1 Peter 1:15

Weest nuchter en heilig

1Pt 1:13. Na zijn uiteenzetting van wat met Christus en Zijn lijden en Zijn heerlijkheid te maken heeft – het woord “daarom” in dit vers slaat daarop terug –, spreekt Petrus over de praktische gevolgen die dat moet hebben. Je kunt weten wat je zegeningen zijn, maar je hebt ze naar Gods gedachten alleen goed begrepen als het ook een uitwerking in je leven heeft. Om dat invulling te geven spoort Petrus tot enkele handelingen aan. Hij doet dat in krachtige, gebiedende taal.

In de eerste plaats zegt hij: “Omgordt … de lendenen van uw verstand.” ‘Omgorden’ heeft te maken met zich reisvaardig maken, zich klaarmaken voor vertrek. Je ziet dat als het volk Israël zich klaar moet maken om Egypte te verlaten (Ex 12:11). Zo moet jij klaarstaan om op de roep van de Heer de wereld te verlaten en het koninkrijk binnen te gaan. Dit is de gepaste houding van de pelgrim en die bewaart je ervoor je op aarde te vestigen alsof je toekomst hier beneden is. Andere aspecten die aan het omgorden verbonden zijn, zijn dienstbaarheid en strijd (Lk 12:35; 37; Jh 13:4-5; Ef 6:14).

Wat moet worden omgord, zijn ‘de lendenen’. De lendenen wijzen op de kracht om te lopen (Dt 33:11; Jb 40:11; Sp 31:17). Als je een aandoening in je lendenen hebt, kun je een stevige wandeling wel vergeten. Hier worden de lendenen verbonden aan je verstand. De aansporing om de lendenen van je verstand te omgorden wil zeggen dat je wordt aangespoord om je in je denken te laten leiden door Christus van Wie je het verstand, met kracht versterkt en geestelijk verlicht, hebt gekregen (1Jh 5:20). Je hebt verstand, dat is inzicht door Gods Geest en Gods Woord, van de dingen die komen gaan. Houd dat voor je aandacht en laat je niet afleiden door allerlei zaken die wel interessant lijken, maar niet meer dan meningen van mensen zijn.

Daar sluit de volgende aansporing op aan: “Weest nuchter.” Je bent nuchter als je de werkelijkheid ziet zoals die is. Die werkelijkheid is de aanstaande openbaring van Jezus Christus Die komt om de wereld te oordelen en Zijn rijk op te richten.

Je nuchterheid verdwijnt als je je blik niet op de toekomst, maar op hier-en-nu richt. Ik hoorde een best wel heftig verhaal dat deze bijbelse nuchterheid goed illustreert. Het gaat over de verkondiging van het evangelie aan kannibalen. Enkele evangelisten waren naar kannibalen toegegaan om het evangelie te verkondigen. Twee waren door hen gedood en opgegeten. Een derde had zich weten te redden. Toch wilde een zekere John er heen om hun het evangelie te brengen. Toen hij daarover met een oude theoloog sprak, wilde deze hem met schijnbaar nuchtere argumenten overreden om van zijn voornemen af te zien.

Het antwoord van John luidde: ‘U zult binnenkort begraven en door de wormen opgevreten worden. Of ik nu hier begraven wordt en door de wormen wordt opgevreten of daar kom en door de kannibalen wordt opgevreten, is toch niet zo’n groot verschil.’ Dat is ‘nuchter bekijken’ in de bijbelse zin van het woord. Het resultaat is dat door John daar het evangelie is gekomen en er mensen tot geloof zijn gekomen.

Deze nuchterheid richt de gedachten op de toekomst die helemaal wordt uitgemaakt door de Heer Jezus. Als je bij Hem hoort, zul je ook delen in Zijn toekomst, in Zijn openbaring of verschijning. Vervolgens word je, na de aansporingen tot omgorden en nuchter zijn, aangespoord om te hopen “op de genade die u gebracht wordt bij [de] openbaring van Jezus Christus”. Je moet daar “volkomen” op hopen. Die hoop mag je door niets laten verminderen. Geen zorg of ziekte mag er de oorzaak van zijn dat je minder gaat hopen op die genade.

Een bepaalde zonde mag daarvan natuurlijk helemaal niet de oorzaak zijn. Als er zonde in je leven is, zul je niet eens hopen op die genade. Dan houd je de gedachte aan de openbaring van de Heer Jezus ver van je verwijderd. Om weer met verlangen naar Zijn komst te kunnen uitzien is belijdenis van je zonde noodzakelijk. Als er van zonde in jouw leven sprake is, moet je er haast mee maken die verhindering uit de weg te ruimen.

1Pt 1:14. Misschien is er van een concrete zonde in je leven geen sprake, maar is er wel de neiging om toe te geven aan de zonde. Je voelt dat er stevig aan je wordt getrokken om een bepaalde zonde te begaan. Dat kan te maken hebben met je begeerten van vroeger. Met het oog daarop komt de volgende aansporing naar je toe dat je als kind van de gehoorzaamheid niet gelijkvormig moet zijn aan die vroegere begeerten. Weet je nog wat er in 1Pt 1:2 staat? Je bent geroepen tot de gehoorzaamheid van Jezus Christus.

“Kinderen van [de] gehoorzaamheid” zijn gehoorzame kinderen; zij leven naar het beginsel van gehoorzaamheid. Dat je kunt leven als een kind van de gehoorzaamheid, is het gevolg van het feit dat je een kind van God bent. Je bent uit God geboren en hebt daardoor Gods natuur ontvangen (2Pt 1:4).

Het lijkt vreemd dat Petrus tegen hen, die vanuit hun verleden juist zo vertrouwd zijn met God, spreekt over “vroeger in uw onwetendheid”. De Joden keken met verachting neer op de onwetende heidenen en meenden dat alleen zij de kennis aangaande de ware God bezaten (Rm 2:17-20). Inderdaad heeft God Zich aan hen op een speciale manier bekendgemaakt. Dat heeft hen echter hoogmoedig gemaakt. Hun hele geschiedenis heeft laten zien dat ze zich alleen op hun uiterlijke positie beroemden en tegelijk hun vleselijke lusten volgden.

Voordat de Joden aan wie de brief is gericht tot geloof in de Heer Jezus als de Messias kwamen, hebben zij ook zo geleefd. Door hun bekering hebben zij daar afstand van genomen. Maar het gevaar om terug te vallen is steeds aanwezig. Daarom klinkt de waarschuwing om niet weer op die wijze te gaan leven.

1Pt 1:15. Na deze waarschuwing om iets niet te doen volgt een aansporing om iets wel te doen. Steeds is de Schrift in evenwicht. Zo spreekt de Schrift over iets afleggen en iets aandoen (Ko 3:8; 12). Hier gaat het over niet gelijkvormig zijn aan iets van vroeger en in plaats daarvan heilig worden in alle wandel. Je kunt in dit opzicht je leven vergelijken met een tuin. Een tuin is meer dan de afwezigheid van onkruid. Onkruid wieden is noodzakelijk, maar geen bezigheid op zichzelf. Het gaat erom dat die tuin een bloemenpracht laat zien of vruchten voortbrengt.

Zo is het met je leven als gelovige. Dat leven wordt niet gekenmerkt door alles wat er niet is, maar door alles wat er wel is of moet komen. Hier gaat het erom dat alles in jouw leven – ‘al je wandel’, je hele openbaring – heilig is, dat wil zeggen helemaal aan God gewijd. Het komt erop neer dat in jouw leven Christus, de volmaakt aan God toegewijde Mens, zichtbaar wordt.

Heilig zijn lijkt negatief. Dat is het ook als je het alleen ziet als afgezonderd van het verkeerde. Maar heilig zijn is positief. De hoofdgedachte is namelijk: apart gezet voor. Je ziet dat aan de eerste keer waar het woord ‘heiligen’ in de Bijbel wordt gebruikt. Dat is bij de schepping, als God de zevende dag heiligt (Gn 2:3). Toen was er nog niets verkeerds in de schepping. Het was allemaal goed. Toch heiligde God de zevende dag. Hij zette die apart van de andere dagen als een dag voor Hemzelf.

1Pt 1:16. Om het belang van heiligheid te onderstrepen haalt Petrus een vers uit het Oude Testament aan. Daar roept God Zijn volk op om heilig te zijn omdat Hij heilig is (Lv 11:44; Lv 19:2; Lv 20:26-27). Geldt Zijn heiligheid alleen voor het Oude Testament en niet voor het Nieuwe Testament? Als je even nadenkt, zal het duidelijk zijn dat de heilige God van het Oude Testament dezelfde heilige God van het Nieuwe Testament is. Nergens is dat duidelijker gebleken dan toen Hij Zijn eigen Zoon niet spaarde op het kruis.

In het Oude Testament kon Hij niets met de zonde te doen hebben en dat kan Hij in het Nieuwe Testament ook niet. De oproep om heilig te zijn klinkt omdat God heilig is. Hij kan van een volk dat met Hem in verbinding staat, ongeacht of het een oudtestamentisch of een nieuwtestamentisch volk is, geen lagere norm hanteren dan Zichzelf. De boodschap aangaande Gods heiligheid die in het Oude Testament klinkt, klinkt hier door Petrus even helder in het Nieuwe Testament. Die oproep moet je ertoe brengen je helemaal aan Hem toe te wijden.

Lees nog eens 1 Petrus 1:13-16.

Verwerking: Waarom is het belangrijk ‘nuchter’ en ‘heilig’ te zijn?

Copyright information for DutKingComments