1 Peter 4:5

Vroeger en nu

1Pt 4:1. Het eerste vers sluit weer direct op het voorgaande aan. Dat zie je aan het woord “dus”. Dit woord maakt duidelijk dat er nu een conclusie volgt. Toen Christus op aarde was, heeft Hij “in [het] vlees geleden”. Dat ziet niet op Zijn werk op het kruis, maar op Zijn leven te midden van Godvijandige mensen, hoe godsdienstig ze ook waren. Hij gaf niet toe aan hun vleselijke wensen en liet Zich niet tot enige zonde verleiden. De wil van God was bepalend voor Zijn leven en aan Hem vertrouwde Hij Zich toe. Het gevolg daarvan was, dat Hij lijden te verduren kreeg. Hij leed, omdat Hij volkomen op God gericht was en met de zonde niets te maken wilde hebben. Hij wilde niets doen in onafhankelijkheid van Zijn God. Dit is een gedachte waarmee jij je moet wapenen.

De oproep om je te wapenen laat zien dat er een strijd te voeren is. Als jij in die strijd wilt overwinnen, zoals de Heer Jezus heeft overwonnen, moet je je wapenen. Het wapen is niet een materieel wapen, maar bestaat uit een gedachte. De inhoud van die gedachte is Christus en dat Hij in het vlees geleden heeft. Als je verzocht wordt om te zondigen, haal dan dit wapen tevoorschijn: de gedachte dat Christus in het vlees heeft geleden. Hij heeft geleden en heeft het lijden doorstaan en overwonnen.

Het wezen van deze gedachte is dat Christus het lijden in het vlees heeft ondergaan omdat Hij leefde in het volle vertrouwen op Zijn Vader in het doen van Zijn wil. De satan heeft Hem verzocht door Hem aan te bieden Zijn heerschappij te aanvaarden zonder daarvoor te hoeven lijden (Mt 4:8-10). De mensen hebben Hem verzocht door Hem Koning te willen maken zonder dat Hij zou hoeven te lijden (Jh 6:15). De Heer heeft elke verzoeking afgewezen en gekozen voor het lijden omdat dit Gods weg tot heerlijkheid was.

Iemand die daarin op de Heer Jezus lijkt, is Jozef. Jozef heeft ook geleden omdat hij niet wilde meedoen met de zonde. Hij wilde niet meedoen met de zonden van zijn broers en wilde ook niet meedoen met de zonde waartoe de vrouw van Potifar hem wilde verleiden (Gn 37:2b; Gn 39:9). Daardoor leed hij, net als de Heer Jezus, ter wille van de gerechtigheid. Jij moet je met dezelfde gezindheid wapenen, dat wil zeggen dat je liever lijdt dan zondigt.

Het gaat erom dat je niet toegeeft aan de zonde, waartoe de wereld je voortdurend wil verleiden. Als je lijdt in het vlees, dat is in het lichaam, is het duidelijk dat je met de zonde afgerekend hebt en je daar niet aan overgeeft. Als je er wel aan toegeeft, lijd je niet. Het genieten van de zonde is geen lijden. Je kunt van de zonde genieten (Hb 11:25), maar bedenk wel dat het een tijdelijke genieting is die een bittere en vaak blijvende nasmaak geeft. Christus had niets met de zonde te doen en leed daarom. Voor jou, die Hem wil volgen, zoals je dat, naar ik hoop, in de doop beleden hebt, geldt hetzelfde.

1Pt 4:2. Met je bekering en doop is “de overige tijd” aangebroken om “naar [de] wil van God” te leven. Je hebt in het verleden tijd genoeg verspeeld met het voldoen aan je begeerten. Mag ik je vragen hoe je nu je tijd besteedt in tegenstelling tot vroeger? Het zal toch niet zo zijn dat je gewoon doorgaat met het bovenmatig consumeren van films en ander amusement? Je gaat toch niet nog steeds helemaal op, samen met de wereld, in sport en spel? Je blijft toch niet steeds maar bezig om van je huis een steeds comfortabelere woning te maken?

Het gaat niet altijd om dingen die in zichzelf verkeerd zijn. Waar het om gaat, is dat het dingen zijn die het leven bepalen van mensen die geen rekening houden met de wil van God, maar naar hun eigen begeerten leven.

1Pt 4:3. Bij die mensen hoorde jij vroeger ook en op die manier leefde jij ook. Dat is toch zeker wel veranderd bij je bekering tot God en je overgave aan de Heer Jezus? Je hebt vanaf dat moment een totaal ander levensbeginsel gekregen en een totaal andere inhoud en een totaal ander doel van je leven. Als dat realiteit voor je is, zal dat te zien zijn aan een werkelijke verandering van het gebruik van je tijd.

Het is “genoeg”, welletjes, “geweest”, met het volbrengen van “de wil van de volken”. Weg ermee! Die tijd is voorbij! Petrus herinnert aan die tijd. Het is soms nodig en nuttig om nog eens aan het verleden te worden herinnerd. Dat gebeurt niet om de zonden weer aan te rekenen, maar om te laten zien waarvan je verlost bent, uit wat voor een poel van verderf je gered bent. Het zal je helpen om je dankbaarheid jegens God en je toewijding aan de Heer Jezus groter te maken.

Kijk maar wat de wil van de volken is, waar zij naar verlangen en vergelijk dat met de wil van God, wat Hij met je van plan is. De volken wandelen in volledige opstand tegen God en in een volkomen volgen van de eigen wil waarin zij op de meest perverse wijze hun lusten zoeken te bevredigen. Zij laten zich door niemand iets gezeggen en alle ongerechtigheid wordt ingedronken als water. Ze geven zich over aan alles wat de lichamelijke en geestelijke behoeften kan bevredigen. Daarbij ontzien ze niemand en geven ze ook de gezondheid van hun eigen lichaam prijs. Ongeremde seks, bandeloos eten en drinken en volledige overgave aan demonen vormen de ingrediënten van dit liederlijke leven.

1Pt 4:4. Ze vinden het maar vreemd dat jij je niet met hen in “dezelfde uitspatting van liederlijkheid” stort. Jouw nieuwe gedrag komt vreemd en onbegrijpelijk over bij hen die vroeger jouw vrienden waren. Omdat je niet meer meedoet, zullen ze allerlei lasterlijke dingen van je gaan vertellen. Ze begrijpen niet dat God voor je zorgt. Als je iets krijgt, zullen ze bijvoorbeeld rondvertellen dat je het gestolen hebt. Trek het je niet aan en maak je er niet druk om.

1Pt 4:5. Je mag het overgeven aan Hem Die rechtvaardig oordeelt (1Pt 2:23). Hij staat gereed om “levenden en doden te oordelen”. Het oordeel over de levenden zal de Heer Jezus uitvoeren als Hij komt om Zijn koninkrijk te vestigen (Mt 25:31). Het oordeel over de doden zal Hij uitvoeren tussen de afloop van het vrederijk en het aanbreken van de eeuwige toestand (Op 20:11). Zowel levenden als doden “zullen rekenschap” moeten afleggen aan Hem van Wie ze tijdens hun leven niets wilden weten en daarom hen die Hem beleden, hebben vervolgd en bespot en belasterd.

1Pt 4:6. Met het oog op dat oordeel is vroeger al aan mensen een blijde boodschap verkondigd. De Schrift noemt dat het “eeuwig evangelie” (Op 14:6-7). De inhoud van dat evangelie is dat ieder die zichzelf als schuldig voor God erkende en Gods oordeel over zijn leven als mens in het vlees als terecht aanvaardde, levend werd gemaakt door de kracht van de Heilige Geest. Zo is het door alle tijden heen de Geest Die levend maakt en daardoor deel geeft aan de opgestane Christus en Zijn toekomst. Dit betekent een bemoediging voor de gelovigen aan wie Petrus schrijft. Het is ook een bemoediging voor jou die ook het evangelie hebt aangenomen. Zowel voor hen als voor jou gaat het daarbij om het evangelie in de rijkere vorm ervan: het evangelie van de genade.

In 1Pt 4:5 heb je gelezen dat de Heer Jezus gereed staat om te komen en het oordeel te voltrekken over alle goddeloosheid (vgl. Jk 5:9). Dat betekent dat het einde van alle dingen nabij is. Dat is al zo wanneer Petrus deze brief schrijft. Hoeveel te meer is dat dan het geval in de tijd waarin wij leven. Dat het nog steeds niet is gekomen, is te danken aan de lankmoedigheid van God, Die niet wil dat iemand verloren gaat (2Pt 3:9).

1Pt 4:7. Als je eraan denkt dat het einde nabij is, kan dat je moed geven. Het is niet lang meer en dan wordt aan alle snoeverij van de mens een einde gemaakt. Ook aan alles waar een mens zijn hoop op heeft gevestigd, zal dan een einde komen. Je kunt hierbij denken aan zijn zelfgemaakte godsdienst met zijn zelfgevormde beeld van God. Het materialisme en het spiritualisme worden geoordeeld bij de komst van de Heer Jezus. Dan zal het ook voorbij zijn met alle laster, spot en vervolging van hen die hun vertrouwen hebben gesteld op de Heer Jezus.

Als de Heer Jezus komt en alle ongerechtigheid heeft geoordeeld, kan het vrederijk aanbreken. Als je daarnaar kijkt, geeft dat kracht om te dragen en te verdragen wat anders niet te dragen en te verdragen zou zijn. Laat je niet opjutten door de waan van de dag, waardoor je tot een verkeerd handelen zou komen.

“Wees dus bezonnen”, reageer rustig en bedachtzaam. Laat je leiden door Gods Woord. Houd je oog gericht op de komst van de Heer. Dan zul je alles om je heen in zijn ware perspectief kunnen zien.

Wees ook “nuchter”, dat wil zeggen dat je de tijdgeest niet toestaat je blik te vertroebelen, maar dat die zuiver blijft. Bekijk wat er op je afkomt in het licht van God en van de toekomst, zodat je de dingen ziet zoals ze werkelijk zijn en niet naar de schijn waarin ze zich aan je voordoen. Die nuchterheid maakt je niet overmoedig, maar brengt je tot het doen van “gebeden”. Het echte besef dat je in de eindtijd leeft, zal je tot diepe afhankelijkheid van God brengen.

1Pt 4:8. Na zo de verhouding met God te hebben voorgesteld, komt vervolgens de verhouding van christenen tot elkaar aan de orde. Wat daarbij “vóór alles” belangrijk is, is dat er “vurige liefde tot elkaar” is. Een echte en hechte band onder christenen is vooral te merken aan de belangstelling die er voor elkaar is. Dan leer je elkaar ook kennen, zowel wat betreft de sterke eigenschappen als de zwakheden.

In de eindtijd is het meer dan anders van belang dat het gezelschap van gelovigen elkaar opzoekt en elkaar bemoedigt (Hb 10:24-25). Echte liefde zoekt wat tot welzijn is van de ander. Dan worden niet de zwakheden en zonden opgerakeld (Sp 16:27a), maar juist bedekt (Sp 10:12). De fouten van anderen zien en breed uitmeten is niet de liefde die de Heer heeft. Hij ziet geen zonden meer in de Zijnen, maar bedekt ze met Zijn liefde.

Dat betekent niet dat je kwaad geen kwaad meer zou mogen noemen. Het betekent wel dat er na een zonde zo snel mogelijk veroordeling en zo snel mogelijk vergeving moet zijn. Liefde kan niet leven met de zonde. Als iemand een zonde doet, zal de liefde er alles aan doen om de broeder die gezondigd heeft daarvan te overtuigen, zodat de zonde kan worden beleden en weggedaan (Mt 18:15). De duivel zal altijd proberen om in het midden van de gelovigen tweedracht te brengen, vaak door kleine dingen. Dat zal hem niet lukken als we vurige liefde voor elkaar hebben.

1Pt 4:9. Die liefde zal zich ook uiten door “gastvrij” te zijn. Daarbij gaat het niet alleen om je vrienden, maar juist om mensen die je niet kent. ‘Gastvrij’ betekent letterlijk ‘liefde voor vreemden’. Als er een gelovige bij je komt die je niet kent, behoor je zo iemand niet alleen een maaltijd, maar ook een thuis aan te bieden. Laat hem voelen dat hij welkom is en dat jouw hele huis hem ter beschikking staat. Dat betekent niet dat je naïef moet zijn, maar dat je die houding moet hebben.

Niet voor niets voegt Petrus eraan toe dat je daarbij niet mag mopperen. Dat kan namelijk zomaar gebeuren. Een plotselinge gast kan je programma danig in de war sturen. Je kunt het ook lastig vinden omdat je net alles hebt opgeruimd en nu weer van alles tevoorschijn moet halen voor die vreemde gast. En wat te denken van de kosten die aan dit bezoek verbonden kunnen zijn. Neem daarom dit woord ter harte en ga niet mopperend of zelfs maar uitgerekend te werk, maar betoon een overvloed aan gastvrijheid. Nodig elkaar uit, neem elkaar op, neem elkaar aan en dien elkaar.

Lees nog eens 1 Petrus 4:1-9.

Verwerking: Wat is in de eindtijd vooral belangrijk?

Copyright information for DutKingComments