1 Kings 18:10

Obadja en Elia

Op weg naar Achab loopt Elia Obadja tegen het lijf. Twee mannen die de HEERE vrezen, treffen elkaar. Er is echter een wereld van verschil tussen hen. De een is een verklaard tegenstander van Achab, de ander doet zijn best om, hand in hand met Achab, ervoor te zorgen dat in deze tijd van schaarste de paarden van Achab in elk geval wat te eten hebben. Obadja schrikt ervan als hij Elia ziet en noemt hem “mijn heer”. Elia wijst hem terecht en zegt dat Achab zijn heer is. Dat zegt Obadja zelf ook in 1Kn 18:10. Dit herinnert aan het woord van de Heer Jezus: “Niemand kan twee heren dienen” (Mt 6:24a).

Elia is gewend direct te gehoorzamen. Als de HEERE zegt “ga”, dan gaat hij (1Kn 18:1-2). Als Obadja diezelfde opdracht van Elia krijgt, maakt hij met allerlei tegenwerpingen bezwaar tegen die opdracht. Hij schikt zich gemakkelijk naar de plannen van Achab, maar kan zich moeilijk buigen voor Gods plan. Zo gaat het vaak in het leven van christenen die met de wereld meedoen. Als het Woord van God eenvoudige gehoorzaamheid vraagt, hebben ze allerlei excuses om er onderuit te komen.

Angst beheerst het leven van Obadja. Hij is bang voor Elia en hij is bang voor Achab. Hij vreest meer voor zijn eigen leven, dan voor dat van Elia. Hij vertelt hoe Achab rusteloos naar Elia heeft laten zoeken om hem te doden, in de bijgelovige mening dat het onheil dan zou ophouden en er weer regen zou komen. Er is bij Obadja ook geen rust ten aanzien van Elia. Voor hem is Elia ook een gevaar. Hij ziet Elia als het voorwerp van de haat van zijn heer en niet als de vertegenwoordiger van de levende God.

Veel gelovigen leven in de gespletenheid die het leven van Obadja kenmerkt. Zij bevinden zich in systemen waar allerlei boze leringen zijn. Die leringen veroordelen ze wel, maar ze blijven waar ze zijn. Daarbij houden ze zichzelf voor dat ze misschien nog nuttig kunnen zijn. Ze komen echter in steeds grotere gewetensnood. Aan de ene kant voelen ze aan dat de Heer Jezus oneer wordt aangedaan en willen ze daar ook nog wel eens tegen protesteren; aan de andere kant zijn ze bang voor de godsdienstige leiders. Die situatie zal er uiteindelijk toe leiden dat ze óf hun geweten het zwijgen opleggen óf dat ze er weggaan.

Ook van het werk van de Geest begrijpt Obadja niets. Hij meent dat de Geest zomaar iets met Elia zal doen waardoor hij in de grootste problemen zal raken en zelfs voor zijn leven moet vrezen. Hij kent Gods gedachten niet en daardoor oppert hij gedachten over de Geest die totaal buiten de geestelijke werkelijkheid zijn. Nooit zal de Geest iets doen waardoor het Woord van God buiten werking wordt gesteld of wat tegen het Woord van God ingaat. Elia heeft in de volmacht van de Geest gezegd dat Obadja hem bij Achab moet aankondigen. Het is een belediging van de Geest om dan te veronderstellen dat Hij ineens iets anders zal bewerken.

Obadja voelt zich genoodzaakt zich te rechtvaardigen. Dat hij zo bang is voor zijn leven, komt omdat hij zo vol is van zichzelf. Wie zichzelf heeft verloren, vreest niet voor zijn leven, want dat is hij al kwijt. Obadja noemt alles op wat hij dan toch maar voor de HEERE heeft gedaan. Maar de Heer wil niet dat wij zo over onszelf spreken (Sp 27:2). Paulus noemt zichzelf “een onzinnige” (2Ko 11:23) als hij genoodzaakt wordt over zichzelf te spreken. Mensen die hoog over zichzelf opgeven, vinden geen waardering bij geestelijk gezinde mensen. Elia komt ook niet onder de indruk van de wapenfeiten die Obadja opsomt. Zonder er enig woord over te zeggen draait hij zich om en gaat heen om zich aan Achab te vertonen.

Copyright information for DutKingComments