1 Kings 8:44-53

Zesde bede

Hier trekt het volk uit tegen de vijand, in tegenstelling tot 1Kn 8:33, en bidt daarvoor tot God (vgl. 2Kr 20:4-12). Bidden in de richting van de uitverkoren stad en tempel wil zeggen in het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van de God van het verbond in de tempel. Strijden op bevel van God sluit bidden niet uit, maar maakt het des te meer noodzakelijk.

We kunnen dit in aansluiting op de vorige bede toepassen op de strijd voor het evangelie (Fp 4:3). Het is een strijd tegen de boze machten van de duisternis om op hun terrein de blijde boodschap te verkondigen. Die opdracht hebben we allemaal (2Tm 4:5b).

Zevende bede

Salomo kent het hart van de mens. Er is geen mens die niet zondigt. Daarom moet Gods tucht noodzakelijk komen. Dit is gebeurd bij de ballingschap naar Babel (vgl. Lv 26:33; 44). Er is ook terugkeer mogelijk. Dan moet er wel bekering plaatsvinden. Dan kunnen zij smeken in de richting van “het huis”. Dat heeft Daniël gedaan (Dn 6:11). Hij heeft schuld beleden (Dn 9:5). God heeft het gebed van Daniël verhoord door Kores in het hart te geven Zijn volk de vrijheid te geven (Ps 106:46).

Het behoort tot de “geopenbaarde dingen” (Dt 29:29b) dat God ons terzijde stelt als we ontrouw worden. De “verborgen dingen” (Dt 29:29a) betekent dat Hij naar Zijn raadsbesluiten zal handelen door ons eerst tot Hem te laten roepen met berouw om ons vervolgens te bevrijden. Ten aanzien van Israël zal Hij dat doen door een overblijfsel tot berouw te brengen en aan dit overblijfsel Zijn beloften te vervullen.

Grondslag van het gebed

Salomo herinnert God eraan dat Zijn volk Zijn eigendom is en dat Hij heeft waargemaakt wat Hij door Mozes heeft gesproken, toen deze het volk uit Egypte leidde. Wat God doet, is altijd verbonden met wat Hij heeft gesproken en wat van het begin af was.

Copyright information for DutKingComments