1 Kings 10:13

Uitwisseling van geschenken

De koningin van Sjeba geeft Salomo een enorm geschenk aan goud, specerijen en edelgesteente. Zij kende de geestelijke betekenis daarvan niet. In letterlijke zin brengt zij het heerlijkste van Gods schepping. Wij zien in dit geschenk geestelijke heerlijkheid. Goud stelt Goddelijke heerlijkheid voor. De specerijen stellen de heerlijkheden voor die in Christus, God geopenbaard in het vlees, uit Zijn innerlijk naar buiten komen. Edelgesteente stelt ook Zijn heerlijkheden voor, maar dan zoals ze in hun uiterlijke en veelzijdige glans waarneembaar zijn. Al die heerlijkheden zien we in de Heer Jezus.

De 1Kn 10:11-12 zijn een tussenzin. Het is alsof de schrijver door de gaven van de koningin van Sjeba ineens weer denkt aan ander goud en het hout. Daar wil hij zijn lezers in betrekken.

Daarna lezen we in 1Kn 10:13 dat Salomo de koningin van Sjeba alles geeft wat zij wenst en waar zij om vraagt. Dat kom bovenop alles wat hij haar al heeft gegeven. Het totaal zal veel meer zijn dan wat zij hem heeft gegeven. Hij geeft “overeenkomstig het vermogen van de koning”. Hij geeft naar zijn volle rijkdom.

Vol met allerlei heerlijkheden van koning Salomo gaat ze terug naar huis. Of haar hart vol is van Hem om Wie ze naar Salomo is toegekomen (1Kn 10:1), wordt niet duidelijk. Zoals hierboven aangegeven, kunnen we mogelijk uit de woorden van de Heer Jezus concluderen dat zij wel de God van Israël heeft leren kennen en Hem heeft aangenomen.

Copyright information for DutKingComments