1 John 5:1

Liefde en overwinnend geloof

1Jh 5:1. Johannes geeft een nieuw kenmerk, waaraan je kunt weten of iemand uit God geboren is: “Ieder die gelooft dat Jezus de Christus is, is uit God geboren.” “Jezus”, de nederige Mens op aarde, is “de Christus”, de Man van Gods welbehagen. Hij is het in Wie God al Zijn vreugde vindt en in Wie God al Zijn plannen tot uitvoering brengt. Jezus is niet een tijdelijke verschijningsvorm, maar de Zoon van God Die Mens is geworden en dat altijd zal blijven. Tegelijk is Hij niemand anders dan de Zoon van de levende God, de eeuwige Zoon van God (Mt 16:16). Wat Hij is voor de Vader, is Hij voor ieder die uit God geboren is.

Waar je dan ook maar liefde voor God vindt als Degene Die deed geboren worden, dat wil zeggen als de Gever van het nieuwe leven, vind je ook liefde voor ieder die uit God geboren is. Als je jezelf afvraagt, wie je broeder is, dan is dat ieder die gelooft dat Jezus de Christus is. Dat geloof is het bewijs dat zo iemand hetzelfde nieuwe leven heeft dat ook jij hebt. Jij en die ander hebben dat nieuwe leven van Hem Die deed geboren worden. Jullie hebben een gemeenschappelijke Vader. Jouw relatie tot iedere gelovige loopt via God, uit Wie iedere gelovige geboren is. Je kunt de Vader niet liefhebben zonder ook Zijn kinderen lief te hebben. Het treft God in Zijn hart als je zou zeggen dat je Hem liefhebt, terwijl je Zijn kinderen zou haten.

De liefde tot alle kinderen van God is een algemeen gegeven. Die liefde is er vanwege de gemeenschappelijke Vader Die alle kinderen van God hebben. Misschien heb je wel eens gehoord dat alle mensen kinderen van één Vader zijn. Dat is natuurlijk een grove loochening van het feit dat alle mensen zondaren zijn en door hun zonden van God gescheiden zijn. Er is bekering en een nieuwe geboorte nodig. Alleen als er leven uit God is, alleen als Hij iemand opnieuw geboren heeft doen worden, is iemand in de verhouding tot God als tot zijn Vader gebracht.

1Jh 5:2. In dit vers draait Johannes het om. In 1Jh 5:1 zegt hij dat je kunt weten dat iemand God liefheeft als hij de kinderen van God liefheeft. In 1Jh 5:2 zegt hij dat je kunt weten dat iemand de kinderen van God liefheeft als hij God liefheeft en Zijn geboden doet. De algemene liefde tot de kinderen van God krijgt hier een norm. Je zou kunnen zeggen dat de algemene liefde voor alle kinderen van God wordt bestuurd door de liefde tot God en dat de liefde tot God op haar beurt weer wordt bepaald door gehoorzaamheid aan Zijn Woord. Dit betekent in de praktijk dat je niet altijd met iedere gelovige dezelfde weg van geloof kunt bewandelen. Ik wil dit met een voorbeeld duidelijk maken.

Jan en Wim krijgen van hun vader de opdracht om ergens een boodschap te gaan doen. Hun vader zegt hun daarbij welke weg ze moeten volgen. Onderweg zegt Jan dat hij een betere en snellere weg weet en stelt voor die weg te nemen. Wim antwoordt dat vader heeft gezegd dat ze een bepaalde weg moeten volgen en hij wil die graag gaan. Hij houdt van zijn vader en vertrouwt zijn vader dat deze de beste weg heeft voorgesteld. Zijn liefde voor zijn vader en ook zijn liefde voor zijn broer weerhouden hem ervan op het voorstel van zijn broer in te gaan en brengen hem ertoe zijn broer te herinneren aan wat hun vader heeft gezegd.

De les is helder, denk ik. Onze liefde voor elkaar moet worden bestuurd door onze liefde voor de Vader, een liefde die blijkt uit het doen van Zijn geboden.

1Jh 5:3. Het is duidelijk dat het doen van Gods geboden niet bestaat uit je houden aan wetten of regels, maar uit een gezindheid. Het is de vraag naar Zijn wil, naar Zijn geboden. De geboden van de Vader waren voor de Heer Jezus bepalend voor Zijn leven op aarde. Daardoor wist Hij wat Hij moest zeggen en spreken (Jh 12:49) en wat Hij moest doen (Jh 14:31). Hij wist daardoor ook dat Hij Zijn leven moest afleggen en het ook weer moest nemen (Jh 10:18). Hij heeft Zich onderdanig gemaakt aan God en dat moeten wij ook (Jh 15:10). Dan worden de gedachten van God over onze broeders en zusters ook onze gedachten over hen en blijven wij in de liefde van de Heer Jezus.

Johannes zegt als een samenvatting dat de liefde van God erop neerkomt dat je Zijn geboden bewaart. Direct voegt hij eraan toe, als een bemoediging, dat Zijn geboden niet zwaar zijn. Het bewaren, dat is het in je hart hebben en daarnaar leven, van de geboden van God is dat doen wat Hem welgevallig is. Toch ervaar je dat misschien wel eens als niet echt gemakkelijk, soms zelfs als zwaar. Hoe kan Johannes dan zeggen dat Zijn geboden niet zwaar zijn? Als je bijvoorbeeld aan broederliefde denkt, is dat soms best moeilijk en zwaar om in praktijk te brengen.

Je moet bij wat Johannes zegt weer rekening houden met de manier waarop hij de dingen voorstelt. Hij spreekt over het nieuwe leven. Denk je dat Gods geboden zwaar zijn voor het nieuwe leven, het Goddelijke leven? Ik denk het niet. Het zijn de geboden die het leven van de Heer Jezus op aarde kenmerkten. De geboden en het nieuwe leven horen bij elkaar als een vis en water. Als je tegen een vis zegt dat hij in het water moet zwemmen, is dat geen zware opdracht voor het dier. De vis zal daaraan met het grootste plezier voldoen. Het gezegde is niet voor niets: je als een vis in het water voelen. Zo worden ook de geboden door het nieuwe leven met de grootste vreugde uitgevoerd.

Hier zie je tegelijk het enorme onderscheid tussen deze geboden en de geboden van het Oude Testament. De wet was voor Israël een zwaar en zelfs ondraaglijk juk (Hd 15:10). De wet was dan ook gegeven aan een volk in het vlees, een zondig volk, met de opdracht zich daaraan te houden en op die manier het leven te verdienen. Het verschil tussen de wet en het geloof is, dat de wet zegt: doe dit en leef, terwijl het geloof zegt: leef en doe dit. De wet heeft de mens als uitgangspunt, het geloof heeft God als punt van uitgang. Als je gelooft, ben je van harte gehoorzaam geworden aan de leer waarin je bent onderwezen (Rm 6:17). Je hebt een natuur gekregen die ernaar verlangt te gehoorzamen. Een gebod is niet zwaar als het in overeenstemming is met wat je wilt.

1Jh 5:4. Na de relatie tot God en die tot de broeders komt nu de relatie tot de wereld aan de orde. De verhouding tot God en de broeders wordt bepaald door het nieuwe leven. Dat vormt de aansluiting tussen jou en God enerzijds en jou en de broeders anderzijds. Als je echter kijkt naar je verhouding tot de wereld, zie je niets wat bij het nieuwe leven aansluit. Er is geen enkel raakvlak. Het nieuwe leven heeft zijn eigen sfeer, waar de wereld volkomen buiten staat. Jij hebt door je nieuwe leven een eigen wereld, dat is de wereld waarin de Heer Jezus en de Vader alles zijn.

Je verhouding tot de wereld wordt niet alleen gekenmerkt door de afwezigheid van elk raakvlak tussen het hele gezelschap waartoe je behoort en de wereld. Die verhouding wordt ook gekenmerkt door de aanwezigheid van een staat van oorlog. De wereld wil zijn boosaardige invloed op je uitoefenen. De grote bemoediging die je nu krijgt, is dat je mag weten dat je behoort tot het gezelschap van overwinnaars. En waaruit bestaat die overwinning? Uit je geloof. Om dit overwinningsleven ook daadwerkelijk te leiden is het van belang dat je geloof ook praktisch is gericht op Christus als het centrum van de wereld van de Vader. Houd je met Hem bezig, lees over Hem, denk aan Hem, spreek met Hem. Houd je op in het gezelschap van overwinnaars en luister naar wat zij van Hem weten.

Het hele gezelschap van de familie van Gods kinderen staat in de wereld als een overwinnende macht. De kracht van hun overwinning is hun geloof, omdat het geloof hun leert afzien van de vijandige wereld en hen richt op de onzichtbare wereld van de Vader. De wereld is het gezelschap mensen dat de Heer Jezus heeft gedood, het is het machtsgebied van de satan. Te midden van die wereld leef jij als gelovige. Dat betekent strijd. Maar jij bezit het overwinningsleven uit God met Wie jij door het geloof in een levensverbinding staat. Zolang je in de wereld bent, gaat die strijd voort, maar is er ook voortdurend overwinning. De overwinning is door je geloof een vaststaand feit. Op het nieuwe leven dat geleefd wordt in de kracht van het geloof, kan de boze geen vat krijgen. Dat is de overwinning.

1Jh 5:5. De overwinning op de wereld door het geloof is het deel van ieder “die gelooft dat Jezus is de Zoon van God”. Aan het begin van dit hoofdstuk heeft Johannes gezegd dat ieder die gelooft dat Jezus de Christus is, uit God geboren is (1Jh 5:1). Daardoor wordt iemand lid van de familie van God, waardoor hij tegelijk ook op gespannen voet met de wereld komt te staan. Met het oog op de overwinning over de wereld spreekt Johannes nu over het geloof in Jezus als de Zoon van God. Dat legt de nadruk enerzijds op Zijn waarachtig Mens-zijn en anderzijds op Zijn eeuwige Godheid. In deze beide aspecten van Zijn Persoon, als ik dat zo mag en kan zeggen, is het hele geheim van Zijn Persoon aangegeven. Hij is én als Mens én als God het voorwerp van het geloof van ieder kind van God.

Wie niet zo in Hem gelooft, heeft geen deel aan Hem. Voor wie zo in Hem gelooft, ligt de overwinning vast.

Lees nog eens 1 Johannes 5:1-5.

Verwerking: Waarom zijn de geboden van God niet zwaar?

Copyright information for DutKingComments