1 Samuel 12:11

Rechtvaardige daden van de HEERE

Nadat Samuel door het volk volkomen rechtvaardig is verklaard in zijn optreden, begint hij niet met hen te verwijten hoe dom ze bezig zijn door hem af te zetten. Hij zoekt alleen de eer van God. Daarom geeft hij een overzicht van wat zij met God hebben beleefd en God met hen.

Om het volk tot een diepere kennis van hun zonde te brengen benadrukt Samuel wat de HEERE voor hen heeft gedaan. Híj is het Die Mozes en Aäron heeft geroepen en Híj is het Die door hen hun vaderen heeft bevrijd uit Egypte. Als dan de HEERE dit toen heeft gedaan en Hij nu als Getuige aanwezig is bij de verklaring van de onbaatzuchtigheid en onpartijdigheid van Samuel, dan heeft het volk ernstig gezondigd door nu zelf een koning te begeren. In de persoon van Samuel hebben ze de HEERE hun God verworpen (1Sm 8:7), Die hun leiders heeft gegeven.

Samuel is de laatste richter en de eerste profeet (Hd 13:20b). Hij is de afsluiting van een oud en het begin van een nieuw tijdperk. Zijn laatste woorden wijdt hij aan de rechtvaardige daden van de HEERE voor Zijn volk. Hij houdt hun de oorzaak van hun ellende voor en de weg om daarvan bevrijd te worden. Met “al de rechtvaardige daden van de HEERE” bedoelt Hij al de weldaden die de HEERE aan Zijn volk heeft verleend. Deze daden zijn het resultaat van Zijn trouw aan Zijn verbond. Op grond daarvan heeft Hij Zijn beloften aan Zijn volk vervuld.

De eerste rechtvaardige daden van de HEERE die Samuel vermeldt, zijn het bevrijden van de Israëlieten uit Egypte en het brengen van hen in het land Kanaän. Dat heeft de HEERE door Mozes en Aäron gedaan. Mozes en Aäron hebben wel het volk bevrijd uit Egypte, maar zij zijn geen koning geworden. Zij zijn Gods instrumenten geweest om Zijn wil uit te voeren. En als God Mozes “koning in Jesjurun” noemt (Dt 33:5a), doet Hij dat Zelf en niet het volk.

Samuel laat vervolgens de reactie van het volk op de zegeningen van God zien. Hij begint met “maar” (1Sm 12:9). Dat geeft een tegenstelling van de kant van het volk aan. Het volk heeft de zegeningen van God telkens met ontrouw beantwoord. Vanwege de ontrouw van het volk, hun verlaten van de HEERE, heeft Hij hen in de macht van de vijand overgegeven. Na verloop van tijd hebben ze dan ontdekt dat deze vijanden harde meesters zijn en zijn ze begonnen tot de HEERE te roepen. En altijd heeft Hij geantwoord en uitredding gegeven. Zo is de HEERE hun bevrijder geweest vanaf Egypte tot nu toe.

De rechtvaardige daden van de HEERE blijken zowel uit het feit dat Hij hen heeft moeten overgeven in de hand van vijanden vanwege hun afval van Hem als uit de bevrijding van het volk uit de hand van hun vijanden. Deze daden vinden we in het boek Richteren. Samuel verwijst naar enkele gebeurtenissen uit dat boek.

Daaruit blijkt dat God steeds gebruikt wie Hij wil. Hij is soeverein. Samuel erkent dat hij slechts een van meerderen is. God kan verlossen door wie Hij wil, ook door één of door meerderen. Geen van deze verlossers is koning geworden. Gideon weigert het zelfs uitdrukkelijk als het hem gevraagd wordt (Ri 8:22-23).

Copyright information for DutKingComments