1 Corinthians 9:20-22

Zoveel mogelijk voor Christus winnen

1Ko 9:15. Paulus heeft duidelijk en uitvoerig zijn recht op ondersteuning door de gelovigen aangetoond. Nu voelt hij een gevaar en dat is, dat de Korinthiërs zouden gaan denken dat hij dat allemaal geschreven heeft om geld van hen los te krijgen. En dat heeft hij zeker niet bedoeld! Hij heeft in het verleden niets van de Korinthiërs aangenomen en dat wil hij nog steeds niet.

Bij sommigen in Korinthe leeft de gedachte dat Paulus alleen predikt om er zelf beter van te worden. Om die gedachte de kop in te drukken zegt hij dat hij nog liever zou sterven dan die indruk te willen wekken. Hij wil graag roem hebben, niet voor zichzelf, maar voor het evangelie. Hij wil door niets belemmerd worden in zijn prediking van het evangelie (1Ko 9:12). Het evangelie moet in al zijn klaarheid en zonder enige beperking gebracht worden.

Geld kan een belemmerende rol spelen in de prediking van het Woord. Er is een gezegde dat luidt: ‘Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.’ Dit geeft aan dat je geneigd bent om mensen die je flink wat geld geven, naar de mond te praten. Je kunt er zelfs helemaal van afhankelijk worden. Het is een gevaar dat iedere prediker bedreigt die door mensen is gevraagd en door hen wordt betaald. Je kunt daarbij denken aan wat in 2 Timotheüs 4 staat: “Want er zal een tijd zijn dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar naar hun eigen begeerten voor zichzelf leraars zullen verzamelen, om zich het gehoor te laten strelen” (2Tm 4:3). Maar een dienaar van de Heer moet het Woord van de Heer spreken, zonder de gedachte aan wel of geen beloning van mensen.

1Ko 9:16. Als Paulus het evangelie verkondigt, is dat niet iets waar hij zich op kan beroemen, zo in de trant van: ‘Goed hè, dat ik dat doe.’ Hij is het verplicht aan de Heer, want Die heeft hem daartoe de opdracht gegeven. Hij heeft het over de noodzaak die hem is opgelegd, niet door mensen of een organisatie, maar door de Heer. Hij spreekt zelfs het “wee” over zichzelf uit als hij het evangelie niet zou verkondigen.

1Ko 9:17. De verkondiging van het evangelie is voor hem niet een soort vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk wordt in het algemeen door de omgeving positief gewaardeerd. Zo’n waardering zou ook zijn loon zijn als hij als vrijwilliger voor de Heer zou werken. Maar Paulus is niet op basis van vrijwilligheid een verkondiger van het evangelie. De Heer heeft hem daarvoor “een rentmeesterschap toevertrouwd”. Paulus is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid. Daarom wil hij het evangelie op geen enkele manier met geld of goederen verbinden.

1Ko 9:18. Zijn “loon” bestaat uit de zekerheid van de goedkeuring van zijn Meester dat hij op de goede manier bezig is. Dat ‘loon’ is voor hem voldoende. Hij hoeft van de Korinthiërs geen beloning. Hij wil het evangelie gratis verkondigen en van zijn recht op ondersteuning geen gebruikmaken. Op die manier blijft hij vrij van allen.

1Ko 9:19. Die vrijheid betreft alleen zijn werk. Wat zijn persoon betreft, wil hij de slaaf van allen zijn, om door het evangelie zoveel mogelijk mensen voor de Heer Jezus te winnen. Wat lijkt hij daarin veel op de Heer Jezus Zelf, Die ook alles heeft gedaan zonder enig recht op een vergoeding te laten gelden. Wie is er vrij als Hij? Hij heeft Zich door geen enkel mens laten zeggen wat Hij moest doen. Maar wie ook is er een slaaf als Hij? Hij is gekomen, niet om Zijn eigen wil te doen, maar de wil van Zijn Vader.

1Ko 9:20. Paulus heeft zich ook vrijwillig tot een slaaf van allen gemaakt. Hij wil graag ieder mens dienen met het evangelie. Waar hij zich kan aanpassen aan zijn toehoorders, doet hij dat ook. Predikt hij onder de Joden, dan gedraagt hij zich als een Jood. Dat wil zeggen dat hij bijvoorbeeld geen varkensvlees zal eten als hij met een Jood aan tafel zit. Hij wil de weg naar het hart van de Jood openhouden door zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de uiterlijke vormen die voor Joden belangrijk zijn. Hij houdt rekening met de geboden uit de wet als hij daarmee een Jood voor het evangelie kan winnen.

Dat betekent echt niet dat hij opnieuw de wet gaat prediken. Hij is persoonlijk vrij van de wet en hij laat zich ook niet weer onder het juk van de wet brengen. Hij past zich aan als de situatie zo is, dat deze tot bevordering van het evangelie dient.

Als hij het evangelie aan heidenen verkondigt, dat wil zeggen aan mensen aan wie God de wet niet heeft gegeven, gaat hij anders te werk. Dan daalt hij af tot hun niveau van denken. In Handelingen 17 lees je een toespraak van Paulus die aansluit bij het denken van de mensen van Athene (Hd 17:22-34).

Ook in andere opzichten is aanpassing mogelijk. Denk maar eens aan zendelingen die de binnenlanden van Afrika ingaan, of die naar andere landen met een heel andere cultuur reizen om het evangelie te prediken. De beste ingang voor het evangelie krijgen ze als ze op dezelfde manier gaan leven als de inheemse bevolking.

1Ko 9:21. Dat hij “zonder wet” is, betekent niet dat hij zich wetteloos gaat gedragen. In zijn benadering van de heidenen blijft hij aan Christus onderworpen. Hij zal zich nooit op een manier gaan gedragen waar zijn Opdrachtgever niet achter kan staan.

Enkele mooie voorbeelden van de manier waarop je mensen moet benaderen, vind je in Johannes 3 en Johannes 4. In Johannes 3 spreekt de Heer Jezus met een vooraanstaand geestelijk leider van Israël. In Johannes 4 spreekt Hij met een door en door zondige vrouw. Het is prachtig om te zien hoe de Heer met ieder spreekt, zoals dat voor ieder van hen passend is (Jh 3:1-12; Jh 4:7-26).

De les is duidelijk. Pas je zoveel mogelijk bij je gesprekspartner aan die je voor het evangelie wilt winnen, maar houd je doel goed in de gaten. Erken tegenover iemand die zichzelf onder de wet heeft geplaatst, zoals veel oprechte christenen doen, het goede dat er in de wet is. Daardoor blijft het gesprek mogelijk. Probeer te laten zien welke uitwerking de wet heeft: dood en oordeel (2Ko 3:7; 9), en wat Gods oplossing voor dit probleem is: Christus, Die de vloek van de wet heeft gedragen (Gl 3:13). Blijf je er tijdens het gesprek van bewust dat je vrij bent van de wet en laat je dan ook niet door de ander onder de wet praten.

In je gesprekken met mensen van de wereld, die niets godsdienstigs hebben en hun leven vergooien met het jagen naar geld, drank, drugs en seks, ga je anders te werk. Ga naast ze staan en zeg dat je hen begrijpt in hun zucht naar geluk. Wees als een vriend voor hen; de Heer Jezus wordt genoemd “een vriend van tollenaars en zondaars” (Mt 11:19). Je kunt hun vertellen van het geluk dat je gevonden hebt in de Heer Jezus. Blijf je er tijdens het gesprek van bewust dat je aan Christus wettelijk onderworpen bent. Laat je niet verleiden tot het sluiten van vriendschap met de wereld door mee te gaan in hun manier van leven (Jk 4:4).

Lees nog eens 1 Korinthiërs 9:15-21.

Verwerking: Heb jij ook het verlangen om mensen voor Christus te winnen?

Alles ter wille van het evangelie

1Ko 9:22. Je hebt inmiddels wel begrepen dat het leven van Paulus volkomen in het teken van het evangelie staat. Hij maakt alles daaraan ondergeschikt. Daarvoor wil hij iedereen dienen. Er is één persoon die hij niet dient en dat is zichzelf. Verder ziet hij ieder mens als een schepsel die een ziel te verliezen heeft en die gewonnen moet worden voor Christus. Hij komt de ander zo ver mogelijk tegemoet in de situatie waarin deze zich bevindt. Zo benadert hij de zwakken alsof hijzelf ook een zwakke is. Hij houdt rekening met het geweten van de zwakke en past er wel voor op dat hij iets doet waardoor de zwakke zich zou afkeren van de boodschap van het evangelie.

Je zou haast zeggen dat hij zich in de gekste bochten wringt om één mens te winnen. Dat doet hij omdat ieder mens van onschatbare waarde is voor God. Hoe meer ook jij daarvan doordrongen bent, des te meer zul jij je erop toeleggen om aan je medemensen het evangelie te verkondigen. “Enigen te behouden”, daar gaat het Paulus om. Een van de belangrijkste voorwaarden hiervoor is zelfverloochening, niet denken aan jezelf of bezig zijn met jezelf.

1Ko 9:23. Paulus doet alles voor het evangelie, om er mededeelgenoot van te zijn. Hij stelt het evangelie voor als een persoon met wie je omgaat. Als iemand voor jou belangrijk is, heb je veel voor hem of haar over. Het evangelie is zó’n belangrijke ‘persoon’ voor hem, dat hij daar alles voor over heeft.

1Ko 9:24-25. Om dat te illustreren neemt Paulus een paar voorbeelden uit de sportwereld. Hij neemt vaker voorbeelden uit de sportwereld omdat daaruit een duidelijke vergelijking te maken is met het leven van de christen. Enkele zaken die zowel bij de sportman/vrouw als bij de christen aan de orde komen, zijn

1. de training,

2. de wedstrijd en

3. de prijs.

Voordat je aan de wedstrijd kunt beginnen, moet er eerst getraind worden. Hoe belangrijker de wedstrijd is, des te intensiever zal de training zijn. Hoe intensiever de training, des te beter is de voorbereiding. Er zijn verenigingen in allerlei takken van sport waar het alleen om de ontspanning gaat. Het zijn vooral de ouderen die op deze manier proberen nog een beetje fit te blijven. De training is gezellig en niet op prestaties gericht. De wedstrijd is alleen voor de aardigheid en als er gewonnen wordt, is dat mooi meegenomen. Hieraan is niets verkeerds, maar op deze manier kijkt Paulus hier niet tegen de wedloop van de christen aan.

Het beeld dat Paulus hier voor ogen heeft en ook aan jou voorstelt, is het beeld van een atleet die zijn lichaam volledig beheerst. De atleten die in zijn tijd meedoen aan de Isthmische Spelen die regelmatig in alle grote steden van Klein-Azië zijn gehouden, hebben een voorbereidingstijd van tien maanden. Tijdens die voorbereidingstijd onderwerpt de atleet zich vrijwillig aan een harde training. Grote oefenmeesters uit die tijd hebben hun pupillen steeds voorgehouden: ‘Je moet een geregeld leven hebben, weinig voedsel gebruiken, afstand doen van lekkernijen en op een vast tijdstip trainen, of het nu heet is of ijskoud.’

Horatius heeft gezegd: ‘De jongeman die de wedstrijd wint, heeft veel verdragen en veel gedaan. Hij heeft gezweet en kou geleden. Hij heeft afstand gedaan van liefde en wijn.’ De trainingsperiode is voor de Griekse atleet een tijd van leven in de afzondering. Het is een tijd van afstand doen van dingen die op zichzelf goed zijn, maar die hem verhinderen een optimale prestatie te leveren. Hij onthoudt zich van alles wat schadelijk kan zijn.

Wanneer Tertullianus het voorbeeld van de atleten toepast op de vervolgde christenen, zegt hij: ‘Ze zijn gekweld, afgemat, vermoeid.’ Zou jij dit beeld kunnen toepassen op de christenen van deze tijd? Ik ben geneigd te zeggen dat wij als christenen in de westerse wereld maar een slap en gemakzuchtig bestaan leiden.

Kijk eens goed naar zo’n Griekse atleet, en naar heel wat topsporters van nu: een lange tijd hard trainen, veel zelfverloochening opbrengen en ongemak accepteren en dat voor een wedstrijd die kan duren van een paar minuten of zelfs seconden tot een aantal uren of dagen, afhankelijk van de sport, met als hoogste resultaat een vergankelijke kroon.

Vraag jezelf nu af: Als zij dat kunnen opbrengen, zou ik mij dan niet vrijwillig onderwerpen aan een even zware discipline en zelfverloochening om de Heer Jezus te dienen op een wijze die Hem waardig is? Wanneer wij als christenen met evenveel inzet als de Griekse atleet ons overgeven aan een leven van afzondering om optimaal het evangelie te kunnen verkondigen, wat zal ons leven dan een kracht en zegen uitstralen en tot verheerlijking van God zijn.

Een wedstrijd maakt ook duidelijk dat er tegenstanders zijn. Paulus is zich goed bewust van de tegenstand in zijn wedloop. In zijn brief aan de Filippenzen schrijft hij daar ook over. Je ziet het duidelijk voor je: Paulus flitst daar over de renbaan (Fp 3:14). Hij vergeet alles wat achter hem ligt, want even achteromkijken kan fataal zijn en van hem een verliezer maken. Zo jaagt hij naar het doel.

Paulus bedoelt hier niet dat we niet meer zouden moeten denken aan de zonden die we vroeger hebben begaan, ook al zijn die vergeven. De fouten van het verleden moeten ons klein houden. Hij denkt hier aan zijn dienst voor Christus. Dan gaat hij niet zelfgenoegzaam in een luie stoel achteroverliggen en zichzelf prijzen voor wat hij allemaal al heeft gedaan. Hij heeft het doel nog niet bereikt en daarom jaagt hij ernaar.

De eerste verzen van Hebreeën 12 geven hetzelfde beeld (Hb 12:1-2). De schrijver van de brief aan de Hebreeën ziet de menigten die het stadion bevolken, terwijl de atleten zich klaarmaken voor de wedstrijd. Alles wat hen maar even kan hinderen om zich volledig te geven, moet worden afgelegd. Zo moet de christen “alle last en de zonde” afleggen. Misschien zijn er nog dingen in je leven waarvan je weet dat je die in orde moet maken. Ze drukken als een last op je geweten. Zorg dat je die last kwijtraakt. Zo is het ook als er bepaalde zonden in je leven zijn waar je nog niet mee hebt gebroken. Belijd ze! Dan zul je ongehinderd met de wedloop kunnen doorgaan. En vestig daarbij je blik onafgebroken op Jezus.

1Ko 9:26. Dit laatste brengt ons weer terug bij dit vers in 1 Korinthiërs 9. Wat hier wordt genoemd, is ook belangrijk om in het oog te houden. Het einddoel van de wedstrijd is toch niet onduidelijk voor je? Je weet, om nog eens met Filippenzen 3 te spreken, in welke richting je loopt (Fp 3:14). Anders lijk je op een wielrenner die van het peloton is losgeraakt en vervolgens de weg is kwijtgeraakt. Hij fietst zich compleet leeg om er weer bij te komen, maar is op de verkeerde weg. Allemaal verspilde energie!

Zo is het met die bokser die Paulus aanhaalt, en die in de lucht slaat. Hij haalt uit om een enorme dreun uit te delen, maar de tegenstander ontwijkt hem behendig. De dreun loopt op niets uit en de kracht erachter lost op in het luchtledige zonder enig effect uit te oefenen op de tegenstander. Een christen is gericht en doelbewust bezig.

Ten slotte de prijs, want daar gaat het uiteindelijk om. De Heer Jezus heeft kronen gereedliggen voor christenen die zich volledig voor Hem hebben gegeven. Die zal Hij uitdelen als we bij Hem zijn. Is er een mooiere beloning denkbaar, dan dat Hij tegen ons zegt, wat Hij in een gelijkenis zegt: “Voortreffelijk, goede en trouwe slaaf, over weinig ben je trouw geweest, over veel zal ik je stellen; ga de vreugde van je heer in” (Mt 25:21)?

1Ko 9:27. Er is nog iets waarom Paulus zich zo volledig inzet voor de prediking: hij wil zelf niet verwerpelijk worden nadat hij anderen gepredikt heeft. Hij zal wel verwerpelijk worden als hij alleen maar predikt en er niet naar leeft. Hij wil niet iemand zijn die wel een mooi verhaal vertelt, waarin anderen gevraagd wordt alles prijs te geven, terwijl hij zelf een gemakzuchtig leventje leidt. Daarom past hij wat hij zojuist van de atleten heeft gezegd, op zichzelf toe.

Letterlijk staat er dat hij zijn lichaam beukt. Daarmee doelt hij op de zware training voor de Spelen. Paulus onderwerpt zichzelf aan een enorme zelfdiscipline. Het woord ‘verwerpelijk’ wil niet zeggen dat Paulus nog verloren kan gaan. Het geeft aan dat iemand die de Heer Jezus echt liefheeft en echt voor zijn Heer wil leven, zich bewust is van zijn verantwoordelijkheid. Zo iemand zal er alles voor over hebben om in zijn leven te laten zien voor Wie hij leeft. Iemand die alleen maar in naam, voor de vorm, christen is, zal het daarmee niet redden. In het eerste deel van het volgende hoofdstuk wordt dat verder uitgewerkt.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 9:22-27.

Verwerking: Hoe staat het met jouw oefenprogramma?

Copyright information for DutKingComments