1 Peter 2:6

Nederlandse verzen (3-8)

Een heilig priesterdom

1Pt 2:3. Het is belangrijk dat je geestelijk groeit. Daarvoor ben je niet in de eerste plaats aangewezen op een goed verstand, maar op je geestelijke smaak. De dingen waarover Petrus spreekt, zijn niet tot het verstand gericht, maar tot het hart dat “geproefd heeft dat de Heer goedertieren is”. Het gaat om het woord van de Geliefde, en liefde is in de eerste plaats met het hart verbonden, met de gevoelens die daarin zijn voor de Geliefde. Als je geproefd hebt dat de Heer goedertieren is, kan het niet anders of je verlangt ernaar Hem beter te leren kennen. En hoe leer je Hem beter kennen? Door Zijn Woord. Naarmate je meer in Zijn Woord leest, zul je groeien in je kennis van Hem.

Als je eenmaal het Woord geproefd hebt en je hebt de smaak ervan te pakken, wordt je honger naar meer steeds groter. Je hoort wel eens een opmerking dat hij of zij ‘smaak’ heeft en dan wordt daarmee gedoeld op de kleding die iemand draagt of hoe iemand zijn huis heeft ingericht. Iemands smaak blijkt uit die dingen. Jouw smaak voor Gods Woord blijkt uit de waarde die Gods Woord voor jou heeft. Lees je erin en leef je erin? Dan zul je ook groeien.

1Pt 2:4. De groei heeft ook een doel. Het is Gods bedoeling dat je je als een priester gedraagt, dat je in Zijn huis Hem als priester dient. Daarover gaat het in de volgende verzen. Met het oog op de priesterdienst is het van belang dat je niet verkeerd groeit. In het boek Leviticus, het boek waar het bij uitstek over de priesterdienst gaat, is sprake van leden van de priesterlijke familie die door vergroeiing die dienst niet mogen uitoefenen (Lv 21:16-23).

Geestelijk toegepast betekent het dat iemand geen priesterdienst kan uitoefenen als hij door verkeerd onderwijs geen goed zicht heeft op zijn positie als gelovige. Je kunt denken aan iemand die altijd heeft gehoord dat je nooit zeker kunt weten of je behouden bent, of dat een gelovige die wel zeker weet behouden te zijn, meent dat hij toch nog verloren kan gaan.

Het priesterschap van de gelovige wordt direct verbonden aan de groei van de gelovige. Deze twee aspecten worden aan elkaar verbonden door de Heer Jezus als een “levende steen”. Je bent tot Hem gekomen toen je je hebt bekeerd en Hij heeft je aangenomen. Het komen tot Hem is echter niet een eenmalige gebeurtenis, waarna je verder je eigen gang weer kunt gaan. Nu je een kind van God bent geworden, is het belangrijk dat je altijd tot Hem blijft gaan. Hij is de levende steen. Hij is opgestaan uit de doden. Bedenk dat er voor jou alleen leven is in Hem. Daarom moet je met Hem in verbinding zijn en blijven.

Om te groeien en opgebouwd te worden ben je van Hem afhankelijk. Je ziet dat Petrus van beeld verandert. Eerst spreekt hij over groei en nu spreekt hij over een steen en verderop over een huis. Al deze beelden gebruikt hij om duidelijk te maken hoe je verhouding tot Christus is geworden.

Je komt tot Hem Die “door mensen wel verworpen” is. Je ziet dat duidelijk in de evangeliën. Je leest daar hoe Zijn volk en de heidenen Hem naar het kruis hebben verwezen en in plaats van Hem hebben gekozen voor Barabbas. Eens verwierp jij Hem ook, maar nu ben je tot Hem gekomen en kom je steeds tot Hem. Je hebt in Hem dat kostbare ontdekt, dat Hij altijd al voor God had. Je leest hier dat Hij “bij God uitverkoren en kostbaar” is. Dat gaat veel verder dan wat Hij voor jou is, maar het is tegelijk iets waar jij volkomen mee instemt. Hij is uitverkoren en kostbaar voor God en ook voor jou.

1Pt 2:5. Omdat Hij de levende steen is en jij tot Hem bent gekomen, ben jij nu ook een levende steen. Dit houdt in dat je Zijn natuur hebt. En er is nog meer. Jij bent niet de enige die tot een levende steen is geworden. Om een huis te bouwen zijn veel stenen nodig. Zo stelt Petrus het hier ook voor. Samen met alle andere levende stenen, dat wil zeggen samen met alle andere gelovige, word je gebouwd tot “een geestelijk huis”.

De bedoeling van dit huis is duidelijk. Het is een huis waarin God woont en waarin de gelovigen ook mogen wonen (Ef 2:19-22). Dit huis is gebouwd op de Heer Jezus als de Zoon van de levende God (Mt 16:16-18). Hij is de levende steen, de rots (in het Grieks: petra), en jij en alle gelovigen zijn ‘petrus’ (dat betekent: (rots)steen, een stuk van de rots). Je ziet hier een prachtige woordspeling.

Petrus beziet de gelovigen echter niet als huisgenoten van God en van elkaar, maar als priesters. Het huis is hier dan ook een woonplaats van priesters, en hun taak is het brengen van offers, geestelijke offers welteverstaan. Jij bent een priester en samen met anderen vorm je “een heilig priesterdom”, een geslacht van priesters. Zoals een levende steen samen met andere levende stenen het geestelijke huis vormt, zo ben je als priester samen met anderen een priesterdom.

De taak van een priester in het Oude Testament is het brengen van offers. De taak van een priester in het Nieuwe Testament is niet anders. Wat wel anders is, is de offerdienst. Die bestaat niet uit letterlijke offers, maar uit geestelijke offers (Hb 13:15). Voor God zijn alleen offers aangenaam die verwijzen naar Zijn Zoon en het werk dat Hij heeft volbracht. Tot het brengen van die offers kom je, als je ziet hoe kostbaar de Heer Jezus voor God is.

Het priesterdom is een ‘heilig’ priesterdom. Het is een priesterdom dat helemaal voor God is, maar ook door Hem apart is gesteld. Menselijke inbreng is uitgesloten. Het is een van de vele en grote misleidingen van het rooms-katholicisme om letterlijke priesters op grond van een menselijke opleiding als een aparte klasse tussen het kerkvolk en God te laten functioneren. Dit middelaarschap is een loochening van het algemene priesterschap van alle gelovigen.

Jij bent een priester en ieder waar kind van God is een priester. Enige aanstelling, wijding of inzegening door mensen is volledig tegen hoe God het heeft ingesteld op grond van het werk van Zijn Zoon. Als God het zo heeft ingesteld, maak er dan ook gebruik van. Breng die offers. Hoe je dat doet? Door aan God te vertellen Wie de Heer Jezus voor je is, wat Hij voor je heeft gedaan. Vertel God maar wat je in Zijn Woord over Zijn Zoon hebt gelezen. Daar luistert Hij graag naar en Hij zal, als reactie daarop, je steeds meer van Zijn Zoon laten zien.

1Pt 2:6. De Schrift getuigt op elke bladzijde van de vreugde die God in de Heer Jezus vindt. Petrus citeert daaruit om te bevestigen wat hij zojuist heeft gezegd. Met een “zie” roept hij op om er goed naar te kijken en tot je te laten doordringen dat het initiatief van God is uitgegaan. Hij heeft “in Sion een uitverkoren, kostbare hoeksteen” gelegd (Js 28:16). De aanhaling dient ertoe om duidelijk te maken dat God Zelf deze steen heeft neergelegd.

In de aanhaling gaat het om Sion of Jeruzalem, maar de toepassing is er ook voor ons. Zowel voor het aardse Jeruzalem als voor het hemelse Jeruzalem geldt dat alleen wat op Christus is gebouwd, blijft bestaan. Omdat jij op Hem je vertrouwen hebt gesteld, zul je “geenszins beschaamd worden”. Dat geldt voor ieder die dat doet, in welke omstandigheden hij of zij zich ook bevindt.

1Pt 2:7. Alleen voor hen die in de Heer Jezus de Uitverkorene van God zien, is dit kostbare. Petrus stelt deze kostbaarheid voor aan het overblijfsel van de Joden aan wie hij schrijft. En niet alleen aan hen. Het is ook ten volle waar voor ieder die gelooft.

Er zijn twee reacties mogelijk als Christus als dat kostbare wordt voorgesteld. De ene reactie is dat men zich gelovig aan Hem toevertrouwt in het besef van Wie Hij is voor God. De andere reactie is dat men Hem ongelovig afwijst. Christus is de toetssteen voor ieder mens. Het is aannemen of ten val komen. Wat voor de gelovige het kostbaarste is, is voor de ongelovige het hatelijkst. Voor wie niet gelooft, is Christus de steen waarover hij struikelt. Weer citeert Petrus een vers van de profeet Jesaja (Js 8:14). Gods Woord heeft voorzegd dat de ongelovige Joden over Hem ten val zouden komen en ze zijn over Hem ten val gekomen.

1Pt 2:8. Dat ze ertoe bestemd zijn om over Hem ten val te komen, wil niet zeggen dat God hen heeft voorbestemd om de Heer Jezus te verwerpen. God bestemt niemand tot verwerping van Zijn Zoon. Hij bestemt wel dat wie ongehoorzaam is, zich aan het woord stoot dat Hij over Zijn Zoon heeft gesproken. Ongehoorzaamheid heeft als onvermijdelijke consequentie een verwerping van het Woord.

Je kunt het vergelijken met een boete die iemand krijgt, bijvoorbeeld voor fout parkeren. Hij is er niet toe bestemd om fout te parkeren, maar als hij fout parkeert, is hij ertoe bestemd om een boete te krijgen. Zo is iemand, van wie de gezindheid tegenover de Heer Jezus afwijzend is, ertoe bestemd zich aan het Woord te stoten. Zo is het niet bij hen aan wie Petrus schrijft en ook niet bij jou. Hoe het dan wel is, zullen we in het volgende stukje zien.

Lees nog eens 1 Petrus 2:3-8.

Verwerking: Hoe staat het met jouw priesterdienst?

Copyright information for DutKingComments