1 John 1:1

Inleiding

De eerste brief van Johannes is het tweede geschrift dat we van Johannes in de Bijbel hebben. Zijn eerste geschrift is het evangelie naar Johannes. Na zijn eerste brief volgen nog een tweede brief en een derde brief. Ook het boek Openbaring is van zijn hand. We hebben dan ook in totaal vijf geschriften van hem in de Bijbel. Zijn vijf geschriften worden gekenmerkt door Wie en wat God is.

In zijn evangelie stelt hij de Heer Jezus voor als God de Zoon. In zijn eerste brief laat hij zien wat het eeuwige leven is dat God de gelovige heeft gegeven. Dat leven is de Zoon Zelf. Dat leven bezit jij, want “wie de Zoon heeft, heeft het leven” (1Jh 5:11-12). Zijn tweede brief en zijn derde brief sluiten aan op zijn eerste brief. In die twee korte brieven gaat om dezelfde thema’s als in de eerste brief, namelijk om waarheid en liefde. In het boek Openbaring zien we God in Zijn regering.

Als we nu zijn eerste brief willen gaan lezen en bestuderen, gaat het om de gelovige in wie het nieuwe leven, dat is het eeuwige leven, aanwezig is. De brief is niet aan een plaatselijke gemeente geschreven, maar aan de individuele gelovige, dat wil zeggen aan jou persoonlijk. Tegelijk word je echter door hem aangesproken als iemand die deel uitmaakt van een gezelschap van gelovigen, namelijk de familie van God. De naam ‘kinderen van God’ geeft dat ook goed weer. Kinderen die uit dezelfde ouders zijn geboren, zijn familie van elkaar. Kinderen van God zijn familie van elkaar omdat ze uit God geboren zijn. Daardoor hebben ze leven en wel het eeuwige leven, dat is leven in zijn meest overvloedige vorm (Jh 10:10b). Dat eeuwige leven is de Heer Jezus Zelf (1Jh 5:20).

Johannes laat je in deze brief zien hoe dat eeuwige leven in jou als gelovige werkt. Om te zien hoe het zich uit, hoe het zichtbaar wordt, moet je naar de Heer Jezus kijken. Hij is immers dat nieuwe leven in jou. Je ziet dat leven dan ook in de evangeliën. Daarin zie je de Heer Jezus in Zijn leven op aarde. Zoals het leven in Hem is en door Hem geopenbaard is in de wereld, zo bevindt het zich in jou. Het kan dan ook niet anders dan dat het zich in jouw leven op precies dezelfde wijze openbaart.

Nu zul je zeggen dat in jouw leven – en dat zeg ik ook van mezelf – de Heer Jezus niet altijd duidelijk zichtbaar is. Dat is ook zo, als het om de praktijk van je geloofsleven gaat. Maar – en het is belangrijk dat bij het begin van het lezen van deze brief vast te stellen en vast te houden – Johannes spreekt niet in de eerste plaats over onze praktijk, maar over het wezen of de aard van het eeuwige leven dat je bezit. Daarbij horen absolute uitspraken.

Ik zal het met een voorbeeldje verduidelijken. Als je wilt onderzoeken wat water is, waaruit het bestaat, moet je geen koffie onderzoeken. Koffie is wel bijna honderd procent water, maar er zitten elementen in die de smaak en de kleur van het water veranderen, zodat het niet honderd procent water is. Je moet zuiver water nemen om te weten waaruit water bestaat. Zo moet je, als je wilt weten wat het eeuwige leven is dat in jou is, niet kijken naar je praktijk. In je praktijk zitten veel elementen die de uiting van dat leven vertroebelen. Je moet daarom naar de Heer Jezus kijken.

De Heer Jezus is dat nieuwe, eeuwige leven in zijn volmaakte vorm. Johannes spreekt in deze brief ook wel over de praktijk van je geloofsleven, maar zijn uitgangspunt is de volmaaktheid van het eeuwige leven zoals het is in zichzelf. Deze volmaaktheid is in de Heer Jezus en óók in jou omdat je Hem als je leven bezit. Johannes schrijft daarover indringend omdat er in zijn dagen dwaalleraren in de gemeente zijn gekomen met een dwaalleer die de volmaaktheid van het eeuwige leven aantast. Zij leren dat het christendom wel een aardig begin is, maar dat zij meer licht en hogere kennis bezitten over God.

Johannes maakt duidelijk dat je alles hebt als je het eeuwige leven hebt. Het eeuwige leven is compleet en niet ‘een aardig begin’ van je relatie met Goddelijke Personen. Johannes ontmaskert de geest van de antichrist. Hij geeft je de bewijzen dat je het eeuwige leven echt bezit, dat dit het leven van de Heer Jezus is en dat dit leven in zichzelf volkomen en onveranderlijk hetzelfde is. Laat je daarom niets wijsmaken door mensen die je willen vertellen dat zij je verder in de geheimen van de Godheid kunnen inleiden. Er is geen ontwikkeling van de waarheid van God over Christus naar iets wat nog volmaakter zou zijn.

Het Woord van het leven

1Jh 1:1. Johannes begint zonder enige inleiding te spreken over de Heer Jezus. Hij doet dat op een bijzondere manier. Hij stelt Hem voor als “het Woord van het leven” dat “van [het] begin af was”. Johannes en de apostelen hebben Hem zo bij zich gehad. ‘Het Woord van het leven’ was waarneembaar voor mensen.

‘Het begin’ waarover Johannes spreekt, is niet het begin van Genesis 1, waar we worden teruggevoerd naar het ontstaan van de wereld, de schepping (Gn 1:1). Het is ook niet het begin waarover hij in het eerste vers van zijn evangelie schrijft. Dat begin gaat veel verder terug, naar wat geen begin heeft, want daar wordt gewezen op “wat in het begin was” (Jh 1:1). Wat Johannes hier, in zijn eerste brief, met ‘begin’ bedoelt, is de openbaring van het eeuwige leven op aarde door het leven van de Heer Jezus. Dit ‘begin’ ziet op de openbaring van de Heer Jezus als Mens op aarde, op God geopenbaard in het vlees.

De brief is een antwoord op de dwaling van het zogenaamde ‘gnosticisme’. Deze dwaling vind je bij mensen die beweren dat ze ‘het weten’. Het woord ‘gnosis’ betekent ‘weten’ of ‘kennen’. Het gnosticisme loochent dat de Heer Jezus werkelijk vlees is geworden en verkondigt de dwaling dat Hij slechts in een menselijke verschijning op aarde zou zijn geweest. In reactie daarop beschrijft Johannes Hem als waarachtig Mens Die hij en zijn medeapostelen werkelijk hebben gezien en met Wie zij omgang hebben gehad.

Het antwoord op alle dwaling en afwijking is Christus. Om te zien Wie Hij is, moeten we teruggaan naar het begin, dat is naar Zijn komst en leven op aarde. In Hem is ‘het Woord van het leven’ in al zijn volmaaktheid geopenbaard. Hiermee wijst Johannes terug naar de eerste verzen van zijn evangelie: “In Hem was leven en het leven was het licht van de mensen” (Jh 1:4). Dat Johannes Hem hier ‘het Woord van het leven’ noemt, wil zeggen dat je in Hem kunt zien wat het leven is. Buiten Hem is geen leven. Wat losstaat van Hem, bezit geen leven. Hij alleen is het leven en dat in volmaaktheid.

Johannes en de apostelen – hij schrijft over “wij” – hebben de Heer Jezus “gehoord”, “gezien”, “aanschouwd” en zelfs “betast”. In de woorden die Johannes gebruikt, kom je steeds dichter bij Hem:

1. ‘Horen’ kun je van grote afstand.

2. ‘Zien’ is al dichterbij.

3. ‘Aanschouwen’ is er met de neus bovenop staan.

4. Het ‘betasten’ met de handen is het dichtstbij.

Het leven dat Johannes op deze manier aan je voorstelt, is geen mystiek verhaal. Het is een concrete werkelijkheid die met de zintuigen is waar te nemen. Hij spreekt over een daadwerkelijke Persoon en niet over een fictief iemand (vgl. Lk 24:39).

In zekere zin heb jij in je ontdekking van de Heer Jezus ook de vier fasen doorlopen die Johannes noemt:

1. Je hebt eerst over Hem gehoord en daardoor ben je tot geloof gekomen. Het geloof is uit het gehoor (Rm 10:14).

2. Daardoor zijn je ogen voor Hem opengegaan en ben je Hem in het geloof gaan zien.

3. Dat heeft je ertoe gebracht Hem te aanschouwen door nader in Gods Woord te onderzoeken Wie Hij is.

4. Het resultaat is dat je Hem in geestelijke zin ook hebt betast, je hebt echt ervaren dat Hij er is en dat Hij is Wie Hij zegt te zijn.

1Jh 1:2. Als het eeuwige leven niet geopenbaard was, had je nooit kunnen weten wat het is. Zoals het bij de Vader was, kende je het niet. Het geweldige is dat het geopenbaard is. De eeuwige God is in Zijn Zoon, de Heer Jezus, naar buiten gekomen en dat op een plaats van vernedering en verachting. Zo kan Hij gehoord, gezien, aanschouwd en betast worden. Hij is naar buiten gekomen om Zichzelf aan de mens voor te stellen. Hij kwam om jou in de overweldigende gemeenschap met de Vader te brengen. Hij openbaarde het eeuwige leven.

Wat het eeuwige leven is, zie je in Hem. Hij heeft het getoond. Hij werd geboren als Baby, Hij, het eeuwige leven dat bij de Vader was. Mensen konden zo dicht bij Hem komen, dat ze Hem zelfs konden aanraken (Mk 5:27). Hij kwam om ook jou die verheven plaats van gemeenschap en het volkomen genot daarvan te geven. Als mens kon jij het niet waarnemen, laat staan genieten, als het je niet door Gods Geest was geopenbaard (1Ko 2:9-10). Wat Johannes hier vermeldt, zie je ook in Micha 5. Daar lees je over de Heer Jezus als in Bethlehem geboren en tegelijk als de Eeuwige (Mi 5:1).

Voor we verder gaan met het volgende stukje, nog een algemene opmerking over het ‘eeuwige leven’. Het eeuwige leven wordt door Johannes op twee manieren voorgesteld:

1. Hij spreekt over het eeuwige leven als een levensbeginsel, als het leven dat in God is en dat Hij je heeft gegeven, toen je in de Heer Jezus geloofde (Jh 3:16). Daardoor heb je het eeuwige leven in je.

2. Hij spreekt ook over het eeuwige leven als een sfeer van leven waarin je leeft, een leefsfeer of leefomgeving waarin je binnen bent gegaan en waarin je het eeuwige leven geniet (Jh 17:3).

Je kunt het vergelijken met je natuurlijke leven:

1. Je leeft, je beweegt en denkt. Dat zijn uitingen van het leven dat in je is.

2. Tegelijk leef je ook ergens. Je leeft misschien in een stad of op het platteland. Dat is je leefomgeving.

Deze beide aspecten van het eeuwige leven laten zien hoe vol het eeuwige leven is. Het is in jou en jij bent erin. Het houdt alles in. Het is toch wel indrukwekkend daaraan deel te mogen hebben. Dat laten de volgende verzen zien.

Lees nog eens 1 Johannes 1:1-2.

Verwerking: Wat zie je in deze verzen van de Heer Jezus?

Copyright information for DutKingComments