1 Samuel 10:1

Inleiding

Dit hoofdstuk heeft twee delen. In beide delen gaat het over het aanwijzen van Saul als koning. We zien hoe in de hele voorbereiding daarop God zeer bezig is met Saul.

In het eerste deel (1Sm 10:1-16) wordt Saul in het verborgene door Samuel, dat wil zeggen door God, voorbereid op het koningschap, terwijl nog geen mens in Israël van zijn koningschap weet. Saul is niet vanaf het begin door God verworpen. In de voorbereiding op zijn koningschap geeft God hem gelegenheden Hem te leren kennen om te weten hoe hij moet regeren. Deze voorbereiding is ook van belang voor iedere gelovige, want de Heer heeft een dienst, een opgave, voor iedere gelovige.

In het tweede deel (1Sm 10:17-27) wordt Saul openlijk aangewezen. Niet Samuel wijst hem aan, opdat het niet zou lijken dat hij erachter zit, maar God wijst hem aan. God doet dat op een manier dat het volk de keus voor Saul aan niemand anders dan aan zichzelf kan toeschrijven.

Saul tot koning gezalfd

Saul wordt gezalfd uit een kruik, David uit een oliehoorn (1Sm 16:13). Een kruik is breekbaar. Het is hier een symbool van het koningschap van Saul dat niets meer is dan mensenwerk en ten slotte verbroken zal worden. Olie spreekt van de Heilige Geest. God geeft hiermee aan dat Hij Saul wil gebruiken, maar dat Saul zich dan wel door de Heilige Geest moet laten leiden. Later wordt Saul ook door de Geest geleid, echter slechts uiterlijk (1Sm 10:10). De hoorn waaruit David wordt gezalfd, is niet breekbaar, maar spreekt van kracht (1Sm 2:10). De hoorn komt van een rein dier dat eerst aan God is geofferd, en daarin ligt de kracht. Uitoefening van het koningschap kan alleen op de grondslag van het offer.

Er is bij Samuel geen jaloersheid (vgl. 1Ko 13:4b), maar respect. Hij onderwerpt zich met een kus van liefde aan de nieuwe koning. Dat doet hij niet in het openbaar, maar in dit persoonlijke onderhoud, als een uiting van zijn hart. Hij is de eerste die zonder opzien te baren Saul vanaf dat ogenblik als zijn nieuwe koning erkent. Hier zien we een liefde die “niet haar eigen [belang] zoekt” (1Ko 13:5b; vgl. 1Ko 10:24). In een wereld vol egoïsme is de vreugde om de voorspoed van een ander, bijvoorbeeld om de promotie van een collega, zeldzaam.

Samuel handelt in Naam van de HEERE en zalft Saul tot vorst over het “eigendom” van de HEERE, dat is Zijn land. Dat betekent een grote verantwoordelijkheid. Hij moet dat eigendom beschermen, ervoor zorgen, het beheren voor de HEERE en daarover aan Hem verantwoording afleggen.

Copyright information for DutKingComments