

De schepping is door Zijn woord tot stand gekomen: “Híj spreekt en het is er; Híj gebiedt en het staat er” (Ps 33:9). Maar de zonde kan niet door een machtswoord uit de schepping worden gebannen. Daarom zegt de Heer Jezus bij Zijn komen in de wereld: “Zie, Ik kom … om Uw wil te doen, o God!” (Hb 10:5-7). Johannes de doper heeft van Hem getuigd: “Zie, het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt” (Jh 1:29).

Op het kruis heeft de Heer Jezus de zonde tenietgedaan, doordat Hij Zich tot zonde heeft laten maken (2Ko 5:21) en Gods oordeel daarover heeft ondergaan. Nadat Hij dit werk heeft volbracht, is Hij teruggekeerd naar de hemel en is Hij door God gemaakt “zowel tot Heer als tot Christus” (Hd 2:36). Aan Hem heeft God alle gezag gegeven (Mt 28:18; Jh 5:27). Op die manier alleen is het mogelijk dat de plannen van God toch kunnen doorgaan.

Die Heer en het werk dat Hij heeft volbracht, mag jij kennen. Jij mag weten dat jij er bent door Hem en door Hem deelhebt aan de plannen van de Vader. Is dat geen geweldige wetenschap?

Lees nog eens 1 Korinthiërs 8:1-6.

Verwerking: Wat is het verschil tussen kennis en liefde? Hoe kun je kennis en liefde op de juiste manier met elkaar verbinden?

Copyright information for DutKingComments