1 Samuel 10:17-27

Saul wordt als koning voorgesteld

Na Gods privéhandelingen met Saul in het verborgene wordt Saul nu aan het volk voorgesteld. Samuel roept daartoe het volk op om bij de HEERE in Mizpa te komen. Het volk wordt in Gods tegenwoordigheid geplaatst. Samuel treedt op als vertegenwoordiger van de HEERE. Hij herinnert het volk nog eens aan Wie God is en wat Hij voor hen heeft gedaan. Daartegenover stelt hij dat ze nu hun God verwerpen, Die zo goed voor hen is geweest, en dat ze in Zijn plaats een mens als leider verkiezen.

Saul wordt door het lot aangewezen. Op deze wijze wordt elke verdachtmaking aan een vooropgezet plan door Samuel, of de gedachte aan een geheime afspraak tussen Samuel en Saul, onmogelijk gemaakt. Het is voor iedereen duidelijk dat de HEERE Saul aanwijst. “Het lot wordt in de schoot geworpen, maar elke beslissing daardoor komt van de HEERE” (Sp 16:33). Het lot “doet geschillen ophouden” (Sp 18:18a).

Als men Saul naar voren wil halen, blijkt hij onvindbaar. Zou dat het volk in zijn enthousiasme kunnen remmen? Zouden ze hierdoor op hun schreden terugkeren? Het lijkt een laatste poging van de HEERE te zijn om Zijn volk tot inkeer te brengen.

Als Saul niet te vinden is, wordt aan de HEERE gevraagd of de man wel gekomen is. Dit zal ongetwijfeld gebeurd zijn via de hogepriester door middel van de urim en de tummim (Ex 28:30; Nm 27:21; vgl. Ri 20:27-28). Bij een zo belangrijke vergadering van het volk waar een koning wordt gekozen, zal de hogepriester zeker aanwezig zijn geweest, hoewel dit niet uitdrukkelijk wordt vermeld. Hoofdpersoon is niet de priester, maar Samuel die als profeet van de HEERE de leiding bij deze samenkomst heeft.

De HEERE antwoordt en laat weten dat Saul zich heeft verstopt tussen de bagage. Saul lijkt een stuk bagage te zijn geworden, iets dat door anderen wordt versleept, terwijl er nuttige zaken in zitten. Is dit verstoppen een daad van bescheidenheid of een daad van angst? Ziet hij op tegen de verantwoordelijkheden die het koningschap met zich meebrengt?

Hij weet van tevoren dat hij door het lot zal worden aangewezen. Toch loopt hij weg. Voor God kun je echter niet weglopen. Weglopen is niet goed en werkt niet ten goede van Gods volk. Het komt voort uit een denken aan jezelf en niet aan de belangen van God en Zijn volk. Het uiteindelijke gevolg is dat de mens wordt verhoogd en niet God.

De Heer Jezus heeft Zich ook aan de menigte onttrokken toen ze Hem koning wilden maken (Jh 6:15). Bij Hem wordt hierin Zijn volmaaktheid openbaar. Hij wil niet de koning naar de vleselijke wensen van het volk zijn. Het is op dat moment niet de tijd van de Vader om Zich als Koning te openbaren. Eerst moest Hij de verheerlijking van Zijn Vader op aarde volkomen volbrengen.

Als Saul te midden van het volk staat, spreekt Samuel niet over Saul als de keus van het volk, maar als de keus van de HEERE. Dat is niet om de verantwoordelijkheid van het volk weg te nemen, maar omdat niemand beter weet wat de keus van het volk is, dan de HEERE. Daarom heeft Hij een man uitgekozen met wie niemand kan concurreren. De man beantwoordt volledig aan de smaak van het volk.

Als het volk hem ziet, zijn ze dan ook allemaal diep onder de indruk van deze geweldige man en ze bejubelen hem. Saul is een man van wie elke centimeter koning is. Hij steekt met kop en schouders boven het volk uit. Maar… waarmee hij boven het volk uitsteekt, zal bij zijn dood van hem worden afgehakt (1Sm 31:8-9). Ook de nieuwtestamentische Saul steekt boven zijn leeftijdsgenoten uit (Gl 1:14; Fp 3:4b-6). Hij wordt echter in een ontmoeting met de verheerlijkte Heer klein gemaakt. De man die hoog in het zadel zat, ”viel op de grond” (Hd 9:4).

De Israëlieten vergelijken hun koning met zichzelf en niet met de HEERE. Dat komt neer op het vergelijken van onszelf met onszelf (vgl. 2Ko 10:12b). Dat doen we namelijk als we onszelf met andere mensen vergelijken. De anderen zijn evenzeer mens als wij dat zijn.

Reacties op de aanstelling van Saul

Samuel legt op een boekrol vast wat van belang is naar aanleiding van de keus van het volk. Eerder heeft hij verteld wat de koning zal doen (1Sm 8:11), nu legt hij het volk het recht van het koningschap voor, de wetten en inzettingen voor het volk. Het is niet ondenkbaar dat Samuel bij deze gelegenheid eenvoudig de koningswet heeft overgeschreven (Dt 17:14-20). Wat hij heeft geschreven, legt hij neer “voor het aangezicht van de HEERE”, dat wil zeggen bij de ark (Dt 31:26). Na deze gebeurtenissen laat Samuel het hele volk gaan, ieder naar zijn huis, naar de eigen, vertrouwde woonomgeving.

Saul gaat ook naar zijn huis en nog niet naar de troon. Het gejuich is verstomd. Het volk heeft de koning die ze willen, maar de verbondenheid aan hem lijkt niet groot te zijn. Alleen zij, bij wie God dat in hun hart heeft gewerkt, gaan met hem mee. Zij erkennen Saul als door God over hen aangesteld. Misschien zou er anders helemaal niemand met de nieuw gekozen koning mee zijn gegaan. Ook David zal later Saul erkennen, zoals Samuel dat ook heeft gedaan.

Er zijn ook mensen die niets in Saul zien. Dat is niet omdat ze meer van de HEERE verwachten dan van deze man. Zij leggen zich eenvoudig niet bij de keus van God neer, misschien wel uit jaloersheid dat hij en niet zij tot leider zijn gekozen. Elke keus van God maakt de gedachten van harten openbaar. Ze hadden hun vraag (1Sm 10:27) moeten stellen toen het om God ging. Nu is het een foute vraag. Op deze uitingen reageert Saul op een goede manier. We kunnen daaraan een voorbeeld nemen als er van onze lelijke dingen worden gezegd.

Copyright information for DutKingComments