1 Samuel 13:8-14

Saul is ongeduldig en offert

Saul moet zeven dagen in Gilgal wachten. Dat heeft Samuel hem gezegd. Dit zal de grote proef worden, zoals de grote proef van geloof altijd geduld is, wachten op Gods tijd. Veel van Gods werk komt niet tot stand door een ongeduldig, dat wil zeggen voortijdig handelen van de mens. Het gaat erom dat de volharding of het geduld “een volmaakt werk” heeft (Jk 1:4). Het vlees is echter ongeduldig. Wachten valt ons zwaar. We hebben vaak haast. Kijk maar naar de snelweg, waar we als gelovigen overheen jagen en ons ergeren als iemand ons niet laat passeren. Saul kan niet wachten omdat hij niets van de HEERE in zich heeft.

Door te moeten wachten op Samuel is ook duidelijk dat Samuel nog steeds de werkelijke verbinding tussen God en Zijn volk is. Saul, de soldaat, die klaar is voor de strijd, moet wachten op de profeet van God, die zal zeggen wat hij moet doen. Saul wacht dan ook. Totdat hij ziet dat het volk bij het verstrijken van de tijd steeds banger wordt en begint weg te lopen. Hij ziet zijn leger slinken. Met het slinken van het leger, slinkt ook zijn geduld om op Samuel te wachten.

Geduld opbrengen kan een prestatie van het vlees zijn. Saul kan het opbrengen om het voorgeschreven gebod te houden en wacht zeven dagen. Om nog langer te wachten is geloof nodig (Jk 1:3) en dat heeft Saul niet. Hij beveelt dat het brandoffer en de dank- of vredeoffers bij hem worden gebracht, zodat hij kan offeren.

Hoewel hij geen priester is, offert hij. Hij meent dat hij als koning daar wel het recht toe heeft. Het is een daad van vermetelheid. Een dergelijke daad is de latere koning Uzzia duur komen te staan, want hij wordt door God gestraft met melaatsheid op zijn voorhoofd. Die melaatsheid houdt hij tot de dag van zijn dood (2Kr 26:16-21).

Waarom offert Saul en gaat hij niet zonder te offeren op de vijand af? Het lijkt erop dat hij nog een schijn van godsdienst wil ophouden. Zo gaan veel gelovigen naar de kerk of de samenkomst en doen wat passend is, alleen om de uiterlijke schijn hoog te houden, terwijl er innerlijk niets is wat op de Heer is gericht. Het is alleen voor anderen.

Als Saul het brandoffer heeft gebracht en hij aanstalten maakt om de dank- of vredeoffers te brengen, verschijnt Samuel op het toneel. Saul laat de offers voor wat ze zijn en gaat naar Samuel om hem te begroeten. Hij weet hoezeer hij Samuel nodig heeft en hij is zich ook bewust dat hij iets heeft gedaan, waarvan Samuel heeft gezegd dat hij dat zelf zal doen.

Voordat Saul iets kan zeggen, stelt Samuel Saul de vraag: “Wat hebt u gedaan?” Het is de vraag naar de geestelijke toestand waarin de aangesprokene zich bevindt. Deze vraag moet iemand ertoe brengen eerlijk voor de dag te komen met zijn daden. Het is een volgende vraag die God aan een mens heeft gesteld. De eerste vraag is aan Adam: “Waar bent u?” (Gn 3:9). De vraag ‘wat hebt u gedaan’, stelt God aan Kaïn, nadat deze Abel heeft gedood (Gn 4:10).

De drie uitvluchten van Saul laten zien dat hij niet met God, maar alleen naar eigen mogelijkheden rekent. Als God in het denken van een mens geen plaats inneemt, gaat hij zelf zitten denken en komt dan tot verstandelijke conclusies die hem tot verkeerde beslissingen leiden.

1. Hij ziet dat mensen hem verlaten. Omdat zijn vertrouwen op mensen is en niet op God, komt hij tot een daad van ongeloof. Zou hij trouwens de oorlog kunnen winnen met mensen die net zo weinig geloof bezitten als hijzelf?

2. Zijn gebrek aan geloof wordt openbaar als hij ziet dat Samuel niet op de afgesproken tijd komt. Indirect beschuldigt hij Samuel van woordbreuk.

3. Zijn ogen zijn op de macht van de vijand gericht, terwijl hij op God had moeten zien; zijn ogen hadden op Gods macht gericht moeten zijn.

Het denken van de mens zoekt altijd uitwegen. Hij stelt God voor als een God Wiens gunst eerst moet worden verworven, alsof het een afgod betreft. Saul heeft de moed van het vlees dat zichzelf oppept tot daden. Hij legt de schuld bij de omstandigheden. Eigenlijk zegt hij: ‘Ik werd gedwongen zo te handelen vanwege de omstandigheden. Ik wilde het niet doen, maar ik kon niet anders toen ik zag dat de Filistijnen op mij afkwamen.’ Wij zijn allemaal geneigd tot eenzelfde manier van spreken. Als we een hard woord hebben geuit of een domme handeling hebben verricht of geweigerd hebben te gehoorzamen, geven we ook gemakkelijk de schuld aan de omstandigheden.

Saul wil al zijn handelingen bedekken met de goede daad die hij meent te hebben verricht in het offeren van het brandoffer. Huichelaars leggen een grote nadruk op uiterlijke handelingen van godsdienstige aard en menen zich daardoor vrij te pleiten van een wetsovertreding.

Samuel verwijt Saul

Hier staat dat Saul altijd koning zou zijn gebleven als niet hij had gezondigd. Dat God David in gedachten had, verandert niets aan het falen van Saul. Het is zijn eigen schuld dat zijn koningschap van hem wordt weggenomen. Een daad van ongehoorzaamheid kan grote gevolgen hebben, zowel voor de persoon als ook voor zijn nageslacht. We zien dit ook bij Adam. Het koningschap wordt Saul niet direct ontnomen. De verwerping van Saul gaat in fasen. Pas in 1 Samuel 15 wordt het koningschap van hem weggenomen (1Sm 15:26). Hier wordt het erfelijk koningschap van hem afgenomen door tegen hem te zeggen dat hij geen opvolger zal hebben.

Nadat Samuel tegen Saul heeft gezegd dat zijn koningschap geen stand zal houden, spreekt hij in feite daarna over de Heer Jezus. De Heer Jezus is de ware Man naar Gods hart. Van Hem is David een voorafschaduwing. In tweede instantie spreekt Samuel over David, die ook een man naar Gods hart is, maar wel feilbaar blijkt te zijn. David is de opvolger van Saul.

Samuel gaat bij Saul weg. Het lijkt er niet op dat Saul zijn best doet om Samuel bij zich te houden. Het lijkt er ook niet op dat Saul geraakt is door de woorden van Samuel. We merken in elk geval niets van een bekering of verootmoediging vanwege zijn ongehoorzaamheid. Het enige waaraan Saul kan denken, is hoe groot zijn leger is. Daarom telt hij het. Zijn leger blijkt uit ongeveer zeshonderd man te bestaan, nog altijd twee keer zoveel als Gideon destijds had. Voor het geloof zou het meer dan genoeg zijn.

Copyright information for DutKingComments