1 Kings 22:3

Inleiding

Dit hoofdstuk geeft de afsluiting van de geschiedenis van Achab. Hij is een rijke, welvarende koning geweest (1Kn 22:39), die ook zijn volk tot welvaart heeft gebracht. Dat is echter niet de manier waarop God deze geschiedenis beschrijft. God schrijft geschiedenis over het hart. De wereld beschrijft de grote daden van een door haar geëerd mens; God beschrijft de slechte daden van mensen die met Hem geen rekening houden.

Achab wil Josafat meenemen in de strijd

Door de genade van God is er drie jaar geen oorlog. Het is een genade die volgt op de genade op de Karmel en het betoon van genade aan Achab vanwege zijn berouw, waardoor hij uitstel van oordeel krijgt.

Wat we vanaf 1Kn 22:2 lezen is een geschiedenis die bijna woordelijk in 2 Kronieken 18 wordt herhaald, omdat deze geschiedenis ook over Josafat, een koning van het tweestammenrijk, gaat. Hier komen de geschiedenissen van de tien en twee stammen bij elkaar.

De aanleiding is niet mooi. Er zijn vriendschappelijke betrekkingen tussen de trouwe en goede koning Josafat en de goddeloze Achab. Josafat sluit drie verbonden. Hij sluit een verbond met Achab, met de zoon van Achab, Ahazia – dat is een zakelijk verbond – en met een andere zoon van Achab, Joram. Hij had nooit die vriendschappelijke betrekkingen met een slechte koning als Achab mogen hebben, want daardoor heeft hij gemeenschap met het kwaad.

Josafat gaat naar Achab toe. Dat betekent een letterlijke afdaling van Jeruzalem naar Samaria, want Jeruzalem ligt hoog, op een berg. Het is ook en vooral een geestelijke afdaling. Josafat heeft zich met huwelijksbanden met Achab verzwagerd (2Kr 18:1). De zoon van Josafat, Joram, trouwt met de dochter van Achab, de verdorven Athalia. Zo worden Josafat en Achab vrienden. Josafat gaat naar Achab toe, zonder uitnodiging, op eigen initiatief. Ter gelegenheid daarvan organiseert Achab een feest (2Kr 18:2). Dat wordt een valstrik.

Josafat zit erbij, maar heel sluw spreekt Achab tot zijn dienaren – en niet rechtstreeks tot Josafat – over een aanval op de koning van Syrië. Als het voorstel schijnbaar terloops is gelanceerd, vraagt Achab aan Josafat of hij mee ten strijde wil trekken. Josafat spreekt zonder nadenken een onvoorwaardelijke belofte uit dat hij zeker zal meegaan. Hij zegt zijn medewerking op de sterkst denkbare wijze toe en verbindt zich volledig aan deze goddeloze koning. Hij gaat een ongelijk juk aan (2Ko 6:14-15).

Copyright information for DutKingComments