1 Kings 9:4

Antwoord van de HEERE

Als Salomo klaar is met bouwen (1Kn 9:1), verschijnt de HEERE weer aan hem (1Kn 9:2). Het is dan het vierentwintigste jaar van zijn regering. Hij is twintig jaar bezig geweest met bouwen (1Kn 9:10). Hij heeft zeven jaar aan de tempel gebouwd, waarmee hij in het vierde jaar van zijn regering was begonnen, en daarna heeft hij dertien jaar aan zijn huis gebouwd. Hij is hier in het tweede deel van zijn regering en het verval van zijn regering is al begonnen. De frisheid van het begin is er niet meer. Er zijn dingen in het leven van Salomo binnengekomen die hem tot een val zullen brengen.

De HEERE verschijnt voor de tweede maal aan Salomo. Eerder is Hij hem verschenen in Gibeon, nu verschijnt Hij hem, naar het lijkt, in Jeruzalem. Bij Zijn eerste verschijning zei Hij tegen Salomo dat hij mocht vragen wat hij begeerde. Nu, na zoveel jaren van voorspoed, geeft Hij hem te kennen wat zijn verantwoordelijkheid is.

De HEERE komt terug op zijn gebed uit het elfde jaar van zijn regering, het gebed bij de inwijding van de tempel. Nu, dertien jaar later, komt het antwoord. De HEERE zegt eerst tegen hem dat Hij zijn gebed en smeking heeft gehoord. Het is een grote bemoediging voor ieder die bidt en smeekt, om te weten dat God het gebed hoort. De HEERE herinnert Salomo eraan dat Hij de tempel heeft geheiligd door Zijn Naam daar voor altijd te vestigen (vgl. Dt 12:11a). Salomo heeft ook gevraagd of de ogen van de HEERE er altijd op gericht zullen zijn (1Kn 8:29). Het antwoord van de HEERE gaat verder. Hij zegt dat Zijn ogen en Zijn hart daar altijd zullen zijn.

Dan wijst Hij Salomo op zijn verantwoordelijkheid. De troon van Salomo zal bevestigd worden als hij in de wegen van de HEERE blijft. Er is een “wanneer” en een “als” (1Kn 9:4; 6), zowel voor Salomo als voor het hele volk. Dat is de kant van de verantwoordelijkheid. God waarschuwt dat zij Zijn geboden zullen bewaren en geen andere goden zullen gaan aanhangen. Als ze niet luisteren, moet Hij hen uit het land uitroeien en Zijn tempel zal Hij wegwerpen, zodat deze tot een bespotting wordt (Dt 28:37; 45; 63).

Allen die de verwoeste tempel zullen zien, zullen vragen naar het waarom (Dt 29:23-26). Het antwoord is: omdat het volk de HEERE heeft verlaten. Hoe het dan met de beloften zit, is Gods zaak en niet de zaak van een ontrouw volk.

De woorden die Salomo voor het volk heeft gebeden met het oog op hun afwijking, komen nu tot hem zelf. Wat men zelf verkondigt, komt op het eigen hoofd terug. Dat moet de prediking niet veranderen, maar de prediker bewaren. Het komt erop neer dat iemand moet zijn wat hij predikt. Alle koningen na hem hebben dat ervaren. Het geldt ook voor ons, want ook aan ons is het koninkrijk toevertrouwd.

Copyright information for DutKingComments