1 Kings 18:19-24

Heel het volk en Elia op de Karmel

Dat Elia de meerdere is, blijkt uit de bevelen die hij Achab geeft. En Achab gehoorzaamt. Elia gebiedt dat heel Israël wordt bijeengeroepen en ook de valse profeten van de Baäl, de mensen die de valse leer van de Baäl verkondigen. Ook de vierhonderd profeten, die hun voedsel van Izebel krijgen, moeten komen. De plaats van handeling wordt ook door Elia bepaald: de berg Karmel. Dit is de meest geschikte plaats voor het treffen tussen de God van Israël en de afgoden van de Sidoniërs. De berg Karmel ligt namelijk tussen Israël en Fenicië waarin Tyrus en Sidon liggen.

Dan komen alle Israëlieten en de profeten op de berg Karmel bijeen. Tegenover deze menigte staat daar de eenling Elia. Van de zevenduizend die de knie niet voor de Baäl hebben gebogen, is niets te bekennen. Ook Obadja komt niet naast hem staan. Hoewel Elia alleen is en tegenover de massa staat, ziet hij toch ook heel het volk en heeft het lief. Hij draagt het op zijn hart.

Als heel Israël en de profeten zich bij Elia hebben verzameld, heeft hij eerst een woord voor het volk. Indringend vraagt hij hun wanneer ze nu eens een keus zullen maken. Maar het volk zwijgt. Ze wachten af. Deze apathie is vreselijk. Het doet denken aan de lauwheid die in de gemeente in Laodicéa heerst (Op 3:16).

Elia bepaalt de test

Dan gaat Elia tot handelen over. Hij neemt het initiatief en legt ‘de spelregels’ uit voor de confrontatie tussen God en de Baäl. De profeten van de Baäl mogen eerst kiezen uit de twee stieren en het eerst hun offer brengen. Zij krijgen ook de meeste tijd om tot hun god te roepen. Elia geeft hun in alles het voordeel. Hij kan dat alleen doen omdat hij volledig op God vertrouwt. Hij kent de uitkomst niet, maar toch ook wel, omdat hij Gods wil kent. Dat brengt hem tot het geloof om dit getuigenis te geven.

De Baäl is de god van het weer en daardoor ook van de regen. Hij moet ertoe worden bewogen weer regen te geven. Vuur uit de hemel op het offer moet duidelijk maken Wie God is. Elia kent de geschiedenis van het vuur op het offer. Hij kent de geschiedenis van Abraham waar het vuur uit de hemel komt (Gn 19:24). Hij weet ook van het vuur op het altaar en het vuur in oordeel op Nadab en Abihu (Lv 9:24; Lv 10:1-2). Hij kent het vuur van de zegen als het vuur het onschuldige offer treft en het volk vrijuit kan gaan. Elia heeft het vuur uit de hemel laten komen over vijanden (2Kn 1:10-14), maar doet het niet over het volk. Hij heeft het volk lief. Het vuur komt dan ook niet op het volk, maar treft het offer, zoals dadelijk blijkt.

Copyright information for DutKingComments