1 Kings 19:11

Op de Horeb

Bij de Horeb gaat Elia een grot in. Mozes is ook in een grot geweest (Ex 33:22). Mozes had ook een probleem en wel dat van de oordelende God ten aanzien van een goddeloos volk enerzijds en de genadige God Die Zijn volk wilde sparen anderzijds.

Nadat Elia in de grot heeft overnacht, vraagt God hem: “Wat doet u hier, Elia?” Dat moet hem tot nadenken dwingen. Elia is echter vol van zichzelf en wat men hem wil aandoen, en dat terwijl hij zich zo voor de HEERE heeft ingezet, en wel als enige. De hele reis van veertig dagen heeft hem niet van gedachten laten veranderen. Hij is nog steeds dezelfde teleurgestelde profeet.

Hij klaagt Israël bij God aan. Het volk is zeer ontrouw tegenover God en tegenover Zijn profeten en zelfs de ene die overgebleven is, willen ze doden. Wat een volk! Hij is vergeten dat er meerdere getrouwen zijn. God neemt dat hoog op, wat blijkt uit het feit dat God dit aanklagen in het Nieuwe Testament aanhaalt (Rm 11:2a-4). Dat doet God met geen enkele fout van een oudtestamentische gelovige dan alleen met wat Elia hier doet. Hierin is Elia een aanklager van het volk. In het Nieuwe Testament worden veel gelovigen uit het Oude Testament aangehaald, maar alleen hun geloofsdaden komen daar naar voren. Elia is een negatieve uitzondering.

Dan moet hij voor het aangezicht van de HEERE gaan staan (1Kn 19:11). Op die plaats wil de Heer ieder van ons hebben: voor Zijn aangezicht. Daar gaat de HEERE voorbij. Maar voordat dit gebeurt, vinden er eerst enkele indrukwekkende gebeurtenissen plaats. De HEERE stuurt eerst een geweldige wind, daarna een aardbeving en daarna een vuur. Het zijn manifestaties van Zijn kracht. Telkens staat er echter bij dat de HEERE er niet in was. Misschien heeft Elia gedacht: ‘Wat zouden zulke manifestaties van Gods kracht indruk maken, als je daarmee naar het volk toe zou kunnen gaan!’ Maar, en dat is bepalend, God zou er niet in zijn.

Waar is de HEERE dan wel te vinden? Hij laat zich zien in “het suizen van een zachte stilte”. Elia heeft de kracht van God onbewogen aangezien, misschien wel met een gevoel van opwinding. Maar bij het suizen van die zachte stilte omwindt hij zijn gezicht. Hier ziet hij zich voor God geplaatst, Die als de Genadige Zich aan hem toont. Er is niets dat een mens zo klein maakt, als zich geplaatst te zien voor een genadige God.

Het is niet de tijd van het oordeel, dat in de verschillende elementen – wind, aardbeving en vuur – wordt voorgesteld. Dat lijkt Elia wel aan te spreken, maar de HEERE is er niet in, nog niet. Hij is nu nog in genade bezig met Zijn volk en met Zijn dienaar. Dat blijkt uit het zachte suizen van een stilte. Het gaat niet om indrukwekkende, oorverdovende manifestaties, maar om rust en stilte.

Weer komt de vraag: “Wat doet u hier, Elia?” En, onbegrijpelijk als we onszelf niet een beetje kennen, Elia antwoordt met dezelfde woorden. Rotsen kunnen worden gebroken, maar harten breken is moeilijker. Elia zegt met zijn opmerkingen dat met zijn dood het getuigenis voor God van de aardbodem is verdwenen. Hij heeft geen oog voor de zevenduizend die God wel ziet.

Copyright information for DutKingComments