1 Kings 6:19-20

De bedekking van hout en goud

De stenen worden met cederhout bekleed. De ceder stelt de grootheid van de mens voor die door de HEERE wordt vernederd (Js 2:12-13). Als een mens zich bekeert, keert er een andere grootheid voor terug. Christus wordt in Hooglied met een ceder vergeleken en God verenigt ons met Christus in Zijn grootheid (Hl 5:15b; Ps 92:13). Zo zijn we voor God bruikbaar voor de bouw van Zijn huis. Het grote dat de gelovige is, is Hij alleen door Christus. Daarom wordt het hout weer overtrokken met goud. Alles spreekt in Gods tempel van Zijn eer (Ps 29:9b).

Het allerheiligste of achterzaal – een grote, verheven ruimte – is de plaats waar de ark wordt gezet. Ook wordt over het altaar gesproken (1Kn 6:20) en over het voorhangsel (1Kn 6:21). Ook in 1Kn 6:22 wordt over het altaar gesproken. Het wordt hier gezien als behorend bij het heilige der heiligen, hoewel het vóór de voorhang komt te staan, maar wel er direct tegenaan (vgl. Nm 18:7; Hb 9:3-4).

Copyright information for DutKingComments