1 Kings 10:27

De paarden

Het gaat hier nog over de heerlijkheid van Salomo, zoals blijkt uit 1Kn 10:27 (vgl. Js 55:13; Js 60:17). Toch zijn er ook al tekenen van verval. Dat zien we aan de paarden die Salomo uit Egypte laat halen, een handelwijze die in strijd is met de koningswet. Ook de vreemde vrouwen en de vreemde goden die Salomo in huis haalt – we zien dat in het volgende hoofdstuk –, zijn daarmee in strijd en zullen tot zijn val voeren (Dt 17:16-17).

Salomo heeft nooit als zijn vader David dagen van vervolging en verdriet gekend. Hij kende de school van de tucht van God niet. Dat kan een reden zijn voor zijn verval. Wij kunnen niet zonder de nodige beproeving van ons geloof om ons op het rechte pad te houden.

Met welke zegeningen we ook omringd zijn, we kunnen nooit straffeloos de wet van God negeren en ook niet slordig worden in onze wandel die Hij ons in Zijn Woord heeft voorgesteld. God heeft aan Salomo een overvloed aan rijkdom en eer gegeven, hoewel Salomo alleen om wijsheid heeft gevraagd. Maar Hij heeft aan de koning ook voorgeschreven dat hij de wet moet lezen (Dt 17:18-20), waardoor hij ervoor zou worden bewaard om zich van deze middelen te bedienen om nog meer rijkdom te verkrijgen. We zien hier dat Salomo doet wat de wet verbiedt. Het bewijst dat er verwijdering is gekomen tussen zijn hart en God.

In de dagen van David lezen we meer over ezels dan over paarden. Ezels zijn dienstbare dieren. Ze lijken geen plaats te hebben in het koninkrijk van Salomo, behalve de keer dat hij op de ezel van David rijdt om in Gihon gezalfd te worden (1Kn 1:33-38). Paarden worden gebruikt voor de oorlog, maar David schrijft al, voordat Salomo begint te regeren: “Het paard [geeft] valse [hoop] op de overwinning en bevrijdt niet door zijn grote kracht” (Ps 33:17; vgl. Ps 147:10).

Salomo lijkt een geweldige paardenhandel, inclusief wagens, met de omringende volken te hebben gehad. Die handel bracht hem veel winst, maar het was niet een handel die de HEERE graag zag. Deze handel gaf aan de omringende heidense volken de indruk dat het beter was om op paarden te vertrouwen dan op de HEERE. Bij het ingaan van het land Kanaän heeft Hij gezegd dat Zijn volk de paarden moest verlammen en de wagens verbranden (Jz 11:6). Het is een les dat Hij de methoden van de volken niet wil gebruiken in Zijn werk en Zijn strijd. Hij alleen moet het vertrouwen van Zijn volk zijn, toen en nu.

Copyright information for DutKingComments