‏ 1 John 5:16-17

Kennis van het eeuwige leven

1Jh 5:14. Johannes beschrijft in dit vers een prachtig gevolg van het bezit van het eeuwige leven waarover hij in het vorige vers heeft gesproken. Wie eeuwig leven heeft, heeft ook “vrijmoedigheid”. Deze vrijmoedigheid komt tot uitdrukking in je gebedsleven, want daarin komt de gemeenschap met de Vader en de Zoon tot uiting. Het is het openhartig praten met de Vader en de Zoon over alles wat je bezighoudt, zoals kinderen dat doen die een open verhouding met hun vader hebben. Vrijmoedigheid houdt ook vertrouwen en zekerheid en veiligheid in. Je bent eigen met God, je voelt je bij Hem thuis. Het vloeit allemaal voort uit het bezit en het kennen van het eeuwige leven.

Als je zo in Zijn tegenwoordigheid leeft, in die sfeer van vertrouwen, maak je Hem bekend met je verlangens. Die weet Hij natuurlijk allang. Het gaat er ook niet om dat je Hem iets vertelt wat Hij niet zou weten, maar omdat bidden betekent dat je bewust gemeenschap hebt met Hem. De Heer Jezus heeft voortdurend gebeden. Zijn leven was gebed (Ps 109:4b), maar Hij had ook speciale tijden voor gebed. Hij leefde altijd in bewuste gemeenschap met God, maar Hij bad ook met het oog op speciale gebeurtenissen. Bij Hem was er geen onbekendheid ten aanzien van de verhoring van Zijn gebeden. Hij hoefde Zich niet af te vragen of de Vader wel luisterde, want Hij wist dat de Vader Hem altijd hoorde (Jh 11:42).

1Jh 5:15. Bij jou en mij is dat wel eens anders. Je weet soms niet hoe je moet bidden en ook niet of je het juiste vraagt. Toch mag je bidden, daartoe heb je de vrijmoedigheid. En als je iets bidt wat naar Zijn wil is, dan hoort Hij, dat wil hier zeggen dat Hij verhoort, want Hij hoort je immers altijd. Een mooi voorbeeld van iemand die de bede had die ze had gebeden, ofwel van iemand die verhoord werd, is Hanna, de moeder van Samuel. Zij bad om een zoon. Nadat ze de bede had gekregen, dat wil zeggen de zekerheid van de verhoring, zag ze er anders uit (1Sm 1:17-18).

Een praktisch punt in ons bidden is dat we er vaak geen of in elk geval te weinig tijd voor nemen. Dat geeft aan dat we gebed toch niet zo belangrijk vinden. Voor gebed moet je tijd nemen. Als je ophoudt met bidden, stopt de zegen. Het gaat bij gebed om tijd, volharding en bemoediging in de vorm van verhoring. De enige manier om de lessen van gebed te leren is door te bidden. Zo kun je bijvoorbeeld bidden voor de dienst die een broeder of zuster doet. Als je voor hem of haar God om kracht en zegen bidt, weet je dat het een gebed is naar Zijn wil. Hij wil juist dat we Hem erom vragen. Hij verhoort dat.

1Jh 5:16. Een speciaal gebed is het gebed voor een broeder die jij ziet zondigen. Als je een broeder ziet zondigen, reageer je – zo veronderstelt de apostel – met de christelijke liefde. Die liefde komt tot uiting in het bidden voor de ander. De gemeenschap tussen hem en de Vader is verstoord. Hij heeft geen vrijmoedigheid meer en hij kan niet genieten van de zegeningen van die gemeenschap. Je liefde zal je daarom in de eerste plaats tot gebed voor hem brengen.

Als er zonde in iemands leven is gekomen, is daarmee ook de dood binnengekomen, dat houdt in dit geval de afwezigheid van het genot van het leven in. De uitwerking van het gebed is dat de broeder weer teruggeplaatst wordt in het genot van het leven in het gezelschap van de familie van Gods kinderen, waar de dood en de zonde niet thuishoren.

Nu maakt Johannes nog een onderscheid in de zonde die is begaan. Hij spreekt over “een zonde niet tot de dood” en over “zonde tot de dood”. Voor de eerste soort zonde mag worden gebeden, voor de tweede soort niet. Hoe moet je nu uitmaken met wat voor soort zonde je te doen hebt? Dat zal duidelijk worden in de omgang met de Heer.

Je kunt ervan uitgaan dat een zonde die een gelovige doet, een zonde niet tot de dood is. Als het een zonde tot de dood is, zal dat bijvoorbeeld uit bepaalde omstandigheden blijken (vgl. 1Ko 11:30). Voor Petrus was duidelijk dat Ananias en Saffira tot de dood hadden gezondigd (Hd 5:1-10). Mozes heeft ook tot de dood gezondigd, want hij mocht vanwege zijn zonde het beloofde land niet in. Toen hij God vroeg of hij er toch nog in mocht, kreeg hij als antwoord niet meer met Hem over deze zaak te spreken (Dt 3:25-26). En Jeremia kreeg te horen dat hij niet meer voor het volk mocht bidden. Het was zozeer van God afgeweken, dat het onvermijdelijk was geworden hen in ballingschap te laten wegvoeren (Jr 11:14; Jr 15:1).

Het lijkt erop dat een zonde tot de dood een zonde is die het getuigenis van God op bijzondere wijze schade toebrengt. Door die zonde is op de Naam van God op ernstige en openbare wijze smaad komen te liggen. Het gedrag van een van de Zijnen geeft de tegenstanders van God een extra motief Zijn Naam te lasteren. Dan kan het zo zijn, dat God zo iemand niet langer kan handhaven als Zijn getuige op aarde en neemt Hij hem weg. Als dat het geval is, is er sprake van zonde tot de dood.

1Jh 5:17. Door deze nadruk op de zonde tot de dood kan het lijken alsof andere soorten van zonde niet zo ernstig zijn. Dat zou een tragische vergissing zijn. Johannes stelt nog eens uitdrukkelijk vast dat “alle ongerechtigheid” zonde is, ook al is het vaak zonde niet tot de dood. Wij moeten ons goed realiseren dat dit alleen zo gezegd kan worden omdat de Heer Jezus voor elke zonde van Gods kinderen in de dood is gegaan. “Want het loon van de zonde is [de] dood” (Rm 6:23). Zonde mag dan ook absoluut geen plaats hebben in het leven van een kind van God. Als het toch gebeurt dat hij zondigt, moet die zonde zo snel mogelijk worden beleden. Het gebed voor elkaar is daaraan een geweldige bijdrage.

1Jh 5:18. Johannes eindigt zijn brief met drie verzen die alle drie beginnen met “wij weten” (1Jh 5:18; 19; 20), met daarna in het laatste vers (1Jh 5:21) nog een algemene waarschuwing. Met dit drie keer “wij weten”, wat inhoudt dat je bewuste kennis hebt, legt Johannes nog een keer de heldere beginselen vast die hij in zijn brief uitvoerig heeft behandeld.

Het eerste ‘wij weten’ betreft de wetenschap “dat ieder die uit God geboren is, niet zondigt”, wat mensen ook mogen beweren. Jij bent uit God geboren en krachtens je nieuwe leven behoort de praktijk van zondigen niet bij jou. Het nieuwe leven kan niet zondigen en wil niet anders dan de wil van God doen. Je bent uit God geboren en hebt daardoor Zijn natuur. Kan God zondigen? Onmogelijk! In Hem is geen zonde. Dan kun jij in je nieuwe leven dat ook niet. Dat weet iedere gelovige.

Johannes ziet je en spreekt je aan in het nieuwe leven dat je hebt ontvangen omdat je uit God geboren bent. Dat nieuwe leven “bewaart zichzelf”. Het is volkomen veilig en onaantastbaar voor de boze. De boze heeft er geen enkel aanknopingspunt in, zoals de Heer Jezus dat ook van Zichzelf zegt (Jh 14:30). En Hij is dat nieuwe leven in jou. De boze kan net zomin grip op jouw nieuwe natuur krijgen als hij grip kon krijgen op de Heer Jezus.

1Jh 5:19. Behalve met de boze heb je ook met zijn instrument, de wereld, te maken. In zijn tweede ‘wij weten’ wijst Johannes op de radicale scheiding die er is tussen hen die uit God zijn en de hele wereld. Het gaat hier niet zozeer om je geboorte uit God, maar om God Zelf als Degene bij Wie je hoort en met Wie je verbonden bent. Je hoort bij God, terwijl de wereld bij de boze hoort en helemaal door slechtheid omgeven is. De hele wereld, zonder iets wat daarvan is uitgezonderd, ademt slechtheid en is het middel waardoor de boze probeert vat op je te krijgen. Omdat je weet bij Wie je hoort, heb je een scherp oog voor wat de wereld is en je plaats aan de andere kant van de scheidslijn. Je wilt niets met de wereld te maken hebben.

1Jh 5:20. Het derde ‘wij weten’ richt je aandacht op Hem Die centraal staat in Gods wereld, dat is de Zoon van God. Je weet dat Hij in de wereld is gekomen en jou “het verstand gegeven heeft” om “de Waarachtige” te kennen. Eerder was je verduisterd in je verstand (Ef 4:18), hoe intelligent je misschien ook bent. Nu heb je verstand, hoe weinig je misschien in de wereld ook meetelt. Dat heb je te danken aan de komst van de Zoon van God. Als Hij niet gekomen was, was jij in donkerheid gebleven. Maar Hij is gekomen en heeft je verstand geopend (Lk 24:45). Je hebt inzicht gekregen in de plannen van God en hoe Hij die zal vervullen. Alles gebeurt door Zijn Zoon.

Je kent de Waarachtige, dat is God als Degene Die waar is in Zichzelf. In de wereld heerst de leugen, maar die vindt in het nieuwe leven geen aanknopingspunt. Dat komt omdat je Hem kent Die echt is en altijd en over alle dingen de waarheid spreekt. Je kent Hem niet alleen, er staat zelfs dat je in Hem bent. Het is geen afstandelijke kennis, want je bent in de innigste verbinding met Hem gebracht.

Dit betekent niet dat je ingevoerd bent in de Godheid. Johannes zegt er direct achteraan op welke manier je in de Waarachtige bent en dat is doordat je in Zijn Zoon Jezus Christus bent. In Hem Die als Mens gekomen is, ben jij in de Waarachtige. Jij kon niet God worden, maar God kon wel Mens worden en je zo met Zichzelf verenigen. Tegelijk is en blijft Hij, Die Mens geworden is, de waarachtige God en het eeuwige leven. Dat plaatst je voor het ondoorgrondelijke wonder van Zijn Persoon. Hierbij past de oproep: ‘Komt, laten wij aanbidden!’

1Jh 5:21. Het laatste vers is in dit licht ook gepast. Pas op voor afgoden, dat zijn dingen of mensen die aanbidding eisen, vragen of uitlokken, want alle aanbidding komt alleen de Zoon toe. Johannes heeft Hem in deze brief als het eeuwige leven aan je voorgesteld. Het eeuwige leven dat je hebt ontvangen, is Hij. Je kent de Vader en Hem Die Hij heeft gezonden. Daardoor ben je gebracht in de sfeer van het eeuwige leven (Jh 17:3). Houd je daarin op en houd je bezig met Hem Die het eeuwige leven is. Laat je niet verleiden je tijd, je aandacht en je bewondering te geven aan iets of iemand anders. Alleen de Vader en de Zoon komen de aanbidding toe, nu en tot in alle eeuwigheid. Amen.

Lees nog eens 1 Johannes 5:14-21.

Verwerking: Wat heb je in deze brief geleerd over het eeuwige leven?

Copyright information for DutKingComments