1 John 2:16-17

Vaders, jongelingen, baby’s

1Jh 2:12. In de vorige verzen heb je gezien dat er een radicale scheiding is tussen licht en duisternis, tussen liefde en haat, tussen jou als kind van God en de wereld. Johannes gaat nu over iets anders aan zijn “kinderen” schrijven. Hij maakt duidelijk dat niet alle kinderen van God geestelijk op hetzelfde niveau staan. Net als in het natuurlijke leven zijn er ook in het geestelijke leven diverse groeistadia:

1. Het geestelijke groeiproces begint met het stadium van ‘baby’.

2. Daarna volgt het stadium van ‘jongeling’.

3. De geestelijke volwassenheid wordt bereikt als iemand een ‘vader’ wordt.

Voordat Johannes op de verschillende groeistadia ingaat, zegt hij eerst wat die verschillende groepen gemeenschappelijk hebben. Dat is dat “de zonden … vergeven zijn ter wille van Zijn Naam”. Deze geweldige zegen is het deel van ieder kind van God. Hier schittert de zekerheid van de vergeving van de zonden. Mocht je er nog (een beetje) aan twijfelen of God jou je zonden wel heeft vergeven, dan moet je eens goed over dit vers nadenken. De zekerheid van de vergeving van je zonden ligt niet in jezelf, maar in God en in Christus en Zijn werk. De zonden zijn je vergeven “ter wille van Zijn Naam” (vgl. Ps 25:11; Js 43:25).

Er staat niet dat je zonden zijn ‘weggedaan’, maar “vergeven”. ‘Vergeven’ laat het hart van God zien. In de vergeving opent God Zijn armen en slaat die om je heen. God vergeeft niet tegen Zijn zin, maar doet dat graag (Ps 86:5). Hij ontvangt de verloren zoon en geeft hem alle heerlijkheid van Zijn huis. Hij geeft hem vooral Zijn armen en Zijn hart (Lk 15:20-24).

Ik hoorde eens een mooi verhaal over een man die eraan twijfelde of zijn zonden wel vergeven waren. Deze man was verteld dat hij erop mocht vertrouwen dat God al zijn zonden ‘achter Zijn rug had geworpen’ als hij God om vergeving had gevraagd, (Js 38:17). Dat kon hij echter maar moeilijk geloven. Het kon misschien wel waar zijn, zei hij, maar als God Zich omdraait, ziet Hij ze toch weer. Daarop werd tegen hem gezegd dat God ze ‘in de diepte van de zee had geworpen’ (Mi 7:19). Ja, antwoordde de man, maar God zal eenmaal de zee droogleggen en dan worden ze weer zichtbaar. Toen werd tegen hem gezegd dat God de zonden ‘niet meer gedenkt’ (Jr 31:31-34; Hb 8:12), wat inhoudt dat Hij er nooit meer op terugkomt. Vergeving ligt in de grootsheid van Gods Wezen, in Zijn Naam. Dat overtuigde de man. Hij wist nu zeker dat ook zijn zonden vergeven waren.

1Jh 2:13a. Na de vaststelling dat de zekerheid van de vergeving van de zonden het deel van alle kinderen van God is, gaat Johannes de drie groepen afzonderlijk toespreken. Hij begint met de “vaders”. Het is Gods bedoeling dat al Zijn kinderen – zowel broeders als zusters! – opgroeien tot ‘vaders’ in het geloof. Een ‘vader’ heeft de stadia van baby en jongeling achter zich. Een vader kent Hem “Die van [het] begin af is”, dat is Christus, de Zoon van God.

Je kunt zeggen dat dit toch ook zo is voor de baby en de jongeling. Dat is ook zo, maar door het zo voor te stellen maakt Johannes duidelijk dat een vader genoeg heeft aan Christus. Vaders zijn zij die dicht bij Christus en dicht bij de Schrift leven. Het kenmerk van een vader is dat hij is losgemaakt van de wereld om helemaal in de andere wereld te zijn, waar Hij is Die alles voor het hart van de Vader is. Het gaat hem om niets anders meer dan om gemeenschap te hebben met de Vader en de Zoon.

1Jh 2:13b. De “jongelingen” staan midden in de ontwikkeling van hun geestelijk leven. De jongeling is verwikkeld in een strijd tegen de boze. Hij mag echter weten dat hij de boze overwonnen heeft omdat hij het nieuwe leven heeft. Dat betekent niet dat de boze hem met rust laat. De boze wil hem maar wat graag verleiden om de wereld lief te hebben. Dat komt verderop, in 1Jh 2:15, nog uitgebreid aan de orde. Als jij een jongeling bent, sta je in de overwinning. Vanuit je positie als overwinnaar in Christus (Rm 8:37) kun je een leven van overwinning leiden.

1Jh 2:13c. De kleine “kinderen” in het geloof, de baby’s, worden niet in de eerste plaats door strijd gekenmerkt. Zij hebben vrede in hun hart omdat ze “de Vader” kennen. Ze rusten in Zijn trouw, liefde en zorg. Innerlijk hebben ze rust en voelen zich als een kind aan de borst van zijn moeder (Ps 131:2). Ze hoeven niet te groeien in de kennis van de Vader. Ze kennen Hem en hebben een persoonlijke verbinding met Hem.

Voordat we verdergaan nog even een algemene opmerking. Je hebt gezien dat Johannes aangeeft wat voor elke groep kenmerkend is. Dat betekent echter niet dat elk kenmerk uitsluitend voor de betreffende groep geldt. Ook een vader in Christus heeft nog wel eens strijd en hij weet ook wat het is om te rusten aan het hart van de Vader. Zo heeft de jongeling ook die momenten van rust en van een volkomen genoeg hebben aan de Heer Jezus. Voor de baby’s geldt hetzelfde. Zij hebben best wel eens strijd, terwijl ze ook wel eens ervaren dat er niets anders meer belangrijk is dan Christus.

1Jh 2:14a. Om de verschillende groepen in hun groei te bemoedigen spreekt Johannes hen nog een keer toe. Het geeft hun extra zekerheid tegenover de hardnekkige pogingen van dwaalleraren om hen te misleiden en weg te trekken van de zekerheid en volmaaktheid van het nieuwe leven dat ze bezitten.

Van de “vaders” heeft Johannes niets meer te zeggen dan hij al heeft gezegd. Zij hebben voldoende aan Christus. Er is niets wat dat nog zou kunnen aanvullen.

1Jh 2:14b. Voor de “jongelingen” ligt dat anders. Eerst wijst hij hen op wat ze zijn en gedaan hebben. Ze zijn “sterk”, ze bezitten kracht. Die kracht hebben ze niet in zichzelf, maar ze ontlenen die aan “het Woord van God” dat in hen “blijft”. De waarheid woont in hen omdat het nieuwe leven in hen is. Daardoor hebben ze ook de boze overwonnen.

Een mooi voorbeeld daarvan zie je bij de Heer Jezus als Hij verzocht wordt in de woestijn. Daar verslaat Hij de boze door gebruik te maken van het Woord van God (Mt 4:1-11). Daarom is het van het grootste belang dat je het Woord van God met de grootste aandacht leest en in je opneemt. Dan zal het zijn uitwerking krijgen in je leven en je in conflictsituaties de overwinning bezorgen. Doe je dat niet, dan zul je de nederlaag lijden.

1Jh 2:15. De meeste conflictstof voor de jongeling wordt geleverd in zijn confrontatie met “de wereld”. Tussen de wereld en de boze bestaat een nauwe verwantschap. De boze gebruikt de wereld om je te verstrikken. Nu moet je niet denken dat de wereld alleen maar bestaat uit duidelijk zondige dingen als pornografie, geweld en leugen. Zulke dingen worden door ieder oprecht kind van God met afschuw van de hand gewezen.

De wereld bestaat ook uit veel geraffineerdere vormen van zonde. Je kunt pornografie van de hand wijzen, maar in de wachtkamer van de dokter of de tandarts een blad nemen waarin dat voorkomt. Je doet dat met de vrome smoes dat je toch ook moet weten wat er in de wereld te koop is. Maar je zou zo’n blad absoluut niet in de hand nemen, als er een broeder of zuster bij was.

Bedenk goed dat de wereld wordt beheerst door de satan. Hij is de overste van de wereld (Jh 14:30; 2Ko 4:4). De wereld als invloedsfeer van de boze kan in een vriendelijke gedaante op je afkomen. Ze helpt je bijvoorbeeld om je op een zodanige manier uit te drukken, dat je bij een ander in de gunst komt, of gedaan krijgt wat jij graag wilt. Je manier van praten en ook van kleden, van tijdsbesteding en de doelstellingen die je nastreeft, kunnen allemaal aantonen hoezeer je de wereld liefhebt.

Het gaat om je kijk op het leven. De boze wil je ertoe verleiden ernaar te kijken op zijn manier. Zo is hij te werk gegaan bij Eva toen hij haar op de boom van de kennis van goed en kwaad wees. Ze keek ernaar en zag deze precies, zoals de satan haar voorstelde. Zodra je iets van liefde voor de wereld toelaat, sluit je jezelf af voor de liefde van de Vader.

1Jh 2:16. De wereld wordt gekenmerkt door alles wat erin is. Johannes vat alles wat in de wereld is samen in drie dingen: vlees – dat is niet het zondige vlees, maar je lichaam met zijn behoeften –, ogen en leven. Op zichzelf zijn ze niet zondig, maar door de zondeval zijn ze instrumenten van de zonde geworden. Het zijn de drie aspecten van je mens-zijn, aspecten die je persoonlijkheid uitmaken.

De volgorde waarin Johannes deze aspecten geeft, is dezelfde als bij Eva (Gn 3:6), maar tegengesteld aan de volgorde die God hanteert (1Th 5:23). Eva ziet dat de boom:

1. goed is om van te eten,

2. een lust is voor de ogen en

3. begerenswaardig is om daardoor verstandig te worden.

Sinds de zondeval is het lichaam een afgod geworden. De begeerte van het vlees is de boventoon gaan voeren. Daaraan gekoppeld is de begeerte van de ogen. Bijvoorbeeld de reclame richt zich op het oog. Het product, wat het ook mag zijn, maakt de begeerte ernaar wakker die sluimerend in je aanwezig is. Wat via het oog tot je komt, dringt vele malen dieper tot je door dan wat je hoort. Als je oog eenmaal geboeid is door het product als iets dat je echt nodig lijkt te hebben om gelukkig te zijn, zet je je zinnen erop. Je bent inmiddels helemaal opgeslokt door de wereld en totaal los van God. De hoogmoed heeft bezit van je genomen. Die hoogmoed blijkt uit je eigenzinnige en soms zelfs uitzinnige inspanningen om te krijgen wat je is voorgesteld.

1Jh 2:17. Het streven van de wereld is voorbijgaand, het houdt geen stand. Daartegenover staat het doen van “de wil van God”. Als je je daarop toelegt, ben je bezig met iets dat niet voorbijgaat, maar dat “blijft tot in eeuwigheid”. Zo bezig zijn bewijst dat je uit God geboren bent. Johannes zegt dan ook dat “wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid”. Is de keus moeilijk?

Lees nog eens 1 Johannes 2:12-17.

Verwerking: Waar liggen voor jou de gevaren om je af te sluiten voor de liefde van de Vader?

Copyright information for DutKingComments