‏ 1 Samuel 13:14

Samuel verwijt Saul

Hier staat dat Saul altijd koning zou zijn gebleven als niet hij had gezondigd. Dat God David in gedachten had, verandert niets aan het falen van Saul. Het is zijn eigen schuld dat zijn koningschap van hem wordt weggenomen. Een daad van ongehoorzaamheid kan grote gevolgen hebben, zowel voor de persoon als ook voor zijn nageslacht. We zien dit ook bij Adam. Het koningschap wordt Saul niet direct ontnomen. De verwerping van Saul gaat in fasen. Pas in 1 Samuel 15 wordt het koningschap van hem weggenomen (1Sm 15:26). Hier wordt het erfelijk koningschap van hem afgenomen door tegen hem te zeggen dat hij geen opvolger zal hebben.

Nadat Samuel tegen Saul heeft gezegd dat zijn koningschap geen stand zal houden, spreekt hij in feite daarna over de Heer Jezus. De Heer Jezus is de ware Man naar Gods hart. Van Hem is David een voorafschaduwing. In tweede instantie spreekt Samuel over David, die ook een man naar Gods hart is, maar wel feilbaar blijkt te zijn. David is de opvolger van Saul.

Samuel gaat bij Saul weg. Het lijkt er niet op dat Saul zijn best doet om Samuel bij zich te houden. Het lijkt er ook niet op dat Saul geraakt is door de woorden van Samuel. We merken in elk geval niets van een bekering of verootmoediging vanwege zijn ongehoorzaamheid. Het enige waaraan Saul kan denken, is hoe groot zijn leger is. Daarom telt hij het. Zijn leger blijkt uit ongeveer zeshonderd man te bestaan, nog altijd twee keer zoveel als Gideon destijds had. Voor het geloof zou het meer dan genoeg zijn.

Copyright information for DutKingComments