‏ 1 John 1:7

Wandelen in het licht en reiniging

1Jh 1:7. In 1Jh 1:6 heb je gelezen over ‘wandelen in de duisternis’ en nu lees je over “in het licht wandelen”. Het zal duidelijk zijn dat met ‘wandelen’ niet een activiteit van je benen wordt bedoeld, maar je hele gedrag. Je kunt zeggen dat ‘wandelen’ voor anderen zichtbaar maakt wat je met je mond belijdt. Verder is het belangrijk, ik herhaal het nog eens, dat het erom gaat, waar je wandelt. Iemand wandelt óf in de duisternis óf in het licht. Als gelovige wandel je niet in de duisternis, maar ben je altijd in het licht.

Als je zondigt – en dat kan helaas gebeuren, zoals door Johannes ook wordt opgemerkt –, zondig je om zo te zeggen in het licht. Je voegt dan samen wat niet samen te voegen is. Het contrast tussen wandelen in het licht en wandelen in de duisternis is niet het contrast tussen trouwe gelovigen en ontrouwe of falende gelovigen. De wandel in het licht en de wandel in de duisternis geven het verschil aan tussen de wandel van gelovigen en de wandel van ongelovigen. Ieder die nieuw leven heeft, wandelt in het licht. Wie geen nieuw leven heeft, wandelt in de duisternis.

De wandel in het licht is de wandel die volmaakt past bij Hem Die “in het licht is”. Je hebt Christus als je leven. Hij is volmaakt in het licht en Hij is het licht. Omdat Hij je leven is, ben jij ook in het licht en wandel je daarin.

Je wandelt daar echter niet eenzaam en alleen. Je bent in het licht en wandelt daarin met allen die ook het eeuwige leven hebben. Je hebt gemeenschap met ieder die in het licht wandelt, en ieder die daar wandelt, heeft gemeenschap met jou. Je deelt met elkaar wat je in de Vader en de Zoon hebt ontvangen. Het nieuwe leven is geen strikt individuele zaak, maar iets dat je deelt met anderen. Het gaat om gemeenschap.

De basis van die gemeenschap is het reinigende “bloed van Jezus, Zijn Zoon”. Johannes noemt de naam ‘Jezus’, wat ziet op Hem Die Mens werd om Zijn bloed te kunnen storten. Hij noemt Hem tegelijk ‘Zijn Zoon’ wat ziet op Zijn eeuwig bestaan als de Zoon van God. De waarde van het bloed is eeuwig onveranderlijk. Johannes legt er de nadruk op dat het bloed de grondslag is, waarop je voor God staat. Alleen God kent de volkomen waarde ervan en daarnaar handelt Hij met jou. Als je dat goed tot je laat doordringen, geeft dat vrede in je hart. Het gaat niet in de eerste plaats om jouw waardering van het bloed, maar om Gods waardering ervan. Als je dat beseft, mag je ook weten dat het de basis is van alle zegeningen die God je heeft gegeven.

1Jh 1:8. Dit besef zal je ervoor bewaren te zeggen dat je geen zonde hebt. Je zou jezelf misleiden als je dat zou zeggen. Het zou ook bewijzen dat de waarheid niet in je is. In het licht van Gods waarheid heb je juist gezien en ook erkend wat er in je is.

Misschien is het gevaar niet zo groot dat je zult zeggen dat je geen zonde hebt. Toch kan het soms zo zijn, dat je zonde geen zonde noemt, maar een ‘foutje’. Je kunt ook zonde als een afwijking zien, als iets waarvoor je jezelf kunt verontschuldigen, alsof je er toch ook niets aan kon doen. In wezen zeg je dan dat je geen zonde hebt en ben je bezig jezelf te misleiden. Het is belangrijk om zonde ook echt zonde te noemen. Dan bewijs je dat de waarheid in je is.

1Jh 1:9. De waarheid brengt je ertoe om de zonde te belijden. Als je dat doet, vergeeft God de zonde. Dat doet Hij niet alleen omdat Hij vol liefde en barmhartig is, maar ook omdat Hij “getrouw en rechtvaardig” is. Als iemand zijn zonden belijdt, kan Hij, en je kunt zelfs zeggen, moet Hij hem reinigen van alle ongerechtigheid. Waarom kun je zelfs zeggen dat Hij het moet? Omdat Hij anders ontrouw zou zijn aan de waarde van het bloed van Christus. Hij zou onrechtvaardig zijn als Hij de kracht van het bloed van Jezus, Zijn Zoon, zou loochenen. Natuurlijk kan Hij de kracht van het bloed niet loochenen. Daarom vergeeft Hij als iemand zijn zonde belijdt.

Belijdenis is trouwens een diepgaand werk. Belijden wil zeggen uitspreken dat je de zonde beoordeelt op dezelfde wijze als God doet. Je spreekt niet van een ‘foutje’ en zoekt geen verontschuldiging. Alleen als je de dingen ziet zoals God ze ziet, zul je de noodzaak van belijdenis inzien en tot belijdenis komen. De vergeving die je vervolgens ervaart, is een weldaad, een verademing. Het geeft je ruimte en nieuwe kracht om met Hem verder te leven (Ps 32:1; 7).

1Jh 1:10. Als je weet wat het is om je zonden te belijden, zeg je niet dat je niet hebt gezondigd. Zulke mensen zijn er in de dagen van Johannes en ze zijn er nog steeds. Evenals in 1Jh 1:6 en 1Jh 1:8 stelt Johannes het in 1Jh 1:10 weer algemeen en zegt: “Als wij zeggen.” Hij sluit zichzelf er weer bij in. Hij zegt het zo, omdat wat hij naar voren brengt, geldt voor iedereen die belijdt een christen te zijn.

Zeggen dat je niet gezondigd hebt, gaat een stap verder dan zeggen dat je geen zonde hebt, zoals in 1Jh 1:8 staat. Wie zegt dat hij geen zonde heeft, loochent dat hij een zondige natuur in zich heeft. Zeggen dat je die zondige natuur niet hebt, is zelfbedrog. Wie zegt dat hij niet gezondigd heeft, beweert dat hij nooit een zonde heeft gedaan. Dat is veel erger dan zelfbedrog, want dan wordt God tot een leugenaar gemaakt. God zegt immers in Zijn Woord dat alle mensen gezondigd hebben (Rm 3:23). In zo iemand is niets van God aanwezig. Hij toont een houding van opstand en eigen wil, een houding die volledig tegen het Woord van God indruist. “Zijn woord woont niet in” zo iemand.

Lees nog eens 1 Johannes 1:7-10.

Verwerking: Wat leer je in deze verzen over wandelen in het licht en over zonde en de reiniging daarvan?

Copyright information for DutKingComments